Maskers

Als we dan toch dit lang weekend de doden moeten herdenken, waarom dan niet een dode dichteres?

Blijkbaar zijn we enkel in de dood allemaal gelijk en vallen dan pas alle maskers af…

MASKERS

De mensen doen hun maskers af,
ze kijken vreemd elkander aan
verwonderd dat ze naast elkaar
lijk vreemden staan.

Nochtans ze stonden zij aan zij
in zelfde strijd voor zelfde brood;
Sleepten zij niet dezelfde sleur
van zorg en nood?

Viel niet dezelfde klacht en scherts
van uit hun bitter-blije mond?
Was ’t niet of men de hele dag
elkaar verstond?

De mensen gaan zover vaneen
wanneer de schemering is nabij;
ze worden er niet triestig om
of ook niet blij.

Ze speelden immers maar een spel
waarin de ziel geen teken gaf;
ze deden enkel met elkaar
wat lief, wat laf.

En met een gauw-vergeten groet
een scheiding zonder lach of leed,
gaat ieder naar zijn eigen huis
dat stilte heet.

Daar zijn er die te dromen gaan
langs paden mul van schemering,
naar ’t land dat ’s avonds schoner wordt,
herinnering.

En velen worden stil-devoot
om rein profiel van lief gelaat
dat in de voorhal van hun ziel
gebeeldhouwd staat.

Ik weet er ook die sprakeloos
en moede van d’ondankbre strijd
de avond danken om zijn uur
van eenzaamheid.

De mensen doen hun masker af,
hun mooie-spelen moe-gedaan,
och arme, zij die levenslang
gemaskerd gaan.

Gemaskerd door hun eigen trots,
vergulde lach of kranke lust.
Zij krijgen van geen enkle dag
wat avondrust.

Ze gaan, ‘lijk zwervers, altijd door
langs dageraad en avondrood;
ze vinden nergens ’t eigen huis
dan in de dood.

Alice Nahon

Sneeuwtijd

De eerste sneeuw is gevallen in de Ardennen en binnenkort kunnen we ook hier de slede weer boven halen.
Ik had geen slede toen ik klein was, maar omdat ik niet zo een poppenmie was, gebruikte ik mijn poussette om de hellende trottoir en tuin af te racen.
Zo beleefde ik toch nog plezier aan wat sinterklaas gebracht had, want blijkbaar las die oelewapper mijn brieven niet.

Het jaar dat ik mij herinner dat er nog eens veel sneeuw lag, is in 1968 geweest, vijftig jaar geleden dus.

Wij zijn getrouwd op 19 december 1968 en de volgende dag konden we niet meer buiten omdat er bijna een meter sneeuw voor de deur lag. Geen groot erg natuurlijk, wanneer je pas gehuwd bent, maar wel onverwachts omdat op onze huwelijksdag zelf, er een stralende zon scheen, want we zijn nog foto’s gaan trekken in het park van Tervuren. Met een echte fotograaf toen nog en niet met de smartphone zoals nu.

Ook vaak meegemaakt als ik als kind met mijn ouders op Allerheiligen naar het kerkhof ging – want toen kreeg elk overleden familielid nog een bloemetje – dat er sneeuw lag. Het was ook een dag dat zo’n bezoek aan de begraafplaatsen een ganse voormiddag kon duren, want je kwam er altijd wel iemand tegen die je al lang geleden niet meer gezien of gehoord af. Eigenlijk leerden wij zo wel een beetje onze familie kennen, ook degene die er niet meer waren.

En de volgende dag was je dan ziek, want op zo’n kerkhof “trekt” het altijd verschrikkelijk omdat het meestal ergens hoog buiten het dorp ligt, en een open ruimte is. Dus als je al wat ouder wordt riskeer je je leven door op Allerheiligen naar het kerkhof te gaan…

De eerste sneeuw

Naar het schijnt is vandaag in de provincie Namen de eerste sneeuw gevallen. Hier nog niets, maar de winter is dus al wel begonnen, en blijkbaar vroeg genoeg…

Eerste Sneeuw

ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit,
ik kon het niet geloven, maar voor de vensterruit,
viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw.
Mijn mama kwam naar boven, ’t Is tijd om op te staan,
mijn mama kwam naar boven, kom trek je kleren aan,
mama, lieve mama, kijk eens naar beneden,
ga je met mij mee, in de eerste sneeuw.
Kijk eens naar omhoog en kijk
de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k wou dat dit kon blijven duren
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw.
Waar is mijn wollen muts nu, waar is mijn dikke sjaal,
waar is mijn wollen muts nu, waar is mijn dikke sjaal,
en ergens in de kelder ligt toch nog die slee,
papa moet me duwen door de eerste sneeuw.
Kijk eens naar omhoog en kijk
de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k wou dat dit kon blijven duren
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw.
Nu twintig jaren later, heb ik geen zin om op te staan,
nu twintig jaren later, kijk ik weer uit het raam,
mijn mama zal niet komen, mijn mama is lang dood,
ze ligt al lang beneden, in de eerste sneeuw.
Kijk eens omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken.
‘k Wou dat dit kon blijven duren,
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
in de eerste sneeuw

Jan de Wilde

De intellectueel

Vroeger
was het de pastoor
die bekakt deed
en ons geweten
in twijfel trok.

Nu
is het de intellectueel
die ons meent
een lesje
te moeten leren,
want de wereld
is te groot
en te ingewikkeld
voor dat kleine grut
dat leeft
van dagelijkse kost
en simpel vertier,
en o, toch zo onrechtvaardig
en verkeerd denkt.

Ik moet ze niet,
die moralisten,
en ik mag ze niet,
met hun asociaal verstand
uit de boekjes
en hun bescheten houding
tegenover al wie
aan de lijve ondervindt
dat het leven
geen theorie is,
maar harde praktijk.

Micheline Baetens – 30.10.2018

 

Levensadvies

“Levensadvies nummer één: zorg ervoor dat je je altijd blijft wassen”

De Morgen – 29-10-2018 – Stef Selslagh

Op vrijdag 21 september overleed Pierre Janssens (78): echtgenoot van Christa, vader van Philippe. Pierre was een optimist: zelfs in modderige stadsbouwwerven zag hij potentiële schoonheid. Drie weken voor zijn dood noteerden we zijn boodschap voor de toekomstige generaties: “Alles is mooi. Zelfs wat lelijk is.”

Pierre Janssens had kanker. Al vier jaar. Eerst bevonden de kankercellen van Pierre zich ter hoogte van zijn buikvlies. Maar toen het daar wat te krap werd, weken ze ook uit naar andere delen van zijn lichaam. Gedurende acht maanden probeerden de dokters van de Stuyvenbergkliniek Pierres kankercellen met geneeskundig artilleriegeschut te verjagen. Tot hun medische munitie op was en hen niets anders restte dan Pierre te vertellen dat hij zou sterven. Ze zeiden het niet letterlijk. Ze zeiden: ‘Er is een plaats vrijgekomen op de palliatieve afdeling van het Sint-Erasmusziekenhuis.’ Sommige woorden stel je liever nog even uit.

Toen ik de kamer van Pierre binnenkwam, zat hij kaarsrecht in zijn zetel. Hij droeg een zwarte bolhoed: een van de twee exemplaren die hij van een ex-collega had gekregen. ‘Dan kunt ge hier af en toe Jansen en Janssen spelen’, had de ex-collega gezegd, refererend aan de jolige tweelingdetectives uit Kuifje. Pierre was blij met het cadeau. “Ik vind dat ik er goed uitzie met mijn bolhoed. En aangezien ik er twee heb, kan ik er ook andere hoofden een plezier mee doen. Een paar dagen geleden zat ik hier met vier mensen, waarvan er drie Janssens heten. We hadden nog een bolhoed te weinig.” (lacht)

Sinds Magritte is de bolhoed een symbool van surrealisme en zelfrelativering. Het zijn twee begrippen die wonderwel bij Pierre pasten: hij sidderde niet voor de dood, hij hield haar spottend op een afstand. “Het is niet omdat ik aan het sterven ben dat iedereen al moet beginnen te rouwen”, zei hij. “Ik heb niet graag dat de mensen zeggen: ‘Ocharme toch’. Ik weet wat mij wat te wachten staat. Maar ik hoef er niet voortdurend aan herinnerd te worden. Ik zou graag nog een tijdje het zotteke uithangen.”Liefde in de soep

Toch was Pierre bij het inchecken op de palliatieve afdeling een wrak, zei hij. “Ik zag er zo wit uit als een blad papier. Alsof mijn bloed al uit mijn lichaam was weggetrokken. Had je mij toen gezien, je zou gezegd hebben: ‘Die mens houdt het geen week meer vol.’ Maar de verzorgers hebben mij er weer bovenop geholpen. Ik ben hier geen patiënt, maar een gast. In een vijfsterrenhotel. Vandaag kreeg ik tomatensoep met ballekes. Ik zweer je: er zat liefde in die soep. “

“Een maand geleden dacht ik nog: ik ben er klaar mee, het licht mag uit. Maar nu moet het licht vooral blijven branden. In ieder geval nog tot de 29ste november. Dan zijn mijn vrouw en ik 60 jaar samen. Als ik die dag haal, hang ik de vlag uit.”

Pierre groeide op in het Antwerpse Schipperskwartier, toen dat nog een volkswijk was waarin scheepslieden, hangjongeren en straatprostituées over de trottoirs heersten. Zijn vader was schoenmaker, zijn moeder huisvrouw. Op zijn vijftiende verruilde hij zijn statuut van scholier voor dat van helper-electricien. ‘Een man van eenvoudige komaf’, mag ik hem met zijn goedvinden noemen. ‘Maar allesbehalve een simpele geest’, voeg ik daar met enige nadruk aan toe.

Nadat we elkaar een kwartier verbaal besnuffeld hadden, zei ik Pierre dat de notaris in mezelf klaar was om zijn geestelijke testament op te stellen: zijn levensbeschouwelijke erfenis, zijn adviezen voor de mensheid, zijn hoogstpersoonlijke antwoord op de vraag: wat moeten de toekomstige generaties weten om een goed leven te leiden? Hij kwam niet aanzetten met dure oneliners, maar met eenvoudige, bruikbare levenstips. Soms heb je meer aan een praktische handleiding dan aan een diepzinnig traktaat.

“Levensadvies nummer één: zorg ervoor dat je je altijd blijft wassen”, zei Pierre. “En dat je elke dag propere kleren aantrekt. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar toch leg ik er de nadruk op. Ik ben in mijn leven dikwijls moe opgestaan, maar zodra ik mij gewassen en geschoren had, voelde ik mij telkens als herboren. Zelfs nu heb ik dat nog. Ik lig in een palliatief centrum, ik zou mij gemakkelijk kunnen laten gaan. Maar ik doe het niet. Ik heb geen zin om er als een sukkelaar bij te lopen. Jezelf verzorgen, is een noodzakelijke vorm van eigenliefde: andere mensen zullen je maar graag zien als jij jezelf graag ziet.”
“Advies nummer twee: leer jezelf te uiten. Als het niet goed met je gaat, zeg dan: ‘Het gaat niet goed met mij.’ Als je een probleem hebt met iemand, zeg dan: ‘Ik heb een probleem met jou.’ Je moeilijkheden benoemen, helpt om ze te overwinnen. Je mag nooit ergens mee blijven zitten. Of toch niet langer dan nodig.”

Hij maakte een zijsprongetje naar zijn huwelijk met Christa, een Duitse schone die hij al 54 jaar zijn wettige one and only mocht noemen. “Het heeft in ons huwelijk – zoals in alle huwelijken – nu en dan gestormd. Maar Christa en ik zijn altijd met een kuske gaan slapen. Ruzies werden de dag zelf nog bijgelegd. En we stonden er de dag nadien niet meer mee op. Belangrijk, geloof mij.”

“Ook cruciaal in het leven: het gezelschap van anderen opzoeken. Vooral op het werk. Verstop je niet achter je bureau, maar praat met je collega’s. Je ziet hen vaker dan je vrouw, je kan er dus maar beter goed mee opschieten. En als je niet weet waarover je met hen moet babbelen, vraag dan naar hun kinderen. Dat werkt altijd. Ik bleef na het werk regelmatig plakken. Om nog wat na te praten en een borreltje te drinken. Maar ik ben nooit zat naar huis gegaan. Anders werden er thuis patatten met ambras geserveerd.” (lacht)Plichtsbewust

“Ik ben 37 jaar klerk geweest bij de stad Antwerpen. Ik heb mijn werk altijd plichtsbewust gedaan, maar ook veel plezier gemaakt. Ooit vroeg een collega mij: ‘Pierre, kan ik op u rekenen?’ Ik antwoordde: ‘Natuurlijk.’ Waarop hij op mijn kale kop met een stift een rekensommetje begon te maken. ‘Zit stil’, zei hij. (lacht) Ik kon daar om lachen, ja. Het is belangrijk om nu en dan de clown uit te hangen. We zouden dat met z’n allen zelfs wat vaker moeten doen. Het leven is te kort om een zuurpruim te zijn.”

Twee woorden mochten in de morele erfenis van Pierre niet ontbreken: denk positief. Alles is mooi, zei hij. Zelfs wat lelijk is. “Als het regent, kan je op twee manieren reageren. Ofwel zeg je: ‘Het regent. We kunnen weer niet in de tuin zitten.’ Ofwel zeg je: ‘Het regent. Dat is goed voor de plantjes.’ Ik kies voor het laatste. Ik kan het toch niet doen stoppen met regenen. Waarom zou ik er dan over zagen? Antwerpen is momenteel één grote werf: overal zijn er wegomleidingen, er zijn nauwelijks straten die niet opgebroken zijn. En toch denk ik niet: wat een ellende. Ik denk: de stad gaat prachtig zijn als dat hier allemaal klaar is. Alles komt altijd goed, daar ben ik van overtuigd. Ik denk dat we zelfs de opwarming van de aarde nog op tijd gaan tegenhouden. Er zal wel eens iemand elektrische Boeings uitvinden, zeker?” (lacht)

Is een optimistische inborst een cadeau van de schepper of kan je goedgemutstheid kweken, vroeg ik. “Je kan er aan werken. Door niet altijd te denken dat vroeger alles beter was, bijvoorbeeld. Er wordt vaak geklaagd over de hangjongeren in de stad. Maar denk je dat die er vroeger niet waren? Natuurlijk wel. De wereld is echt niet naar de haaien aan het gaan. Integendeel zelfs.”

“Over Donald Trump maak ik me wel zorgen. Ik denk dat hij op oorlog uit is. Dat hij met zijn kapitaal in allerlei wapenbedrijven zit en zijn presidentschap zal misbruiken om de waarde van die bedrijven op te krikken. Maar goed. Ook Trump zullen we wel te boven komen. Ik zei het al: ik ben een optimist. Tot in de …” (glimlacht)

Er nestelde zich een brok in zijn keel, ik pakte zijn hand vast tot hij zijn droefheid had weggeslikt. “Er moet nog iets anders in mijn testament: dat iedereen die er de middelen voor heeft zoveel mogelijk moet reizen.” Hij hield een wanderlust-pleidooi dat me deed denken aan een citaat van de Amerikaanse schrijver T.S. Eliot: ‘We shall not cease from exploration, and the end of all our exploring will be to arrive where we started and know the place for the first time.’ Alleen formuleerde Pierre het als volgt: “Reizen is zoals veranderen van behangpapier: het doet je anders kijken naar wat je thuis hebt. Ik ben met Christa onder meer naar Rusland, China, Cambodja, Myanmar, Ethiopië en Peru geweest. Die reizen hebben mij geleerd dat het hier verdomd goed leven is. In Ethiopië moeten de mensen een hele dag wandelen om een emmer met water te kunnen vullen. Wij hoeven maar aan een kraantje te draaien en klaar. Veel mensen beseffen dat niet. Daarom zeg ik: zorg regelmatig voor un changement de décor. Ga eens kijken hoe andere mensen leven. Het zal je leven in België in een duidelijker perspectief plaatsen.”

Vaderschap

Ik informeerde of er in zijn testament nog plaats was voor goedbedoeld advies ter attentie van debuterende papa’s. Per slot van rekening had hij zelf al 56 jaar ervaring met het vaderschap. “Sta open voor je kinderen”, zei hij. “Praat ermee. Maar verwen ze niet. Als ze je iets vragen, weiger dan regelmatig. Daar doe je hen op termijn een groter plezier mee dan met altijd maar toe te geven. Kinderen moeten leren dat niks vanzelf gaat. Philippe, mijn zoon van 56, heeft rechten gestudeerd. Om zijn studies te kunnen betalen, heb ik jarenlang bijgeklust in de bibliotheek. Ik wilde hem tonen dat je moet werken om ergens te geraken. Die boodschap heeft hij opgepikt: hij heeft vandaag zijn eigen advocatenpraktijk in de Duboisstraat. En hij is geweldig goed bezig. Ik mag toch efkens reclame maken, hè?”

Er viel een stilte. Ik zag aan het gezicht van Pierre dat zijn gedachten alle kanten opgingen. Toen hij opnieuw begon te praten, klonk zijn stem heser dan voorheen. “Ik hoop dat mijn vrouw de moed erin houdt als ik er niet meer ben. Dat ze zichzelf niet opsluit. Volgende week is er in onze straat een feest. Maar ze wil er niet naartoe. ‘Ik moet hier bij jou zijn’, zegt ze. Maar ze moet helemaal niet bij mij zijn, ze moet naar dat straatfeest gaan. Ik wil dat ze onder de mensen blijft komen.”

En toen wonnen de tranen van Pierre het alsnog van zijn glimlach. “Ik vind het verschrikkelijk dat mijn vrouw straks alleen achterblijft. Als ik verdriet heb, is het omwille van haar. We proberen wel te praten over haar toekomstige leven als weduwe, maar dat houden we nooit lang vol: binnen de kortste keren zijn we allebei aan het wenen.”

We schoven de bandopnemer aan de kant en bladerden samen in het foto-album waarmee hij en Christa hun reis naar Ethiopië al honderd keer hadden overgedaan. Het ophalen van herinneringen uit verre continenten deed hem deugd. “De aarde is zo’n mooie blauwe bol”, zei hij. “We moeten er zuinig op zijn. Zet dat ook maar in mijn testament: dat mijn opvolgers onze planeet moeten soigneren.”

Hij nam een slok water en zette zijn bolhoed recht. “Vroeger blikte ik nooit terug op mijn leven. Geen tijd voor. Maar tegenwoordig doe ik bijna niks anders. (lachje) Gelukkig is de balans positief. Ik heb veel kunnen reizen, ben altijd graag gaan werken en heb bij mijn weten nooit iemand pijn gedaan.”

Ik vroeg Pierre of we zijn geestelijk testament als voltooid konden beschouwen. Hij knikte. “Hoe lang hebben wij nu gebabbeld? Twee uur? Dat is voorbijgevlogen.”

Dat die laatste zin wellicht op zijn hele leven van toepassing is, zei ik maar niét. Christa was onderweg. Er was op dat moment alleen maar toekomst.

Met dank aan Guy Davidson en Dominique Daemen, respectievelijk diensthoofd en verpleegkundige op de palliatieve afdeling van het Sint-Erasmusziekenhuis in Antwerpen.

Met de armen in de lucht

Ik sta er nog altijd “Looking as a true survivor, feeling like a little kid”.

Dat vat het helemaal samen, het gevoel dat ik het allemaal gehad en overleefd heb.

Met de armen in de lucht

Met een frisse wind
door het hoofd,
telkens weer en opnieuw,
met de armen in de lucht
en ademend door het hart,
je voelen als een klein kind,
dat met een onbevangen blik,
en als een echte overlever,
wacht op wat nog komen gaat.

Micheline Baetens – 29.10.2018