Alcoholmisbruik bij jongeren

Happy hour in de zuipzone

De Standaard – 13.11.2018 – Ignaas Devisch

Onlangs bleek dat het alcohol­misbruik bij Leuvense studenten alarmerend fors is toegenomen (DS 31 oktober). Er zijn goeie redenen om te vooronderstellen dat het op andere plaatsen niet anders of misschien zelfs erger is. Neem nu de beruchte Overpoort in Gent, samen met het Glazen Straatje de beroemdste straat uit de Arteveldestad. Helaas staat ze vooral symbool voor geweld, drugs, verloedering en drankmisbruik. Dat is trouwens oud nieuws. Zowat tien jaar geleden verscheen in ­deze krant een alarmerend artikel met als titel ‘Overpoort is een zorgenkind’ (DS 10 oktober 2008). Toen ging het om onveiligheid, drankmisbruik en geweld en heette het dat er dringend een plan van aanpak zou worden opgesteld. We zijn tien jaar verder en nil novi sub sole. De klachten nemen zelfs toe: bendes die van buiten de stad komen om amok te maken, jonge meisjes die worden lastiggevallen.

De rode draad door dit alles? Bovenmatige alcoholconsumptie. Vorige week nog zag ik een, naar schatting, veertienjarige een volle maaginhoud naar buiten werken. Het was toen vijf uur in de namiddag. Dat is helaas geen uitzondering. Mijn observaties zijn anekdotisch, maar dagelijkse fietspassages tussen auditoria leveren aardig wat pijnlijke vaststellingen op. Met stip op nummer één: er wordt niet gedronken, maar gezopen. De vele bars en dansclubs trekken jongeren aan met maar één bedoeling: zo snel mogelijk iedereen het delirium injagen. Niet plezier maar geld is het doel en studenten zijn daartoe het middel. Met structureel drankmisbruik op jonge leeftijd tot gevolg. Dag na dag. Nacht op nacht. En de centen blijven rollen.

Tijdens piekmomenten zet de politie de buurt af met dranghekken, zodat de ergste uitwassen beperkt blijven tot deze moderne versie van The waste land zoals T.S. Eliot het beschreef. Dat zal ongetwijfeld goedbedoeld zijn, maar het heeft een averechts effect. Je creëert een zuipzone met spelregels die ergens anders niet gelden, waardoor je onwillekeurig alcoholmisbruik aanmoedigt. Want daar mag – of moet – het. Ambulances rijden ondertussen op en af om de ergste gevallen af te voeren. De dag erna ontwaken de slachtoffers uit hun alcoholcoma, een beetje zoals de echte Lazarus ooit door Jezus uit de dood zou zijn opgewekt. Tijdens het ochtendkrieken komt ondertussen de dagelijkse schoonmaakploeg langs die de goorste smeerlapperij wegpoetst. Waarna het feest (?) kan herbeginnen. Wie denkt dat ik overdrijf, nodig ik uit tot een vroege ochtendwandeling. Trek gerust stevig schoeisel aan om je door de kotsplassen en het vuilnis te waden.

De vraag is even eenvoudig als afgrondelijk: waarom tolereren we dit? Waarom sluiten we onze ogen voor een goor winstmodel dat jongeren het drankmisbruik induwt? Terwijl we op andere plaatsen affiches uithangen in het kader van preventiecampagnes ­tegen alcoholmisbruik organiseren we daar een collectieve zelfdestructie op de kap van mensen die letterlijk nog aan het groeien zijn. Uiteraard is die straat maar één triest voorbeeld van een breed gedeeld probleem: de aanmoediging van gezuip en de economische exploitatie ervan. We reageren haast panisch als jongeren wat jointjes rollen, twijfelen over hun seksuele identiteit of vaak naar porno kijken. Maar alcohol in sloten naar binnen werken, is blijkbaar geen probleem. Dat is behoorlijk inconsequent.

Natuurlijk mogen studenten feesten. Het liefst zo veel mogelijk zelfs. Student zijn is heerlijk. Zelf heb ik er met volle teugen van genoten en vrienden gemaakt voor het leven. Dus: proef de wereld, ga uit, dans, lach, vrij en zing. En een glas kan daar zeker bij. Laten we daarom vooral niet de fout maken om voortaan iedereen die wat wijn of bier drinkt scheef te bekijken. De moralisering van ons gedrag is al ver genoeg doorgeschoten. Jongeren moeten bovendien de kans krijgen om grenzen af te tasten en zich op het latere leven voor te bereiden. Kortom: lang leve het gefeest, de overdrijving en de gulzigheid. Niets mooiers dan je te verliezen in het leven.

Maar een zuipzone organiseren in een stad die zichzelf zo graag als gezellig omschrijft, heeft weinig tot geen uitstaan met het leven ontdekken. Veel jongeren die naar de Overpoort gaan, zijn al dronken door het gulzige ‘inpilsen’ vooraf. Of ze worden het snel door de vele happy hours die pronken op de ramen van de bars. Vaak verkopen die flessen sterkedrank tegen spotprijzen die vervolgens met hoge snelheid ad fundum naar binnen worden gewerkt. Waarna de nacht nog moet beginnen. Dan moet je kapot.

Bij deze mijn oproep aan de onderhandelaars van een nieuw stadsbestuur: mag het, zodra de posten verdeeld zijn, over dit soort problemen gaan? Er is niets progressiefs aan het laten voortbestaan van deze aberratie. Zoals die ene zin uit The waste land bloklettert: SCHIET ALSJEBLIEFT OP HET IS TIJD.

Ignaas Devisch doceert medische filosofie en ethiek aan de UGent en de Artevelde-hogeschool. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag.

Huis- en tuindieren

Gisteren is ons Bella, na bijna drie maanden afwezigheid, terug naar huis gekomen. Waar ze al die tijd gezeten heeft weet ik niet, maar het moet er in elk geval goed geweest zijn, want ze is ferm gegroeid en verdikt. Nu maar hopen dat Remco, waar ze bang van is, haar niet terug wegjaagt.

Zo te zien lukte het gisteren wel, en ze heeft ook de ganse nacht bij mij geslapen. Ik reken er op dat ze haar tweede thuis waar ze al die weken gelogeerd heeft, vergeet en definitief voor ons kiest.Ik heb vandaag een egelhuisje in de tuin geplaatst. Ik hoop dat ik een goed plaatsje gekozen hebben. Het optrekje ziet er nog wat te nieuw uit, maar de winter, en in het voorjaar de klimop, zullen hun werk wel doen, en er een beschut stekje van maken zodat het bewoond geraakt.

Het kistje

Ik heb al gemerkt door te tuinieren, dat sommige planten moeten afgezien hebben om te kunnen bloeien en bloemen te krijgen. Sommigen moeten zelfs eerst bevroren gweest zijn. Anderen die gaan dan weer wel kapot aan teveel slecht weer of onvruchtbare grond.

Zo ook bij mensen. En waaraan dat ligt? Ik weet het niet, wellicht aan de aard van het beestje. Als je naast je beproevingen ook de juiste karaktertrekken meegekregen hebt, red je het misschien wel, en wanneer die ontbreken en je eerder de neiging hebt om negatieve oplossingen te zoeken, zal je waarschijnlijk van kwaad naar erger gaan.

Is het dan toch wel allemaal een kwestie van geluk en toeval? Misschien wel. Net zoals met plantgoed voor de tuin, moet je met veel dingen gewoon stom geluk hebben: het juiste moment, de beste omstandigheden, de positiefste voorgeschiedenis misschien ook, de gepaste omgeving waarin je terecht komt…

Waarom lukt het de ene wel, en de andere niet? Zoals men van een goede tuinier zegt dat hij groene vingers heeft, is het misschien wel zo, dat je voor alles waar je in het leven mee in aanraking komt, groene vingers moet hebben.

Ik ben vandaag een heel eenvoudig gedicht tegen gekomen, waarin duidelijk is, dat we het ons heel gemakkelijk kunnen maken. Ik ga het ter harte nemen.

Het kistje

Alles is gedaan,
niets helpt,
doe niets.

Overal komt narigheid van,
nergens is vrede,
wees nergens.

Iedereen heeft haast,
iedereen is ontevreden,
niemand heeft tijd,
niemand is gelukkig,
wees niemand.

Freek de Jonge

Nooit meer oorlog? 1918 – 2018…

“Unknown Soldier”

Oh oh oh

Joey is out of school, didn’t fucking ask for much
couldn’t get a job, the marines his last hope
down at the frontline, with a gun not a toy
kill many men, not asking what for

oh oh oh

Joey’s family, the comrades next to him
die one by one, his luck is running out
Joey wrote back home, his parents unemployed
the rich is fucking laughing, profits from the war

oh oh oh

Joey is off to die, for another senseless war
no arms, no legs – his mother cries at home
Joey wears the flag, so proud to fight for us
and for the government, that doesn’t give a fuck

oh oh oh
oh oh oh

Joey is off to die, for another senseless war
no arms, no legs – his mother cries at home
Joey wears the flag, so proud to fight for us
and for the government, that doesn’t give a fuck

Marching to the left, marching to the right
marching on the frontline, what a fucking sight
Marching to the left, marching to the right
marching on the frontline, what a way to die

Joey, Joey, Joey tell me what you see now
Joey, Joey, Joey Please come back home now

Marching to the left, marching to the right
marching on the frontline, what a fucking sight
Marching to the left, marching to the right
marching on the frontline, what a way to die

Wat een verkwisting van levens! En een mens heeft er maar één. Eén kans om lief te hebben en gelukkig te zijn.

Nationale Vrouwendag 2018

Onwetend, maar overspel

Hoe zij zich voorbereidt op de thuiskomst van haar man:
zij schuift een stoel tegen de zon,
wrijft haar lichaam soepel,
stemt haar inwendig orkest,
legt onder haar korte zomerjurk
een geur van naaktheid uit.
Zij schudt haar hormonen op.
Diep in zichzelf kijkt zij of de tijd
haar niet teveel heeft aangetast.
Zij droomt zich een pose, een opgetild
worden, een hunkering, die in haar lichaam
slaat, zij laat een kreet ontsnappen
om de hangende galm te beproeven.

Hoe zij zich invouwt in afwachting.

Thomas Lieske

Vandaag 11 november 2018 is het Nationale Vrouwendag in België. Ik moet drieëntwintig geweest zijn, toen die dag de eerste keer plaats vond in 1972.


http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/03/08/waarom-de-vrouwendag-in-belgie-op-11-november-valt

Elk jaar wordt Nationale Vrouwendag georganiseerd op een andere locatie, en dit jaar is het Schaarbeek geworden, dus hartje Brussel.


Zelf ben ik er een paar keer naartoe geweest, ik herinner me namelijk die van Antwerpen nog, maar meer uit nieuwsgierigheid, dan uit overtuiging, want ik vind het maar een eenzijdig gedoe.
Bovendien was ik in die tijd thuiswerkende ouder en dat was “not done” voor die hele feministische beweging, want dan was je financieel afhankelijk van je man, en dus niet geëmancipeerd.Ik denk dat mijn man eerder afhankelijk was van mij, en mijn goede zorgen – hij was namelijk diabetespatiënt – en zeker later toen hij nog ernstiger ziek werd en zelfs gehandicapt. Emancipatie en onafhankelijkheid zitten immers niet in je portemonnee, maar in je hoofd.

Hoe snel het gaat!

Het jaar is bijna terug om, de tijd vliegt en het lijkt of we al die tijd geslapen hebben, zo vlug is het gegaan, en onmerkbaar…

Passe, passe le temps, il n’y en a plus pour très longtemps…

Hoe snel het gaat!

Zo-even was ik nog kind
Schaterlachend in mijn gladde huid
En nu ben ik al een oude kerel
Die verward zijn laatste garen spint
Dommig uit zijn roodomrande ogen kijkt
En niet meer zo goed rechtop gaan kan.

O wat gaat het verval toch snel:
Gisteren rood, vandaag idioot
Overmorgen dood!
Als mijn liefje mij niet belazerd had
En mijn vrouw me niet verlaten
Liep ik nog zingend door de straten
Lag ik nog bloeiend tussen mijn lakens.

Maar als de vrouwen je niet meer lusten
Laat dan, m’n beste, de moed maar zakken
Zuip je klem met whisky en houd je haaks
Dan is het afmars en naar de kelder geblazen!

Hermann Hesse

Een koningskind

In september 2014 daagde Delphine Boël haar natuurlijke vader, de vroegere koning Albert II van België voor het gerecht, omdat hij haar weigerde te herkennen als zijn dochter, geboren uit een buitenechtelijke relatie. In oktober 2016 werd Albert ten persoonlijke titel opnieuw gedagvaard, en nu in 2018 heeft het gerecht hem verplicht van een DNA staal af te staan, waaruit moet blijken of Delphine al dan niet zijn kind is.

Velen denken dat Delphine dit doet voor de erfenis. Maar ook al is dat zo, dan nog sympathiseer ik met haar, en hoop ik dat ze uiteindelijk haar gelijk haalt en dat krijgt waar ze recht op heeft, en dat is tenminste de waarheid.

De meeste mensen beseffen niet welk een impact dergelijke situaties op het leven van een kind hebben. Ik heb tot mijn twaalfde de naam van mijn moeder gedragen, omdat ze nog niet getrouwd was met mijn vader toen ik geboren werd, en ik kreeg dus het etiket bastaardkind mee. In 1949 waren de wetten anders dan nu, en het is pas een tiental jaar later dat mijn vader mij zijn naam heeft mogen geven, door mij te adopteren. Mijn ganse lagere schooltijd heb ik moeten uitleggen waarom ik de naam van mijn moeder droeg en iedereen er van moeten overtuigen dat mijn vader wel degelijk mijn vader was. Zoiets “vormt” je als kind, en wel voor de rest van je leven. Een outsider was je, en blijf je. Gelukkig maar, kan ik nu relativerend zeggen.

Ik heb dus tot mijn twaalfde jaar Micheline Caron gegeten, en sommige mensen in mijn familie of oud-leerlingen van de school vergissen zich nog altijd, en noemen mij nu nog altijd verkeerdelijk zo. Ik heb ooit, toen ik al lang getrouwd was, nog correspondentie gekregen op die naam.

Op de trouwboek van mijn ouders stond ik als een geadopteerd kind, zodat je je uitleg moest blijven doen. Misschien dat ik daardoor zo mondig geworden ben, omdat ik het altijd moest uitleggen, willen of niet!

Hoe de vork juist in de steel zat gingen mijn ouders mij pas vertellen na mijn plechtige communie. Dus toen ik anderen moest overtuigen, zat ik zelf nog met veel vragen en dat maakte het des te moeilijker en waarschijnlijk werd ik daardoor ook niet altijd geloofd. In school ik werd wel heel goed opgevangen door de leerkrachten.

Een outsider, een buitenbeentje, een beetje anders, een vechtertje… is ideaal om af en toe eens op te vallen tussen de grote hoop, want wie wil er nu immers niet graag af en toe een speciaal kind gevonden worden, en het hoeft daarom niet eens een koningskind zijn?!