‘Muziek is meer dan een glas wijn op het einde van een drukke dag’
Kan muziek de wereld redden? Filosofe Alicja Gescinska ging op zoek naar een antwoord. ‘Een beetje Mozart, een beetje Bach en hop: je bent een beter mens? Zo werkt het niet.’
De Standaard – 30.09.2018 – Annemarie Peeters
Dat filosofe Alicja Gescinska (37) bijzonder goede oren heeft, weet u als u haar ooit in de Canvas-serie Wanderlust bezig zag – herbekijk bijvoorbeeld de ontroerende aflevering met schrijfster Lieve Joris. Het liefst van al luistert ze in de diepte, zonder ruis of afleiding. Met muziek gaat het precies zo. Toen ze een aantal jaren geleden op pad werd gestuurd om haar grote idool te interviewen, de Poolse componist Krzysztof Penderecki, legde ze hem haar ultieme vraag voor. Kan muziek de wereld verbeteren? Ze had gehoopt dat het antwoord ‘ja’ zou zijn – hij was toch de man die zich met zijn muziek aan de politiek van Lech Walesa had verbonden?
Maar de oude Penderecki schudde vastbesloten zijn hoofd. Jazeker, er was een tijd waarin hij dat geloofde, maar de jaren hadden hem wijzer gemaakt. Dat knorrige, bittere nee werd het begin van een lange zoektocht voor Gescinska. Had hij gelijk? In haar debuutroman Een soort van liefde zit een van haar personages elke avond opnieuw aan de piano. Hij speelt niet om gehoord te worden, maar ‘om bij de kern te komen van wat het is om mens te zijn’. Wat is dat toch met muziek? Vorig seizoen spong ze als seizoensdenker van het Concertgebouw Brugge in het bad. Komende week verschijnt een essay dat ze op vraag van het Leuvense Festival 20/21 bij elkaar schreef.
Definitieve antwoorden heeft ze niet, liefde voor muziek des te meer – neergepend in zacht druppelende zinnen: ‘muziek doet ons thuiskomen in ons bestaan’.
In je eerste filosofische boek boog je je over de vrijheid, in je eerste roman wilde je de verschillende gezichten van de liefde laten zien. Hoe ben je deze keer bij de muziek terechtgekomen?
‘Hoe ouder ik word, hoe belangrijker ik muziek vind. Ik heb nochtans helemaal geen muzikale achtergrond en mijn ouders hadden weinig met muziek. Mijn passie voor muziek heeft met mijn passie voor de filosofie te maken. Als filosoof wil ik de mens begrijpen en muziek is een belangrijk deel van ons mens-zijn. Maar waarom maken mensen muziek? Wat vertelt dat over wie we zijn, wat we zouden kunnen zijn, of zelfs: wie we zouden moeten zijn? Toen ik het werk van de Franse filosoof Vladimir Jankélévitch leerde kennen, was dat een breekpunt. Die man heeft zo mooi over muziek geschreven. Vanaf dan was elke gelegenheid goed om zelf ook over muziek te gaan nadenken en schrijven.’
Wat is je conclusie? Maakt muziek betere mensen van ons?
‘Veel boeken over muziek gaan de mist in omdat ze de relatie tussen het goede en het schone zien als een een-op-eenrelatie. Een beetje Mozart, een beetje Bach en hop: je bent een beter mens? (lacht) Zo werkt het niet – jammer genoeg. Jankélévitch kon dat heel mooi omschrijven. Hij zei: “muziek ontwapent het hart, op voorwaarde dat je een hart hebt”. Muziek is geen wondermiddel. Het kwade ga je niet met notenbalken en strijkstokken uit de mens slaan. Maar muziek kan wel ons vermogen tot empathie vergroten. Hoe meer empathie, hoe groter de kans dat we onverschilligheid kunnen overstijgen. Muziek kán betere mensen van ons maken, maar doet dat daarom niet altijd.’
Welke rol speelt muziek in je eigen leven?
‘Ik ben iemand die heel veel van stilte houdt. Ik ben er niet bang van, ik hoef ze ook niet te verdrijven. Als ik dan toch die stilte verbreek, probeer ik dat met aandacht te doen. Muziek is voor mij als een hand die zich naar je uitstrekt, of het begin van een gesprek. Het is niet omdat Vivaldi’s Vier seizoenen in de lift van het ziekenhuis weerklinkt, dat die muziek ook daadwerkelijk gecomponeerd is om je aangenaam van de ene naar de andere verdieping te brengen. Wat wil die componist me vertellen? Daar probeer ik voor open te staan. Die aandacht is enorm belangrijk voor mij.’
Is dat soort aandacht vandaag niet eerder zeldzaam?
‘Ja, dat klopt. Natuurlijk kan je muziek ook gebruiken om even helemaal te ontspannen, om te dansen, of als achtergrond bij het strijken. Daar is niets mis mee. Maar muziek is meer dan een glas witte wijn op het einde van een drukke dag. Die andere, aandachtige manier van luisteren mogen we niet kwijtspelen. We leven in een efficiëntiemaatschappij, waarin we alles wat we doen willen vertalen naar onmiddellijke winsten. Op je zetel liggen en niets anders doen dan met de koptelefoon op naar een kwintet van Schubert luisteren, past daar niet meteen in. Maar we zijn meer dan econs, economische radertjes, we zijn humans. Mens-zijn betekent ongrijpbaar zijn. We worstelen daarmee. Muziek kan daarbij helpen, muziek kan je helpen om bij je eigen kern te komen. Maar het vraagt tijd, moed en energie. Net zoals een goed gesprek inspanning vraagt. Of wanneer je vriendschap sluit met iemand die heel anders is dan jezelf.’
‘Ik vind het enorm jammer dat muziek in onze maatschappij als nauwelijks meer dan een bijzaak wordt beschouwd: een hobby, iets voor je vrije tijd. Eens je begrijpt hoe diepgaand auditieve prikkels zijn – denk alleen al maar aan alzheimerpatiënten, bij wie muziek vaak herinneringen losmaakt die verdwenen leken – dan snap je toch niet dat muziek in ons onderwijs niet even belangrijk is als bijvoorbeeld wiskunde? Er zijn zoveel dingen uit onze schoolcarrière die we voor altijd vergeten, maar muziek blijft ons bij. Tot in het rusthuis toe.’
Heeft muziek jou veranderd?
‘Muziek heeft me zeker doen groeien als mens. Het mooie aan muziek is dat je niet alleen de muziek beter leert kennen, maar door de muziek ook jezelf. Muziek kan je doen ontdekken waar je toevluchtsoorden zijn. Door mijn eigen geschiedenis (Gescinska ontvluchtte op haar achtste thuisland Polen, samen met haar ouders, red.) is “me thuis voelen” voor mij iets ontzettend complex. Maar muziek van Chopin, bijvoorbeeld, heeft me wel geholpen om thuis te komen: niet op een concrete plek, maar in mezelf. Zijn weemoed en zijn verlangen naar Polen op het moment dat hij in Frankrijk leefde, openden de deur naar een onbenoemd verlangen in mezelf. Je thuis voelen lijkt misschien voor velen een evidentie. Maar voor een steeds grotere groep mensen is het dat niet.’
Stoort het je niet dat muziek ook vaak misbruikt wordt, bijvoorbeeld door nationalisten?
‘Met nationale trots is op zich niets mis. Dat is nodig. Je moet de plek waar je bent, kunnen omarmen en liefhebben. Pas als die liefde verkrampt, heb je een probleem. In de liefde verlies je de ander als je hem te stevig omknelt. Als je je land alleen maar kan liefhebben door te eisen dat het status quo blijft en niet verandert, dan is er iets mis. Muziek kan openheid creëren, maar kan dus ook die kramp aanwakkeren. Net zoals liefde je kan doen groeien en ze je tegelijk ook jaloers of benepen kan maken. Wie faalt er dan: de liefde of de mens? Hetzelfde geldt voor muziek. Muziek is een oefening in menselijkheid, maar geen garantie op menselijkheid.’
Schuberts ‘Der Wanderer’ is zowat je lijflied. Jouw identiteit zweeft ergens tussen Polen en België in, maar ook professioneel verkies je een zwervend bestaan. Wat heeft je doen besluiten om de universiteit te verlaten?
‘Een doctoraat maken als filosoof is iets fantastisch. Je mag de hele dag nadenken en schrijven en daar krijg je nog een vast loon voor ook. In de jaren daarna begon het toch meer en meer te wringen voor mij. Academici worden beoordeeld op basis van hun publicaties. Op zich is het goed dat je aangespoord wordt om productief te zijn. Maar de manier waarop de rankings van tijdschriften zijn opgesteld heeft op z’n minst iets arbitrairs. Zo zijn er onderwerpen waarover er meer tijdschriften bestaan dan andere. Ik sprak met collega’s die wild enthousiast waren over een bepaald topic, maar er toch vanaf zagen omdat ze het niet gepubliceerd zouden krijgen. Dat is een probleem. Ik wilde als filosoof niet in dat harnas zitten. Ik wil kunnen denken wat ik wil denken.
Natuurlijk maakt dat het leven er niet eenvoudiger op. Ik weet niet wat ik binnen drie maanden ga doen, laat staan binnen een jaar. Dat is soms slopend, zeker als je drie kinderen hebt. Maar blijkbaar is dat toch de prijs die ik voor mijn vrijheid wil betalen.’
Ook jouw schrijven ‘wandert’: tussen fictie en essay. Wat doe je het liefste?
‘Als ik aan een filosofische tekst aan het werken ben, verlang ik er vaak naar om verder te schrijven aan mijn roman. Dan lijkt dat me eenvoudiger, omdat je bij een roman geen voetnoten moet nalezen, of feiten checken. Maar als ik dan fictie aan het schrijven ben, verlang ik weer naar non-fictie, want daarbij heb je veel meer houvast en kan je voortbouwen op de woorden en gedachten van anderen. Beide genres hebben hun uitdagingen (lacht). Maar ik wil er niet tussen kiezen, omdat ik denk dat er uit de literatuur minstens evenveel te leren valt over de mens als uit de filosofie. De mooiste beloning die ik me kan voorstellen is dat iemand een van mijn boeken, of het nu fictie of non-fictie is, dichtslaat en dat het dan pas begint: het gesprek van die persoon met zichzelf.’
De muziekwereld heeft ook haar lelijke kanten. Het is en blijft grotendeels een mannenwereld, waaruit de laatste maanden ook steeds meer #MeToo-verhalen naar boven komen. Hoe kijk jij daarnaar?
‘#MeToo is in de eerste plaats een probleem van machtsverhoudingen. Waar macht is, is ruimte voor machtsmisbruik. Omdat mannen nog steeds het merendeel van de machtsposities bekleden, gaat dat machtsmisbruik meestal van mannen naar vrouwen. Maar vrouwen kunnen die rol ook opnemen. Het probleem is ook niet dat er één dirigent is, of één regisseur. Die hiërarchie is nodig om bijvoorbeeld één klank te kunnen smeden, of één overkoepelende visie te ontwikkelen op een stuk. Maar macht moet transparant zijn. Iedereen is gebaat bij de openheid die nu ontstaan is. Meer en meer mensen zullen zichzelf gaan bevragen en dat is goed.’
‘Dat we nog steeds in een mannenwereld leven – niet alleen in de muziek, maar bijvoorbeeld ook in de filosofie, de literatuur, het academische leven – is een ander probleem. Zo zie je binnen de filosofie bijvoorbeeld nog vaak essaybundels gepubliceerd worden met enkel mannelijke auteurs in de inhoudstafel. En nog steeds stelt niemand dat in vraag. Daar erger ik me aan. Vraag aan eender wie om voor de vuist weg vijf componisten op te noemen en dat zullen hoogstwaarschijnlijk vijf mannen zijn. Alsof het beeld van “de mannelijke componist”, “de schepper”, in onze hersenen is gegraveerd. Ook in die van vrouwen. We hebben echt nog een lange weg te gaan, net omdat die oude beelden zo sterk zijn. Als we aan een “intellectueel” denken, dan zien we nog steeds een whiskydrinkende man met sigaret in de mondhoek voor ons geestesoog. Of een vrijgevochten vrouw die minnaars en kinderwens van zich af slaat en mannenkleren draagt. Een vrouwelijke intellectueel met vijf kinderen? Onze verbeelding staat dat – blijkbaar – nog niet toe. Ik kan me daar ontzettend aan storen. Het is een denkfout, niet alleen van de blanke man, maar van de maatschappij als geheel, dus ook van heel wat vrouwen. Mijn man is huisman. Je wil niet weten hoe vaak hij medelijdende blikken of ondersteunende schouderklopjes krijgt. Of hoe vaak men mij vraagt “of hij nog altijd niets doet”. Wij dragen een immense historische ballast mee en daar zullen we nog lang last van hebben.’ ‘Thuis in muziek’ is uitgegeven bij De Bezige Bij.