CORONASTRESS

https://sanctorumblog.wordpress.com/2020/03/28/de-citroen-wondermiddel-en-symbool-van-serendipiteit/?fbclid=IwAR1htvjDrI_C5MN3grtnDjjNZXEUiFLzThp8FMZy6Okk0EGdLJozUmY60cgPsychiater Adriaenssens over “coronastress”: “Meeste kinderen nemen dit mee als realiteit, volwassenen zijn roestbakken”

“Je ontsnapt er niet aan dat op dit moment iedereen getest wordt in zijn vaardigheden om met stress om te gaan.” Aan het woord is psychiater Peter Adriaenssens. Maar wat doet deze coronacrisis eigenlijk met ons? En met onze kinderen?

Voor u dit artikel leest: hebt u nood aan een gesprek? Neem dan contact op met Tele-Onthaal via het nummer 106 of via de website. Jongeren kunnen bellen naar Awel, op het nummer 102. Ook chatten of mailen is mogelijk.

De coronacrisis doet wat met ons brein. Iedereen moet zoveel mogelijk thuisblijven, er wordt massaal getelewerkt en mensen met kinderen moeten dat nog combineren met hun gezin, er is de angst voor het virus zelf. Dat brengt allemaal stress met zich mee. “Je ontsnapt er niet aan dat op dit moment iedereen getest wordt in zijn vaardigheden om met stress om te gaan”, duidt psychiater Peter Adriaenssens in “De afspraak”.


“En we mogen blij zijn dat er stress is. Stress heeft onterecht een slechte reputatie, maar het is dankzij stress dat we creatief worden, dat we filmpjes beginnen maken, dat we oplossingen zoeken en dat we ons aanpassen. Zonder stress of angst hadden we nooit de burgerzin bereikt die we vandaag hebben.”

Complexe stress

“Maar de stress vandaag is ook complex. Op een week tijd kent iedereen in onze omgeving iemand die risicopatiënt is, heel veel mensen uiten hun bezorgdheid over hun ouders of grootouders. Het komt allemaal dichterbij. Je hebt daarnaast ook het economische luik, de discussie hoe we dat gaan betalen, wat de invloed zal zijn op de tewerkstelling. En dan is er nog het samenleven. Velen hadden een romantisch idee van thuiswerken, maar zijn heel snel in de realiteit terechtgekomen dat kleuters vooral hun ouders aan het werk zetten.”

En dat thuiswerken blijkt toch niet zo evident te zijn. “Het goeie zal zijn dat er nu heel veel uit geleerd zal worden. Het gaat niet alleen over het woord “thuiswerken”, je moet ook een omgeving hebben. In filmpjes zie je vaak één living met twee tafels voor mama, papa, twee kinderen. Voor veel kinderen is de living een halve school geworden.

Eigenlijk is het voor de gezondheid van iedereen belangrijk dat de living iets anders is dan je werk. Dat je een plek hebt waar je kan uitpuffen, waar de kinderen kunnen spelen.”

Maar Adriaenssens wijst er ook op dat niet iedereen die ruimte heeft. “Voor een meerderheid is dat niet het geval. We moeten elkaar de hand reiken binnen de realiteit.” En die realiteit ziet er momenteel helemaal anders uit dan een maand geleden. “Je bent bijvoorbeeld een ander soort partner als je elk naar je werk gaat en dan daarna nog enkele uren hebt. Als je dagen aan één stuk door bij elkaar bent, zijn er heel wat domeinen waar je normaal gezien niet over moet onderhandelen. Ineens loop je elkaar voor de voeten.”

“We moeten elkaar voor ogen houden dat dit tijdelijk is”

Adriaenssens heeft daarbij één goede raad: “Bedot elkaar niet. Doe niet alsof”. “En blijf positief kijken. We hebben veel negatief nieuws, maar eigenlijk moeten we kijken en denken: “Wauw, we doen dit toch maar”. Wie had twee maanden geleden durven voorspellen dat je de Belgen zo gedisciplineerd zou krijgen.”

Ook belangrijk is dat we perspectief geven. Zeker voor tieners. “We moeten elkaar goed voor ogen houden dat dit tijdelijk is. En dat kan lang zijn, maar het is tijdelijk. Mensen vergeten dat te gemakkelijk. Er wordt veel te vaak gepraat alsof het nooit meer terugkomt, alsof alles verandert. Jongeren hebben het nodig dat we tegen hen zeggen: “We willen ook dat je naar je vrienden gaat. Hoe beter je de afspraken volgt, hoe rapper we aan dat punt zijn”. Veel ouders verschieten ook dat de sociale media toch minder verslavend zijn dan gedacht. We herontdekken het belang van sociaal contact, je ziet dat we echt sociale beesten zijn.”

“We moeten dat in perspectief zetten, het is niet dat die dingen allemaal verloren zijn.” En dus is het codewoord volgens Adriaenssens “structuur, structuur, structuur”. “Heb een plan voor de dag, zorg dat je als partners een plan hebt, je hoeft niet altijd in één ruimte te zijn. Aanvaard dat ons stresssysteem een beperkte energie heeft.”

Niet iedereen raakt even gemakkelijk door deze periode

Maar niet iedereen heeft het even gemakkelijk. “Voor alle mensen die al stressgevoelig waren, is dit moeilijk. Dat leidt tot angst, depressie, mensen klappen dicht of worden agressief. En dan kan het gevaarlijk worden. Een van de gevaarlijkste vormen is wanneer mensen koste wat het kost controle willen houden over de situatie. Dan krijg je een kleine dictatuur.”

Een voorbeeld? “De hamsteraars. Je ziet eigenlijk iemand die heel angstig is, die probeert te controleren. En je probeert wijs te zijn, maar dat helpt niks. Het kernprobleem is dat die persoon niet tot rust geraakt. En dan kan verbinden met iemand, je hart luchten al heel veel doen. Dat kan bij veel instanties: Tele-Onthaal, 1712, de zelfmoordlijn.”

Gaan kinderen dit meedragen?

“Kinderen hebben het voordeel dat hun ontwikkeling, hun hersenen in volle expansie is. Die ervaring wordt gretig meegenomen en wordt in creativiteit omgezet.” Daar hangt wel een belangrijke voorwaarde aan vast: “Dat er geen kostprijs aan toegevoegd wordt. Als kinderen nu geweld meemaken, is dat natuurlijk een heel slechte zaak.”

“Maar de meeste kinderen gaan dit meenemen als een realiteit in het leven. Het zijn wij, de volwassenen, die de roestbakken zijn. Net wij hebben graag dat alles herkenbaar is.”

“Kijk maar naar de Tweede Wereldoorloggeneratie”, vergelijkt Adriaenssens. “Die jongeren, dat was geen hopeloze generatie. En dat is toch nog van een heel andere orde dan vandaag.”

https://sanctorumblog.wordpress.com/2020/03/28/de-citroen-wondermiddel-en-symbool-van-serendipiteit/?fbclid=IwAR1htvjDrI_C5MN3grtnDjjNZXEUiFLzThp8FMZy6Okk0EGdLJozUmY60cg

Bioloog Dirk Draulans over COVID-19

Bioloog Dirk Draulans: “Mensen schrikken niet van COVID-19, maar wat als corona en ebola één virus vormen?”

Fluit de natuur de mensheid terug met het nieuwe coronavirus? Met andere woorden: Zorgt de overbevolking ervoor dat we dichter bij of in de natuur gaan leven en meer in contact komen met wilde dieren die broeihaarden vormen voor besmettingen? Bioloog Dirk Draulans wikt en weegt. Hij houdt een pleidooi om in harmonie te leven, maar denkt niet dat de COVID-19-crisis daarvoor zal zorgen. Draulans over vleermuizen en genetische herschikkingen bij virussen.

We zijn op onze planeet met ruim 7 miljard mensen. We gaan op plekken wonen waar mensen nooit geleefd hebben en komen meer en meer in contact met dieren en hun ziekteverwekkers in die gebieden. De wisselwerking tussen mensen en dieren verandert. Vleermuizen lagen ook aan de basis van de verspreiding van COVID-19. Bioloog Dirk Draulans ziet de natuur de mensheid niet echt terugfluiten.

Onderschat vleermuizen niet. Die zijn met miljarden en zitten vol virussen.

“De natuur doet zijn ding, maar wij dringen ons op en ontwrichten een heleboel systemen. Komt daar bovenop de globalisering waardoor jij en ik de wereld rond kunnen (vliegen)”, vertelt Draulans in “De afspraak” op Canvas. Volgens hem moeten we vleermuizen niet onderschatten.

“Er zijn 1.300 soorten vleermuizen, dat is ongeveer 1/5 van het aantal zoogdieren. Dat gaat over miljarden dieren die vol virussen zitten”, legt hij uit. Voor vleermuizen zijn die virussen geen bedreiging. “Die dieren hebben een hoge tolerantie, soms gaan ze in een soort van wapenwedloop met een virus: Een virus wordt krachtig, de vleermuis vindt daar een weerstand tegen, het virus wordt weer krachtiger, de weerstand van de vleermuis wordt weer beter, enz. Als het virus dan een sprong maakt naar een andere gastheer die de weerstand niét heeft, dan zit je ongelooflijk in de problemen. Dat gebeurde met ebola bijvoorbeeld.”

“Vele reacties in een lichaam zijn het gevolg van de weerstand die in overdrive gaat. Vleermuizen leggen in eerste instantie hun weerstand stiller. Ze gaan niet zo in overdrive. Dat is ook de reden waarom vleermuizen relatief oud worden. Als vleermuizen moeten reageren, reageren ze efficiënt. Er zitten honderen coronavirussen in vleermuizen te wachten, eentje is potentieel gevaarlijk. Maar panikeer nu niet als je een vleermuis ziet”, duidt Draulans.

Daarin treedt viroloog Marc Van Ranst hem bij. “Geen enkel virus wil de gastheer doden, dat is dom. Succesvolle virussen zijn oude virussen die geleerd hebben om goed overeen te komen met de gastheer: met niet te veel symptomen, maar wel overdraagbaar.”

Kleine knikjes in de bevolkingsgrafiek

COVID-19 is beperkt dodelijk, in de natuur een geijkte manier om populaties te regelen, ziet Draulans het. “Het virus valt in eerste instantie de ouderen en kwetsbaren aan. Dat is eigenlijk een natuurlijke selectie die we met onze geneeskunde proberen tegen te gaan. Een verdienste van de mensheid”, aldus Draulans. “Ik denk niet dat dit soort virusuitbraken een impact gaat hebben op de wereldbevolking. Zelfs de Spaanse griep, dat zijn kleine knikjes in de bevolkingsgrafiek. Dat herstelt na 10-20 jaar. De overbevolking tegengaan? Dat moeten we zelf doen met minder kinderen.”

Van Ranst schat dat het nieuwe coronavirus 250.000 tot een half miljoen dodelijk slachtoffers zal maken. De gewone griep maakt evenveel doden. Hij noemt COVID-19 “een erge griep”. Door de genomen maatregelen treedt er een vertraging op. Van Ranst: “Dat geeft de geneeskunde een kans. Had China (waar de eerste uitbraak viel, red.) geen maatregelen getroffen dan zouden er méér doden geweest zijn.”

Het ergste virusscenario?

Voorspellingen tonen aan dat de bevolking zal blijven aangroeien, met 11 miljard mensen zouden we zijn in 2100. Draulans hoopt dat de mensheid de natuur op een bepaalde (niet-destructieve) manier in zijn verhaal meeneemt. In harmonie gaan leven. “Het ongebreideld hout kappen in het Amazonewoud moet stoppen en de handel in wilde dieren op markten ook. Dieren zijn de belangrijkste bron van besmetting.”

Wat kan de ergste vrees zijn op vlak van virussen? “Ze hebben de kwalijke gewoonte dat als ze met twee in een gastheer huizen, ze genetisch materiaal gaan herschikken. Als je een cocktail krijgt met de besmettelijkheid van corona en met de dodelijkheid van ebola, dan zitten we met een serieus probleem. Maar dat is evolutionair onvoorspelbaar.”

De huidige crisis zal niet leiden tot gedragsverandering bij mensen of overheden, vreest Draulans. “Het beste middel om Vlaanderen in gang te krijgen tegen de klimaatopwarming? Eens zes weken geen water uit de kraan laten komen in de zomer. Dan zullen de mensen schrikken. Bij COVID-19 schrikken ze niet.” Van Ranst denkt wel dat door dit virus telewerk en afstandsonderwijs ingang zullen vinden. Maar “dramatische grote wijzigingen” verwacht ook hij niet.

Quarantaine

De psychische gevolgen van quarantaine en wat we daaraan kunnen doen

Quarantaine kan de verspreiding van het coronavirus afremmen, maar het heeft ook grote psychische gevolgen. Dat blijkt uit een studie die net gepubliceerd werd in medisch tijdschrift The Lancet. Mensen in quarantaine voelen zich vaak eenzaam en geïsoleerd. Ze ervaren verveling, angst en onzekerheid, soms ook woede en frustratie. Gelukkig is er veel dat we zelf kunnen doen. We hoeven niet stil te zitten tot de storm gaat liggen.

www.vrtnieuws.be – Door – Peter Brems – 19.03.2020

Vorige week verscheen in het medische tijdschrift The Lancet een nieuwe studie: “De psychologische impact van quarantaine en hoe die te beperken”.

Wetenschappers van verschillende universiteiten namen 24 onderzoeken over de psychische gevolgen van quarantaine onder de loep. Ze deden dat heel snel, in de vorm van een “rapid review”, een “snel overzicht”.

“Normaal werk je een paar jaar aan zo’n grote overzichtsstudie”, zegt professor psychologie Filip Raes (KULeuven). “In dit geval ging het veel sneller, omdat de situatie zo uitzonderlijk is. Zo heeft iedereen een helder en volledig overzicht van de wetenschap. Dat is op dit moment absoluut nodig.”

Raes schrok bij het lezen van de studie. Hij was verrast door de grote, langdurige psychische gevolgen van quarantaine. “De impact is groter dan ik had verwacht. Het aantal mensen dat ernstige klachten ontwikkelt, ligt drie tot vier keer hoger bij mensen die in quarantaine moeten dan bij mensen die niet in quarantaine moeten. Het gaat om klachten die we ook zien bij stress-gerelateerde stoornissen: angst, prikkelbaarheid, concentratieproblemen, een verdoofd gevoel en depressieve klachten.”

Mensen slapen ook minder goed in quarantaine. “Dat mag je niet onderschatten. Sommige mensen vallen moeilijker in slaap, omdat ze uren liggen te piekeren. Anderen worden ’s nachts meer wakker of ze blijven ’s ochtends langer in bed liggen. Dat heeft grote gevolgen, want slaap is enorm belangrijk voor onze fysieke en mentale gezondheid.”

Dat mensen in quarantaine meer wakker liggen, is niet zo gek. Ze hebben veel om over te piekeren. Volgens de studie in The Lancet zijn hun zorgen te herleiden tot een vijftal belangrijke factoren. Mensen in quarantaine voelen zich veel geïsoleerd. Ze gaan gebukt onder onduidelijkheid en financiële zorgen. Ze voelen zich “scheef bekeken” door mensen in hun omgeving. En niet te vergeten: ook de verveling is vaak niet te onderschatten.

Wat als de verveling toeslaat?

Als je in quarantaine zit, dan valt het gewone leven helemaal stil. Je kan niet meer naar de sportclub, naar de winkel of op bezoek bij familie en vrienden. Al die dagelijkse routines vallen weg. En dan slaat vaak onvermijdelijk de verveling toe.

“Mensen laten in quarantaine vaak hun vertrouwde routines vallen”, zegt Raes. “Vaste gewoontes zijn nochtans erg belangrijk voor je stemming. Als die wegvallen, dan heeft dat een heel grote impact.”

Raes raadt daarom aan om te zorgen voor duidelijke gewoontes en schema’s. “Met mijn kinderen heb ik voor de komende dagen een gedetailleerd dagschema opgemaakt: ontbijt, korte wandeling, taken voor school, speeltijd, Karrewiet kijken met een stuk fruit… Dat schema geeft hen een houvast in moeilijke tijden.”

Veel mensen deelden de voorbije dagen foto’s van hun dagschema op sociale media. Dat is een goed idee, zegt Raes. “Het is heel belangrijk dat je een planning maakt en dat je dingen doét. Ga zo veel mogelijk naar buiten en blijf in beweging. Je kan ook van de gelegenheid gebruik maken om iets nieuws te leren. Doe een online cursus yoga, lees een boek, doe dingen waar je anders niet aan toekomt.”

Alleen op de wereld

Quarantaine is een extreme vorm van “social distancing”: afstand houden van anderen om het risico op besmetting te verminderen. Die grotere afstand is heel effectief, maar het zorgt er wel voor dat je je meer geïsoleerd gaat voelen.

Dat komt doordat sociaal contact erg belangrijk is voor onze geestelijke gezondheid. “We weten uit onderzoek dat een goed sociaal netwerk de negatieve gevolgen van stress vermindert. Verbondenheid is altijd belangrijk, maar méér nog bij moeilijke, stresserende gebeurtenissen.”

Daarom is het erg belangrijk om contact te houden met vrienden, collega’s en familie. “Zorg dat je verbonden blijft door veel te communiceren. Stuur niet alleen tekstberichten of mails, maar zorg dat je elkaar ook kan zien. Je kan bijvoorbeeld afspreken voor een videogesprek via Skype, Facetime of Zoom.”

“Ze houden ons voor de gek!”

Mensen in quarantaine voelen zich niet alleen sociaal geïsoleerd. Ze hebben ook het gevoel dat ze te weinig goede informatie krijgen over hun situatie. De informatie die ze wél krijgen, vinden ze vaak verwarrend en onduidelijk. Ze hebben het gevoel dat de overheid niet helemaal eerlijk is. Dat ze maar “de halve waarheid” te horen krijgen. Of dat informatie achtergehouden wordt.

Je gaat je dan nodeloos zorgen maken. Was dat een onschuldig kuchje of een symptoom van corona? Hoe komt het toch dat ik al een paar dagen zo moe ben? Zou het kunnen dat ik het virus draag maar dat ik daar niks van merk?

Heldere, volledige informatie is daarom erg belangrijk. Als mensen zich goed geïnformeerd voelen, ervaren ze minder stress.

Raes adviseert daarom ook om niet voortdurend op zoek te gaan naar nieuws. “Mensen in quarantaine gaan soms op alle mogelijke websites zoeken naar informatie. Ze komen dan ook fake news tegen, wat hen nog ongeruster maakt. Je beperkt je beter tot één of twee degelijke informatiebronnen. Check die een paar keer per dag en niet de hele dag door. Dat heeft toch geen zin.”

De leprapatiënten van vandaag

Mensen die in quarantaine gezeten hebben, worden nadien vaak “scheef bekeken”. Ze merken dat anderen hen vermijden, ook wanneer de quarantaine al achter de rug is. Ze merken dat vaak aan kritische opmerkingen die van weinig tact getuigen: “Hoeveel mensen denk je dat je besmet hebt? Had je niet meer kunnen doen om anderen te beschermen? Ben je wel zeker dat je niet meer besmettelijk bent? Enzovoort.”

“Ik heb een vriend die in quarantaine zit”, zegt Raes. “Hij vertelde mij gisteren dat hij zich een melaatse voelt. Hij zei het met een kwinkslag, maar het zegt toch iets over de grote impact.”

Je kan dat negatief gevoel verminderen door tactvol om te gaan met mensen in quarantaine. Het klinkt misschien vreemd, maar het helpt als je hen je dankbaarheid toont. Mensen gaan immers niet in quarantaine voor hun plezier. Ze doen het omdat ze dan geen andere mensen kunnen besmetten. Het doet deugd als ze daar af en toe aan herinnerd worden.

“Het is ook goed om tijdens een epidemie het gevoel van altruïsme te versterken”, zegt professor arbeidsgeneeskunde Lode Godderis (KULeuven). “Mensen duidelijk maken dat we goed voor elkaar moeten zorgen. En dat niemand er alleen voor staat.”

Quarantaine voel je in je portemonnee

Quarantaine heeft ook letterlijk een prijskaartje. Het kost geld, véél geld. Wie niet kan gaan werken, voelt dat in zijn portemonnee. Sommige mensen vrezen zelfs dat ze hun job zullen verliezen.

Die financiële problemen zijn volgens de studie in The Lancet een grote bron van stress. Na de ebola-epidemie voelden veel mensen zich in de steek gelaten. Er waren wel financiële tegemoetkomingen, maar die bleken onvoldoende en het geld kwam vaak te laat. Mensen moesten daarom beroep doen op familieleden om te overleven. Dat zorgde voor extra frustratie en conflict.

Na de SARS-epidemie in Canada werden mensen wél goed gecompenseerd. Veel minder mensen rapporteerden toen stress door het verlies aan inkomen. Belangrijk is wel dat financiële hulp op tijd komt. Wanneer het langer duurt, krijgen vooral mensen met een beperkt inkomen het moeilijk.

“Het is ook goed om tijdig te informeren over financiële tegemoetkomingen”, zegt Filip Raes. “Dat kan op dit moment al veel stress wegnemen. En natuurlijk: correct informeren en geen valse beloftes doen.”

Een moeilijke evenwichtsoefening

De psychische gevolgen van quarantaine kunnen één tot zelfs drie jaar duren. “Het is een ingrijpende maatregel”, zegt Lode Godderis. “Dat wil niet zeggen dat quarantaine fout is, soms moét het gewoon. De gevaren van verdere verspreiding van de infectie zijn soms zo groot dat het niet anders kan.”

Die gevolgen kunnen we gelukkig verminderen door nu actie te ondernemen. Overheden kunnen een verschil maken door goed te communiceren. “Ze kunnen mensen uitleggen wat er precies gebeurt en waarom. Eerlijk zeggen hoe lang de quarantaine zal duren, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn.”

“Er is dus ook veel dat we zelf kunnen doen”, zegt Filip Raes. Zijn advies is mooi in drie zinnen samen te vatten:

Blijf bewegen.
Zorg voor routines.
Blijf met elkaar verbonden.

Als we dat doen, dan zal het misschien nog meevallen.

Heeft u nood aan een gesprek? Tele-Onthaal is elke dag bereikbaar op het telefoonnummer 106 of via chat via www.tele-onthaal.be

 

Heb professioneel schijt!

Theatermaker Lucas de Man: we hebben momenten nodig van fundamenteel niet moeten

Brainwash – Lucas de Man

Stress, burn-out, dood. We kunnen maar beter de meer dan 2000 jaar oude levenslessen van de Griekse filosoof Socrates ter harte nemen om dat scenario te voorkomen. Anders denken. Je wereldbeeld een kwartslag draaien. Met verve en humor houdt de Vlaamse theatermaker en regisseur Lucas de Man een warm pleidooi voor het Socratische niet-moeten.

Ik kreeg een telefoontje. Dat ging als volgt: ‘Hee, Lucas, je kent mij niet, maar ik werk voor Human. We willen heel graag dat jij in een tiental minuutjes effe een grote denker uit het verleden komt samenvatten voor een publiek.’ Dus ik zei: ‘Waarom?’

Men zei: ‘Het publiek is aan het zoeken. Ze zitten vast. Duisternis. Men wil licht. Men wil weten. Enzovoorts. Dus kom.’ Omdat ik geen sociaal leven heb en de opnames op zaterdag zijn, zei ik: ‘Oke.’ Er was mij ook een goede lunch beloofd maar ik was vergeten dat we in Holland zitten…

“Uiteindelijk vallen we allemaal. Kwak, tegen de grond. Maar het mooie is: als je durft te springen, kun je zeggen dat je tussen de sprong en de val gevlogen hebt”

Ik moet een bekentenis afleggen. Het spijt me, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat ik geen idee heb. Meer nog: Ik weet het niet. Wat goed of fout is, wat juist of niet juist is, ik weet het niet. Het misschien simpel om te zeggen, maar voor mij is het echt een ding dat ik durf toe te geven dat ik het niet weet. Vroeger was ik niet zo. Ik heb literatuur en filosofie gestudeerd. Mijn doel was: Het weten. Wat is de waarheid?!

Ik was daar heel fanatiek in. Je moet je voorstellen: Ik wou richtlijnen, handvatten, ik wou duidelijkheden. Soms ging ik midden in de nacht naar buiten, uit mijn bed, deur uit, stond ik op straat. En ik slaap naakt. En dan riep ik in vier windstreken luidop: Waarheid! Waar is de waarheid?! Maar niemand antwoordde.

Soms ging ik naar musea. Niet voor de kunst. Maar om schilderijen van de muur te rukken. Het doek te verscheuren en dan hing ik de lijst rond mijn nek. Puur om een gevoel van kader te hebben. Maar het mocht niet baten. Ik ben een kind van het postmodernisme. Dat wil zeggen dat alle waarheden zijn onttroond. Kapotgeslagen. Plat gerelativeerd en in een saus van ironie gekookt.

Ik ben de eerste generatie ooit, die is opgevoed met een collectief ‘geen idee’. Zelfs de wetenschap geeft nu officieel toe dat er ‘de waarheid’ niet bestaat. We spreken nu over: Iets is ‘hoogstwaarschijnlijk’ dat het gebeurt tot en met ‘hoogstonwaarschijnlijk’ dat het gebeurt. En that’s it. Verder komen ze niet.

Wij weten collectief dat als we ons afvragen wat goed of fout is, het antwoord is: ‘Geen idee.’ Hoe het hoort of niet? Het antwoord is: ‘Geen idee.’ Wie bepaalt…? ‘Geen idee.’ En sommigen worden daar heel bang van. We zien het in de maatschappij. Die denken: ‘Ik wil het weten.’ En: ‘Ja, maar hoe moet het dan?’

Geen adem, stress, burn-out, dood. Dat is wat er nu gebeurt.

Anderen vluchten naar oude waarheden. Omdat de vorm van die oude waarheid hen meer beschutting biedt tegen de zon van het niet weten. Maar je kunt vluchten wat je wilt. Het besef brandt tot alles door.

Ik was vroeger ook zo. Vluchten. Roepen. Schilderijen van muren trekken. Handvatten van muren trekken. Überhaupt het trekken van dingen van muren. Ik zocht op het internet naar antwoorden. Ik keek naar series. Ik heb alle Netflix-series bekeken, en Netflix bestond toen nog niet eens. Kun je bedenken hoe ver ik op mijn tijd vooruit was.

Ik heb zelfs boeken gelezen. En uiteindelijk zat ik in de les op de universiteit, toen ze plotseling begonnen over SOcrates. Sommigen zeggen SoCRAtes. Zijn vrienden noemden hem ‘cray-cray’.

Voor zij die hem niet kennen: dat is dus de Griekse filosoof uit de vijfde eeuw voor Christus. Ook wel bekend als de grootste klaploper ooit. Het is ongelooflijk. Die man die deed niks. Dat was fascinerend. Hij was vooral buiten omdat hij een verschrikkelijke vrouw had, ook wel ‘het grootste kreng allertijden’ genoemd. Dat is zo. Hij liep rond, hij wou niet bij zijn vrouw zijn. Hij gaf les, maar bereidde die niet voor. Hij schreef geen woord op. Kon hij schrijven? Wie weet. Hij ontmoette gewoon mensen en ging heel veel vragen stellen.

BOEM! Grootste filosoof ooit en mijn held. Dus ik dacht: ‘Weet je wat ik doe, als ik hier dan toch moet zijn, ik ga de leer van Socrates in tien minuten samenvatten.’ Ik heb er nu net vier verspild, zie ik. Dus ik heb nog zes minuten om Socrates aan je mee te geven. Dat is niet moeilijk. Je kan het namelijk samenvatten in drie zinnen.

Nummer 1: Ik weet het niet. Niemand weet het.

Blijkbaar worden wij allemaal op een dag geboren en gaan we allemaal op een dag dood. Dat is nog altijd hip, iedereen doet het. Dat hoort erbij. Daartussen: geen idee. Ik heb daarnet duidelijk gemaakt: Waarom we hier zijn: geen idee. Sommigen worden daar bang van. Dat snap ik. Maar het mooie is: kijk, het verschil tussen mens en dier, zegt men soms – en daar heeft men hele theorieën over, maar er is maar één verschil tussen mensen en dieren: de mensen beseffen dat ze het niet weten en de dieren weten het gewoon niet.

Dat is het grootste verschil. En dat besef maakt ons gek. Niet het niet weten. Kijk maar naar een hond. Hoe blij kan je zijn. Nu komt het mooie aan heel dat niet weten van Socrates. Niemand weet het! Niemand! Je buurman niet, je ouders niet, je baas niet. De minister-president niet. Dat is duidelijk. En zelfs de dalai lama weet het niet!

Yes! Niemand weet het, dus we kunnen samenwerken, we kunnen dingen doen. We kunnen dingen ondernemen, want nooit, en dat moet je echt beseffen: nooit ben jij minder dan een ander. Omdat jij samen met die ander het samen niet weet. Hoe rijk of succesvol of groot die ander ook is, je bent niet minder dan die ander, omdat je allebei deelt dat je het niet weet.

Nummer 2: Niet moeten is ont-moeten.

Het besef van het niet weten lijkt dat je echt momenten van ontmoeting kunt hebben. Kijk, jezelf of een ander op de wereld ontmoeten wil zeggen dat je een moment hebt van niet moeten. Dat betekent ontmoeten. Een echte ontmoeting is een moment waarop je niet moet.

Ik heb het niet over niets moeten. ‘Effe lekker niks!’ Het is hier geen reclame voor Zwitserleven. We hebben het over niet moeten. Fundamenteel niet moeten. En dat is super belangrijk. Als je niet genoeg momenten van niet moeten in je leven hebt: stress, burn-out, dood.

Je kent het tafeltje van vijf? Eten, slapen, ademen, vrijen, en af en toe niet moeten. Dat is belangrijk voor een mens.

Als je het aan mensen vraagt, vlak voor ze dood gaan, en ze kunnen nog babbelen – dus niet bij een ongeluk – maar ze liggen in bed, lekker kanker gehad, ze gaan bijna dood en dan vraag je aan hen: Wat zijn de mooiste momenten van je leven?

Allemaal momenten van niet moeten. En dat kan natuur zijn, of reizen, of kunst, of kinderen, of liefde. Maar het zijn momenten van niet moeten. Super essentieel voor de mens. We moeten heel veel. Overal is er steeds een moment van moeten. Maar als het niet weten aangaat en de ander ook, dan kun je momenten hebben van niet moeten.

Nu zul je misschien denken: Jezus, wat een technisch gedoe, zeg. Niet weten, niet moeten, zeg dan wat wel… Doe iets positiefs, iets actiefs, iets wat ik kan gebruiken. Filosofisch gewauwel. ‘Geef eens wat praktisch!’ Oke.

Nummer 3: Heb professioneel schijt.

Ik heb lang nagedacht, want als Vlaming weet ik: zeker Nederlanders houden van praktisch, duidelijk, concreet. Ik heb lang nagedacht over hoe ik het praktisch en actief maak, en het in daadkracht omzet. Dat je denkt: Hah! Daar heb ik iets aan.

Ik heb Socrates samengevat als volgt: wat hij eigenlijk wil zeggen tegen de mensen is: ‘Heb professioneel schijt.’ Professioneel schijt hebben, daarmee bedoel ik niet gewoon schijt hebben. ‘De wereld houdt niet van mij, niemand ziet mij, dus ik ga veel klagen op social media.’ Neen. Gewoon schijt hebben noemen we puberteit. Na je 17e is dat niet meer sexy.

Professioneel schijt hebben wil zeggen dat je durft te volgen wat jij voelt dat je moet doen. Ondanks je eigen angst en vooral de angst van andere mensen. De mensen roepen: ‘Zo hoort het niet, zo doen we het hier niet, zo mag je niet denken.’ Die roepen, maar ze weten het ook niet. En dat is belangrijk. Ze kunnen luid roepen en doen, maar zij weten het eigenlijk ook niet.

En sommigen denken dan: Maar Nike, Just Do it, als je het voelt. Dan is het makkelijk, maar ik voel niet eens, ik weet niet wat ik wil doen. Ook daar moet je professioneel schijt aan hebben. Het durven niet te weten is superbelangrijk.

Als je zegt dat je onzeker bent, wees dan ook onzeker. Als je zegt dat je vast zit, niet weet niet wat er komt, en je daarom niet deugt: ga weg en zie wat er gebeurt. Dat is professioneel schijt hebben. Niet makkelijk, ik weet het, want het is geen inzicht. Je moet het elke dag durven doen. De ene keer lukt het niet, de andere keer wel.

Maar als je het durft te doen, moet je bedenken: professioneel schijt hebben is durven springen. En uiteindelijk val je. Uiteindelijk vallen we allemaal. Kwak, tegen de grond. Maar het mooie is: als je durft te springen, kun je zeggen dat je tussen de sprong en de val gevlogen hebt. Ik rond af met de woorden van Socrates zelf. Durf het niet te weten. Ontmoet af en toe jezelf, de ander en de wereld. En heb professioneel schijt tot op het eind.

Lucas de Man

Een baby is geen onbeschreven blad

Wie komt op voor het gevoelsleven van de allerkleinsten?

‘Een baby is geen onbeschreven blad’

Kinderpsychiater Binu Singh roept de samenleving op om beter te zorgen voor baby’s en hun ouders. ‘Als je aan de volksgezondheid wil werken, moet je vroeg beginnen. Liefst voor de conceptie.’ Een sessie over knellende kinderschoenen, depressieve baby’s en wanhopige ouders die ‘uit het raam hangen’.

De Standaard – Ann-Sofie Dekeyser – 08.03.2020

Baby’s kunnen niet spijbelen om marsen door Brussel te lopen. Ze kunnen niet met spandoeken en megafoons het recht op psychische zorg opeisen. En hun ouders evenmin, want die komen niet buiten, omdat ze uitgeput zijn door het werk en de zorg voor het gezin. Dus werpt kinderpsychiater Binu Singh zich op voor die stille doelgroep.

Ze is de bezielster van Kleine K, de babypsychiatrie in het UZ Leuven, en voorzitster van WAIMH-Vlaanderen (World Association for Infant Mental Health), een organisatie die zich inzet voor de geestelijke gezondheid van de allerkleinsten. De allerallerkleinsten. ‘Ik voel me al betrokken van voor de conceptie’, zegt Singh. In Groot-Brittannië hebben politici, over partijgrenzen heen, het manifest ‘1001 critical days’ onderschreven en een parlementaire groep opgericht die focust op pre-, peri- en postnatale psychologie. Singh pleit ook voor de invoer van dat manifest bij ons.

We houden geen concrete herinneringen over aan onze eerste levensjaren en onderschatten misschien daarom de emotionele impact ervan. ‘Maar die eerste 1.001 dagen in een kinderleven, van conceptie tot de leeftijd van twee jaar, zijn cruciaal voor de rest van het leven’, zegt Singh. ‘Wat in die periode gebeurt, legt in grote mate vast hoe we later functioneren. Zowel op psychologisch, sociaal als biologisch vlak. Er is een verband tussen die vroege invloeden en ziektes die je later ontwikkelt.’

‘Ik heb baby’s van 8 à 9 maanden met een depressie gediagnosticeerd. Een baby die te lang toxische stress ervaart, kan het opgeven, wanhopig worden en in passiviteit verzanden’

‘Als we onze sociale zekerheid betaalbaar willen houden, moeten we meer geld investeren in kinderen van nul tot drie. Dat is veel kosten-batenefficiënter dan hen achteraf oplappen, wat we nu proberen. Helaas zijn de meeste hulpverleners, laat staan de rest van de maatschappij, niet op de hoogte van de mogelijke psychosociale problemen die achter reflux, huilbaby’s en moeilijke slapers schuilgaan.’

Gaan we zo slecht met onze baby’s om?

‘Het is gangbaar gedachtegoed dat een kind als een onbeschreven blad wordt geboren. Dat klopt niet. Baby’s hebben al een eigen temperament en een geschiedenis aan ervaringen in de baarmoeder. Mensen denken dat jonge baby’s niet zoveel van hun omgeving oppikken, dat ze het allemaal niet merken. Tot in de jaren 80 hebben we ­baby’s geopereerd zonder anesthesie, omdat we dachten dat ze pijn anders ervaarden. Nu vinden we dat horror. Maar op psychologisch vlak maken we nog steeds dezelfde fout. We denken dat we over hun hoofden heen van alles met ze kunnen doen, dat het allemaal geen kwaad kan. We moeten eindelijk erkennen dat baby’s mensen zijn, met evenveel rechten als volwassenen.’

‘Een baby is geen ding dat gewoon gezond moet worden geboren. Het is een mens met een heel eigen beleving. En daar steken we als struisvogels onze kop voor in het zand. Er is veel onwetendheid over hoe het innerlijke leven van een baby eruitziet en welke noden die heeft.’

‘Ik had een grote aha-erlebnis bij een ­foto van gynaecoloog Frédérick Leboyer. Je ziet een moeder, een vader en een gynaecoloog. De pasgeboren baby wordt aan zijn voeten ondersteboven gehouden. Elk van de volwassenen straalt van blijdschap. Als je naar de baby kijkt, zie je angst en verdriet. In alle eenzaamheid. Niemand die het opmerkt. Vandaag houden we onze baby’s niet meer ondersteboven, maar ons perspectief is niet veranderd. Niemand bekijkt de situatie vanuit het standpunt van het kind. Zowat alle ouders hebben de beste intenties met hun kinderen, ze willen het heel goed doen. Maar ze gaan niet in de kinderschoenen staan, daar knelt het.’

‘Dat die eerste 1.001 dagen zo belangrijk zijn, zit in onze natuur ingebakken. Een kind past zich aan de omgeving aan waarin het terecht zal komen. Want hoe beter je je aanpast, hoe beter je kunt overleven. Dat is Darwin. Dat betekent dat heel dat biologische systeem dat volop in groei is, bezig is met alle informatie van buitenaf te capteren. Stel dat de moeder in oorlogsgebied leeft. Dan zal zij voortdurend hoge stress ervaren, dat baby’tje krijgt het stresshormoon cortisol via de placenta binnen. Zo’n kindje zal als het geboren wordt alerter en wakkerder zijn. Nuttig, je kunt maar beter niet diep liggen slapen als je moeder wegloopt voor de bommen, want dan vergeet ze je misschien. Zo’n baby zal snel huilen om zijn mama bij zich te houden, zo garandeert hij zijn eigen veiligheid.’

‘Maar stel dat die mama dezelfde hoge cortisollevels heeft, omdat ze stress ervaart door werkdruk of armoede. Dan reageert het biologische systeem hetzelfde. Het gevolg is een onrustige, moeilijk troostbare baby met meer risico op slaapproblemen. Niet functioneel in zo’n geval, integendeel. Ouders raken uitgeput en gefrustreerd, waardoor ze minder adequaat reageren op de baby. Die dan nog harder gaat huilen.’

Geboortetrauma’s

‘Voor veel ouders is hun pasgeborene het eerste kindje dat ze vasthouden en verzorgen. Dat was vroeger ondenkbaar. Toen gold: it takes a village to raise a child. Nu moet je het zelf uitvissen’

Maar hoe kan een volwassene ooit begrijpen wat in zo’n hoofdje omgaat, hoe een baby de situatie beleeft? Lange tijd hingen er in ziekenhuizen waarschuwingen boven couveusebaby’s: niet aanraken. De angst was groot om het zenuwstelstel van de tere minuscule wezentjes aan te tasten of hen te besmetten met bacteriën. Ze kregen de ideale temperatuur, dito zuurstofregeling, voeding en uv-stralen. Toch namen ze nauwelijks in gewicht toe. In de jaren 80 stonden artsen in een Amerikaans ziekenhuis voor een raadsel. Sommige couveusekinderen deden het opmerkelijk beter dan andere.

Er volgde een grondig onderzoek, tot een verpleegster angstig bekende: ze had het gehuil niet kunnen verdragen en was, tegen alle instructies in, de baby’s over hun rugjes beginnen te aaien. Het waren precies haar patiëntjes die het zoveel beter deden.
‘Hoe zou je zelf zijn,’ zegt Singh, ‘als je in een glazen bak wordt gelegd en alleen heel sporadisch wordt aangeraakt, met steriele handschoenen? Zie, zo moeilijk is empathie met zo’n baby niet.’

‘Ik zie zoveel baby’s en peuters met geboortetrauma’s. Vroedvrouwen en gynaecologen staan niet stil bij de psychische impact van hun ­handelingen. Ze denken er niet aan dat een baby de geboorte – zowat de grootste overgang in een mensenleven – als heel beangstigend, zelfs levensbedreigend kan ervaren.’

‘Tot in de jaren 80 hebben we baby’s geopereerd zonder anesthesie. Nu vinden we dat horror. Maar op psychologisch vlak maken we nog steeds dezelfde fout’

‘Of neem de afdeling neonatologie. Er gebeuren allerhande ingrijpende medische handelingen met die te vroeg geboren baby’s om ze in leven te houden, maar goed ook natuurlijk. Als het baby’tje uiteindelijk genoeg in gewicht is aangekomen, volgt de grote dag: het mag naar huis. Alleen, daar begint een nieuw drama. Die baby’s zijn veel slechtere slapers, omdat ze trauma’s hebben opgelopen. Nederlandse onderzoekers stellen voor om elke baby die op neonatologie is gepasseerd te beschouwen als iemand met mogelijk een posttraumatische stressstoornis en om hen traumatherapie voor baby’s aan te bieden. Toen ik dat las, dacht ik: eindelijk!’

Kanaries

‘There is no such thing as a baby.’ De uitspraak van John Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie, komt neer op Singhs stokpaard: verbinding. ‘Een baby bestaat niet op zichzelf, een baby bestaat in interactie met zijn omgeving. Die verbinding met volwassenen is een zaak van leven of dood, noodzakelijk om te ontwikkelen, groeien en leren.’

‘We leven al een tijd in vrede en economische welvaart. Toch zijn we aan het vereenzamen in onze individualistische maatschappij. En onze baby’s en peuters zijn de kanaries in de koolmijn. Zij piepen het eerst als de samenleving een shift maakt die voor iedereen ongezond is.’

Zijn baby’s er slechter aan toe dan pakweg 30 jaar geleden?

‘Een onhandelbare baby is een baby in nood. En weet dat daar per definitie ouders in nood zijn’

‘Daar hebben we geen betrouwbare cijfers over. We zien wel heel veel baby’s met reflux of allerlei intoleranties. 7 tot 23 procent – afhankelijk van de gebruikte definitie – heeft regulatieproblemen. Dat zijn baby’s die slecht slapen, te veel huilen, moeilijk eten of een combinatie. Dat is veel. Onze maatschappij heeft al alles gehoord over ADHD en autisme, wat respectievelijk bij 5 en 1 procent van de kinderen voorkomt, terwijl niemand iets weet over de veel frequenter voorkomende regulatiestoornissen. Die kunnen een voorloper zijn van psychische stoornissen. En ze zijn niet alleen erg voor het kind, de volwassenen eromheen boeten ook op welzijn in.’

‘Het laatste wat we moeten doen, is de ouders totaal verantwoordelijk stellen. Mijn favoriete uitspraak: it takes a village to raise a child. Daar loopt het in essentie mis. We bieden veel te weinig steun aan de volwassenen die verantwoordelijk zijn om het kind te geven wat het nodig heeft.’

Is de opkomst van het kerngezin – vader, moeder en één of twee kinderen, in plaats van de extended family – problematisch?

‘Ja, we betalen op twee à drie generaties de prijs voor ons veranderde maatschappij­model. Het dorp is gereduceerd tot mama en papa. Maar zij zijn niet gemaakt om kinderen in hun eentje op te voeden. We moeten ons bezinnen over hoe dat dorp opnieuw te creëren binnen onze individualistische maatschappij. Moeders, tantes, buurvrouwen, vriendinnen of andere wijzen die je gul met raad en daad bijstaan, dat kennen we niet meer. Je moet het zelf uitvissen.’

‘Voor heel wat ouders is hun pasgeborene het eerste kindje dat ze vasthouden en verzorgen. Dat was vroeger ondenkbaar. Je had al kunnen oefenen met nichtjes of neefjes, of kinderen van buren. Je kon van dichtbij ervaren wat het betekent om een baby te hebben.’

We hebben dit zelf gecreëerd, kan iemand ons hier nog uit helpen?

‘Ik vraag me af of we onze prioriteiten nog op een rijtje hebben. Is het belangrijk dat je elke dag alles post op sociale media, of kan je dat uur beter aan iets anders besteden?’
‘Of neem crèches. Daar zijn vaak maar twee verzorgers voor zestien baby’s. Vanuit volwassen perspectief lijkt dat genoeg: ze kunnen alle kinderen verversen, eten geven, in bed leggen. Maar we vergeten dat er nog meer ­basisbehoeftes te vervullen zijn. Verbinding, co-reguleren, aandacht geven, lichamelijk contact. Volwassenen hebben genoeg aan één uur qualitytime per dag, maar een baby komt daar bijlange niet mee toe. Opnieuw de vraag: zijn we bereid om in die kinderschoenen te gaan staan? Ik zie veel volwassenen die redeneren: hoe kunnen mijn economie en mijn leven blijven lopen met een kind erbij?’

‘Begrijp me niet verkeerd, je kunt geen perfecte kinderen creëren door een perfecte opvoeding te geven. Dat laatste bestaat niet, maar we moeten het wel goed genoeg proberen te doen.’

Een frustratie van veel ouders: het kind kan niet zeggen wat er scheelt en blijft huilen.

‘Baby’s hebben veel manieren om te communiceren. Huilen is vaak signaalvergroting. ­Baby’s met honger smakken, steken hun tongetje uit, wrijven hun vuistje over hun mond of houden hun hoofd opzij op zoek naar een borst. Pas als al die signalen niet gezien worden, zetten ze het op een huilen. Als jij doodop bent door slaaptekort en denkt: ik heb vandaag nog niet kunnen douchen, ik moet het huis nog opruimen, ik ga die deadline op het werk niet halen…, dan zie je de signalen niet die je baby geeft. Niet omdat je een slechte moeder bent, maar omdat je overvraagd bent. Je rent jezelf voorbij. Het is nogal moeilijk om een ander te lezen en te begrijpen, als je jezelf niet meer leest en begrijpt.’

Krijsend op de grond

Een zwangere vrouw draag je op je wimpers. Het is de letterlijke vertaling van een zegswijze in het Hindi waarmee Singh is opgevoed. ‘Het idee is dat een zwangere vrouw leven aan het creëren is en je dus heel goed voor haar moet zorgen. Dat zit in onze taal ingebakken. Terwijl we hier ­zeggen: je bent zwanger, niet ziek, stel je niet aan.’

Ze ziet heel wat radeloze en uitgeputte ouders in Kleine K. Met hen bespreekt ze de window of tolerance, de bandbreedte van stress waarin we goed functioneren en welzijn ervaren. Bij te hoge stress schieten we uit ons raampje. Onze hersenen zijn dan niet meer bezig met ontwikkelen, groeien, leren. We raken overprikkeld, paniekerig en geïrriteerd. Of net afgestompt, lusteloos.

‘Een nieuwe vaardigheid leren haalt je uit je window of tolerance. Denk maar aan je eerste rijles. Weet dat baby’s dat voortdurend doen. In hun hersenen worden per seconde miljoenen verbindingen gemaakt. Zij gaan dus heel vaak uit dat spanningsraam, ze hebben volwassenen nodig om hun emoties te reguleren, zodat ze kunnen groeien. Door samen in verbinding te gaan, leert een kind zichzelf aan om opnieuw in dat optimale spanningsraam te ­raken. Hangt een kind te vaak uit het raam, dan ontstaan er problemen: slecht slapen, veel huilen, vaak ziek zijn, eetstoornissen, enzovoort. Omdat het kind toxische stress ervaart. Als een kind dat lang meemaakt in de eerste 1.001 dagen, zal het daar levenslang een prijs voor betalen.’

‘Baby’s zijn de hele tijd bezig met zelf­regulatie. Ze leren dat een bepaald onbehaaglijk gevoel honger is, en dat als ze eten, het overgaat. Zo leren baby’s zichzelf ook verteren, slapen, ontspannen, enzovoort. De enige manier om dat onder de knie te krijgen, is in verbinding gaan met een volwassene die het al kan. Het lastige aan dat ­model is dat een volwassene die zelf uit zijn raam hangt, niet in staat is om iemand anders er weer in te brengen. Integendeel. Je moet zelf goed gereguleerd zijn om een ­ander te reguleren. Een behoorlijke uitdaging, want een kind krijgen, haalt je stressreguleringssysteem sowieso overhoop. En al helemaal als je amper nachtrust hebt door je huilbaby.’

Bestaan er onhandelbare baby’s?

‘Er zijn baby’s die in hun genetische aanleg een enorme uitdaging meebrengen. Denk aan autisme, die baby’s zijn nog gevoeliger voor prikkels en hangen dus nog sneller uit hun raam. Maar ze zijn in de minderheid. Onhandelbare baby’s zijn vooral een signaal van hoeveel stress er in hun omgeving is. Een onhandelbare baby is een baby in nood. En weet dat daar per definitie ouders in nood zijn.’

Kan een baby depressief zijn?

‘Zeer zeker. Ik heb al baby’s van acht à negen maanden met een depressie gediagnosticeerd. Gek dat je daar zo verbaasd over bent. En zie je hoe hard het ingebakken zit dat baby’s geen gevoelsleven hebben. Een ­baby die te lang toxische stress ervaart, kan het opgeven, wanhopig worden en in passiviteit verzanden.’
‘Uw vraag is eigenlijk een variant op de oude vraag: moeten we een baby verdoven om te opereren? Ik hoop dat wanneer ik met pensioen ga, en bij voorkeur sneller, niemand nog die vraag zal stellen.’

Welke persoonlijkheidskenmerken worden al in die eerste 1.001 dagen gevormd?

‘Bijna allemaal. Zelfverzekerdheid, doorzettingsvermogen… Er wordt een fundament van je biologisch, psychologisch en sociaal bestaan gelegd. Als je daar hebt ervaren: ik doe ertoe, ik word gezien en geliefd en als ik een probleem heb, kan ik hulp vragen, zit dat in je hersenen ingeprent.’

‘Het zelfregulatieproces dat je als baby doormaakte, zorgt ervoor dat je je nu niet telkens krijsend op de grond werpt als je honger hebt. Maar hoeveel volwassenen werken niet een hele dag en beseffen ’s avonds: oei, ik heb vandaag te weinig gedronken? Ze voelen de dorst niet, omdat ze geen verbinding hebben met zichzelf. Ze voelen niet wat er met hen scheelt. Ze hebben hun eigen behoeftes leren te negeren.

Dat soort inprentingen begint al van in de wieg. Zelfregulatie leer je in de eerste jaren en is de basis van alle andere ontwikkelingen erna. Veel volwassenen sukkelen daar nog altijd mee. En dan staan we ervan te kijken hoeveel burn-outs er zijn bij jonge werknemers. We leren niet meer voor onszelf te zorgen. Want onze maatschappij faciliteert dat niet.’

 

Labelen

Dat steeds meer mensen het label ‘autisme’ krijgen, zegt volgens Paul Verhaeghe iets over de wantrou­wige tijd waarin we leven. Bovendien is labelen contraproductief. ‘Als we niet opletten, wordt het een selffulfilling prophecy waarbij mensen op zichzelf terugplooien.’

De Standaard – Eva Berghmans – 02.02.2020

‘De normale mens van vandaag is gek. Of op zijn minst gestoord’

Paul Verhaeghe: ‘Hoe breder je een stoornis definieert, hoe meer mensen met een hulpvraag er zijn. En dan zijn het altijd de mensen die het probleem het minst vertonen, die de meeste hulp krijgen’.

Ruim dertig jaar geleden schoof Paul Verhaeghe (UGent) als onafhankelijk ­expert mee aan tafel bij de ­observatievergaderingen in een van de eerste Vlaamse instellingen voor kinderen met autisme. ‘Het ging om kinderen die in zichzelf opgesloten zaten. Ze spraken niet, ze maakten zelfs geen oogcontact. Toen noemden we hen “autisten”, maar sinds autisme een spectrumstoornis werd, noemen we mensen die zo diep in zichzelf opgesloten zitten “kernautisten”. Zodra autisme een spectrumstoornis werd genoemd, en de criteria almaar soepeler werden, wist ik dat het een hype zou worden. Ik vind dat een ongelukkige evolutie.’

Wat is daar ongelukkig aan? Voor velen is het een opluchting als ze de diagnose krijgen, omdat ze dan eindelijk weten waarom ze zich overal buiten voelen vallen.

‘Dat klopt, maar zo’n label dat alles verklaart, is een illusie. Etiketten kleven hoort bij de categoriserende wetenschap uit de negentiende eeuw – denk aan Linnaeus. Je klasseert, maar je verklaart niet. Een diagnose zou niet tot een etiket mogen leiden. Een diagnose is een momentopname, ook als dat moment acht maanden duurt. Een van de grote risico’s van labels is dat je iemand in een hokje duwt voor de rest van zijn leven. De moderne wetenschap denkt procesmatig en het is hoog tijd dat de diagnostiek dat ook doet: hoe gaat het kind in interactie? Reageert het in een andere omgeving eventueel anders? Je loopt het risico dat zowel de mensen die een label krijgen als hun omgeving zich naar dat label gaan gedragen. Als jij een autist bent, kan ik ervan uitgaan dat jij liever niet benaderd wordt. Dan houd ik afstand, en plooi jij je als gevolg daarvan nog verder op jezelf terug.’

‘Een psychiatrisch label is een vlag die niet altijd dezelfde lading dekt. Diagnoses in de geestelijke gezondheidszorg zijn niet zoals een griepdiagnose. Als je griep hebt en je gaat bij vijf huisartsen, zullen die allemaal de diagnose griep stellen. Als je met afwijkend gedrag of denken bij vijf experts gaat, kunnen er verschillende diagnoses uit de bus komen – denk aan de discussies op het recente assisenproces. Het label ‘autisme’ of ‘ADHD’ is geen betrouwbare diagnose, want er bestaan geen sluitende diagnoses. Dat is geen onkunde of slechte wil, dat is omdat psychiatrie en psychische diagnostiek geen exacte wetenschap zijn. Wij werken met beschrijvingen. Je kan autisme niet aflezen van een hersenscan of bloedproef, dat kan met geen enkele psychische stoornis.’

‘Als je kind niet ex­celleert, voel je je schuldig als ouder. Een label geeft je een verklaring en een verontschuldiging’

‘Mijn grootste bezwaar tegen de hype is dat de zwaarst getroffenen in de kou blijven staan. Ik twijfel niet aan de realiteit van autisme. Ik heb wel heel veel vragen bij de bandbreedte van de huidige autismediagnostiek. Hoe breder je een stoornis definieert, hoe meer mensen met een hulpvraag er zijn. En dan zijn het altijd de mensen die het probleem het minst vertonen, die de meeste hulp krijgen. Omdat ze mondiger zijn, omdat het makkelijker werken is met hen, omdat ze meer binnen de normale circuits zitten. Ik vraag me af: die kinderen die ik 35 jaar geleden gezien heb, zouden die nu in een “auti-klas” zitten?’

Waarom houdt onze tijd zo van labels? Is het niet nefast voor je zelfbeeld als je een label opgespeld krijgt, en bevestigd ziet dat je “anders” bent?

‘We leven in een tijdperk waarin we de illusie van maakbaarheid en perfectie koesteren. Kinderen moeten excelleren. Kinderen van gemiddelde intelligentie zitten tussen 90 en 110 IQ-punten. Maar wil jij een kind met een IQ van 95 in een maatschappij die om uitzonderlijke prestaties roept? Dat wil niemand echt. Dus we hebben nog twee groepen van kinderen: hoogbegaafden en kinderen met een stoornis. Als je een kind hebt dat niet excelleert, of problemen heeft, voel je je vandaag de dag schuldig als ouder. Als er dan iemand met een label komt, ben je opgelucht. Op die manier heb je een verklaring en een verontschuldiging. Het is goed dat kinderen met problemen geholpen worden om zorg en onderwijs op maat te krijgen. Maar dat zou moeten kunnen zonder een label waar ze vaak nooit meer vanaf raken.’

Hoe kan de geestelijke gezondheidszorg functioneren zonder labels?

‘Ik pleit voor een terugkeer van het diagnostisch verslag zoals dat in het pre­digitale tijdperk gemaakt werd. Een goede diagnose is een biopsychosociale beschrijving van de problemen, op basis van onderzoek en grondige observatie, die meerdere dagen, weken of in het geval van kinderen zelfs maanden duurt. Zo’n verslag formuleert een concreet en op maat geschreven advies voor de behandeling en biedt in het beste geval ook een mogelijke verklaring. Maar geen label. Helaas zijn labels makkelijker in te voeren in digitale systemen dan een verslag van pakweg vijftien pagina’s.’

Narcisme wordt de nieuwe hype. Kijk naar Trump, een typevoorbeeld: steeds meer mensen kijken naar hem op.

‘Het is niet een categoriaal label dat de patiënt vooruit helpt, wel de beschrijving hoe hij procesmatig functioneert, hoe en in welke situaties een eventuele stoornis zich uit. Pas dan kun je nadenken over oplossingen, op maat. Het idee van one size fits all, wat de toekenning van een label laat uitschijnen, klopt niet.’

Als elke tijd zijn modestoornis heeft, zoals u met Michel Foucault betoogt in het essay ‘Normaliteit’, wat zegt de hype rond autisme dan over deze tijd?

‘Mijn aanvoelen is dat de afgelopen 25 jaar het wantrouwen tussen mensen steeds groter geworden is, op grond van het maatschappelijk opgelegd individualisme en de alomtegenwoordige competitie. Dat blijkt ook uit vergelijkingen met metingen sinds de jaren zestig. De ander is niet te vertrouwen, de ander is minstens een concurrent, en misschien een bedreiging. Dat is een vrij algemeen idee geworden dat je zelfs terugvindt in mainstream televisieprogramma’s. Denk maar aan De mol: in mijn omgeving is er minstens één iemand die de boel wil saboteren. De baseline is: let op met de ander, houd afstand. Blaas dat een beetje aan, en zo’n houding krijgt heel snel iets autistisch. Zeker met een spectrumdiagnose wordt dat een hellend vlak.’

Al van bij de oude Grieken wordt een onredelijke omgang met passies en emoties geduid als de oorzaak van psychische stoornissen. Mensen met autisme hebben ook vaak een probleem met emoties: ze hebben er wel, maar kunnen ze heel moeilijk plaatsen en benoemen. Zegt het feit dat autisme een hype is iets over hoe wij tegenwoordig met onze emoties omgaan?

‘Zonder twijfel. In de consultatiekamer hebben we in toenemende mate te maken met mensen die niet in contact staan met de eigen gevoelswereld. Ze hebben geen zicht op hun emoties en gaan er daardoor op een slechte manier mee om. Neem bijvoorbeeld angst. Een van de zwaarste emoties die je kunt meemaken, is een ­paniekaanval. De fysieke symptomen zijn zweten, buikgevoel, hartkloppingen, huidtintelingen en knikkende knieën. Daar hoort de subjectieve ervaring van intense angst bij. Freud stelde eind negentiende eeuw al vast dat sommige mensen alle fysieke kenmerken van angst vertonen, maar de angst als emotie niet ervaren. Tegenwoordig komt dat zo vaak voor dat in de DSM (de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, zowat het handboek van de psychische gezondheidszorg, red.) de ‘non-fearful panic disorder’ is opgenomen. Het gaat om maar liefst 1 op de 3 patiënten, die de symptomen vertonen maar niet het bijbehorende gevoel. Onvoorstelbaar veel vind ik dat.’

Een gedragspatroon als een stoornis benoemen is een manier om een maatschappelijke norm in stand te houden, legde Foucault al uit. Als de autist nu de gestoorde is, wie is dan de ‘normale mens’ in deze tijd? ‘Normaal’ als in: een mens die aan de maatschappelijke norm voldoet?

‘De normale mens vandaag is de zichzelf verkopende, excellerende, presterende mens, die ervan overtuigd is dat hij het helemaal zelf gemaakt heeft. En die normale mens is wat mij betreft gek. Of minstens gestoord. We zijn dat zo gewend dat we het niet meer zien. Onlangs zag ik het overduidelijk. Ik kwam terug van drie weken op de Kaapverdische eilanden – het was daar mooi, rustig, de mensen waren lief. Het was alsof ik onze wereld bij mijn terugkeer ineens met een andere blik zag. De agressie, de onvriendelijkheid, de haast en ja, ook het wantrouwen … Onze maatschappij is helemaal dolgedraaid.’

‘Ik zie het nog niet meteen goed komen. De volgende hype is al in zicht: narcisme. Nu heeft de narcistische persoonlijkheidsstoornis nog een lelijke reputatie, maar dat gaat veranderen. Kijk naar Trump, een typevoorbeeld: steeds meer mensen kijken naar hem op. Narcisme wordt de nieuwe spectrumstoornis, allicht onder een lichtjes andere naam – “positief narcisme” of zo.

Wie is Paul Verhaeghe?
● Schrijver van onder meer ‘Identiteit’, ‘Autoriteit’ en ‘Intimiteit’
● Vorig jaar verscheen het essay ‘Over normaliteit en andere afwijkingen’, Daarin herleest hij Michel Foucaults ‘Geschiedenis van de waanzin’ en betoogt met Foucault dat elke tijd zijn modestoornis heeft.

Hello darkness, my old friend

I’ve come to talk with you again

Because a vision softly creeping

Left its seeds while I was sleeping

And the vision that was planted in my brain

Still remains

Within the sound of silence

In restless dreams I walked alone

Narrow streets of cobblestone

‘Neath the halo of a street lamp

I turned my collar to the cold and damp

When my eyes were stabbed by the flash of a neon light

That split the night

And touched the sound of silence

And in the naked light I saw

Ten thousand people, maybe more

People talking without speaking

People hearing without listening

People writing songs that voices never share

And no one dare

Disturb the sound of silence

“Fools” said I, “You do not know

Silence like a cancer grows

Hear my words that I might teach you

Take my arms that I might reach you”

But my words like silent raindrops fell

And echoed

In the wells of silence

And the people bowed and prayed

To the neon god they made

And the sign flashed out its warning

In the words that it was forming

And the sign said, “The words of the prophets

Are written on the subway walls

And tenement halls”

And whisper’d in the sounds of silence

Een late kerstboodschap

Dirk De Wachter & Paul Verhaeghe: ‘Het normale leven is waanzin geworden, maar we merken het niet eens’

HUMO – 31 december 2019

Paul Verhaeghe en Dirk De Wachter pikken de mensen op die de razende vaart van de samenleving niet meer kunnen volgen. Hun wachtkamers puilen uit van de opgevers, die vaak met de vinger worden nagewezen wegens een vermeend gebrek aan karakter en ijver. Maar in hun pas verschenen boeken ‘Over normaliteit en andere afwijkingen’ en ‘De kunst van het ongelukkig zijn’ vragen Verhaeghe en De Wachter zich af wie eigenlijk de gekken zijn: de afhakers, of de groep die succesvol meedraait aan de top. Een gesprek over liefde, egoïsme en bubbelbaden op de Kaaimaneilanden.

‘Mensen willen zoals Brad Pitt en Angelina Jolie zijn, maar ze vergeten dat die sterren rampzalige relaties hebben’

Dat het allemaal wat minder mag, zeggen ze vaak tegen de mensen. Minder perfect, minder snel, minder mooi. Maar hun eigen adviezen toepassen is voor de bekendste zielenknijpers van Vlaanderen nog een werkpuntje. Dit interview vindt plaats om halfnegen ’s avonds, in het Gentse Museum Dr. Guislain, waar Dirk De Wachter na halfelf nog een evenement heeft. Maar in een tijdspanne van drie weken was dit het enige gaatje in hun overvolle agenda’s. ‘We draaien mee in de mallemolen die we aanklagen,’ zegt Dirk De Wachter. ‘Maar wij hebben een job die ons tevredenstelt. Veel mensen hebben dat geluk niet.’

HUMO Uit het Nationaal Geluksonderzoek van professor Lieven Annemans bleek dit jaar dat 46 procent van de Belgen zich soms tot altijd eenzaam voelt, bij jongvolwassenen tussen 20 en 34 jaar is dat meer dan de helft. Eén op de vijf jongeren heeft psychische problemen en België scoort zeer hoog in de lijstjes met burn-outs, depressies en zelfdodingen. Wat is er aan de hand?

Paul VERHAEGHE «Onze neoliberale maatschappij is ziekmakend. De normen waaraan mensen moeten voldoen, liggen zo hoog dat velen die niet halen. En zelfs degenen die ze wel halen, voelen zich vaak niet lekker, omdat het maatschappelijke ideaalbeeld ons sterk op onszelf teruggooit.»

HUMO Wat is dat ideaalbeeld?
VERHAEGHE «Dat je succesvol moet zijn en voortdurend in competitie moet gaan met anderen: op het werk, in je vrije tijd, in je familie… Dat idee is eind jaren 80 ontstaan, en de digitalisering en de Instagramcultuur, waarin we onszelf als uniek merk in de markt moeten zetten, hebben daar nog een turbo op gezet. Het gevolg van die aanhoudende concurrentie met anderen is dat we niemand meer vertrouwen. Zelfs in koppels bestaat die rivaliteit: ‘Wie van ons is de strafste? Wie moet de meeste huishoudelijke klussen doen, zodat de andere meer tijd heeft om succes te boeken?’ Mensen voelen zich alleen, omdat ze merken dat ook de andere met zichzelf bezig is. Volgens de Franse schrijver Michel Houellebecq zijn we allemaal elementaire deeltjes geworden. We leven apart together, elk in onze bubbel.»

HUMO Is dat niet de natte droom van elke stamboekliberaal: de ultieme vrijheid en zelfontplooiing?

Dirk DE WACHTER «Het is vooral een illusie. Wij zijn een sociale diersoort, we hebben de anderen nodig. Zet ons allemaal apart en we worden ziek.»

HUMO Waarom hekelt u allebei de idee dat geluk maakbaar is?

DE WACHTER «Omdat geluk dan heel egocentrisch wordt: geluk als ‘iets van míj, waar ik zelf voor heb gezorgd, en wat de anderen doen, boeit me niet’. Dat is het recept voor een kille samenleving, waarin pech, lijden en verdriet als je eigen schuld worden beschouwd. Het gevolg is dat mensen de pijn verzwijgen in plaats van erover te praten. Verdriet dat niet naar buiten komt, gaat rotten. Het kan je ziek maken. Pas als we het uiten, wordt het draaglijk. Daarom is de kunst van het leven de aanvaarding dat moeilijkheden en tekortkomingen bij het leven horen, en dat je die deelt met anderen.»

VERHAEGHE «Als je die idee van maakbaar geluk doortrekt, is het nooit goed genoeg. Dan wordt jezelf beter maken een morele plicht, en elke mislukking een persoonlijk falen. In mijn praktijk zie ik veel perfectionisten die bang zijn om te mislukken of die al mislukt zijn. Uitblinken op alle terreinen is een must: op het werk, als partner, ouder, vriend, sportman… Ze zijn verwikkeld in een continue rechtszaak met zichzelf als beschuldigde én rechter, maar zonder verdediging: ‘Dit kan beter, dat heb ik niet goed gedaan, mijn kinderen presteren slecht op school…’ Hun faalangst drijft hen almaar verder, en zo branden ze op.»

DE WACHTER «Ofwel boek je succes en voel je je fantastisch, ofwel ben je een loser. Ook politiek is het wit of zwart. Waar zijn de vijftig tinten grijs gebleven?»

VERHAEGHE «Het normale leven is waanzin geworden, maar we merken het amper, omdat iedereen achter hetzelfde ideaal aanholt. Werk moet ons niet meer opgelegd worden, we moeten er bijna van weggehouden worden of we verliezen onszelf erin. En als het stopt, blijven we verweesd achter, omdat onze hele identiteit erop stoelt. De belangrijkste oorzaak voor eenzaamheid bij ouderen is het gevoel dat ze niet meer meetellen, omdat ze niet meer werken. Oudere collega’s die met emeritaat gegaan zijn, zeggen: ‘Van de ene dag op de andere ben je niets meer.’»

HUMO Dat lijkt me vooral het geval bij hoogopgeleiden en zelfstandigen.

VERHAEGHE «Juist. Daarnaast heb je een grote groep ambtenaren, arbeiders en mensen in onderbetaalde banen die nauwelijks erkenning krijgen. Ze worden geconfronteerd met besparingen en efficiëntie-oefeningen: ze moeten er steeds meer taken bij nemen. Daardoor vallen steeds meer mensen uit en stijgt de druk op de overblijvers.»

DE WACHTER «Ik ben ervan geschrokken hoeveel jonge werknemers, en zelfs studenten, bij mij komen met een burn-out. Vaak zeggen ze: ‘Dokter, eigenlijk zou mijn baas hier moeten zitten.’ Het grappige is dat die baas een week later óók bij mij komt en hetzelfde zegt over zíjn baas.»

HUMO Dat de Vlaamse regering in haar programma zo sterk de nadruk legt op excelleren, is dus geen goede zaak?

VERHAEGHE «Zoals de politiek het begrip excelleren invult, zul je onvermijdelijk nóg meer burn-outs zien. In het advies van de Gezondheidsraad staat letterlijk dat burn-out het gevolg is van een ziekmakende omgeving. Dat gaat lijnrecht in tegen de politieke visie.»

DE WACHTER «Ik vergelijk onze tijdgeest met een speedboot, TINA genaamd: There Is No Alternative. Die boot vaart heel snel, en vooraan staan blitse jongens in dure pakken met hun haren in de wind magnumflessen champagne leeg te spuiten, terwijl hun mooie vrouwen kirren van plezier. Maar achteraan vallen mensen uit de boot, omdat het zo snel gaat en er geen relingen zijn. Door het geraas horen de succesboys dat niet. En achter die speedboot varen wij, de psychiaters en de psychologen, in rubberbootjes. Wij vissen de overboord gevallen sukkelaars op en geven ze droge kleren.»

VERHAEGHE «Een schitterende metafoor!»

DE WACHTER «Maar onze rubberbootjes kunnen amper volgen, waardoor het heel moeilijk is om die patiënten weer op de speedboot te krijgen. De overheid zegt nu dat die boot nog harder mag gaan, en dat de rubberbootjes van de psychiaters te duur zijn: ‘Laten we de mensen zwemvesten geven, dan verdrinken ze ook niet.’ Néé, die speedboot moet trager varen, en achteraan moet er een stevige reling komen, een sterke sociale zekerheid, zodat minder mensen in het water vallen. Want vergis u niet: de meesten hebben geen psychiatrische afwijkingen, maar zijn gewone mensen die de ratrace niet meer aankunnen. Je zou kunnen zeggen dat degenen die wel succesvol zijn de gekken zijn, om het woord ‘psychopaten’ niet te gebruiken.»

‘Je zou kunnen zeggen dat degenen die wél succesvol zijn de gekken zijn, om het woord ‘psychopaten’ niet te gebruiken’

HUMO Een straffe uitspraak.

VERHAEGHE «Dirk heeft gelijk. Kijk naar de politiek, de grootbanken die de bankencrisis hebben veroorzaakt, of multinationals die excelleren door hun personeel uit te persen: aan de top zitten vaak succesvolle sociopaten die alleen met zichzelf bezig zijn.»

DE WACHTER «Uiteraard zijn er ook sociaal voelende bedrijfsleiders en politici, maar het lijkt er toch op dat gewetenloos doordrammen zonder rekening te houden met de medemens of de planeet de kortste weg is naar succes. Veel mensen zijn gelukkig ten koste van anderen. Ze vertrappelen hen en worden daar soms nog om bewonderd ook.»

HUMO U vindt dat de gelukkigen wat nederiger moeten zijn. Waarom is die Vlaamse bescheidenheid nodig?

DE WACHTER «Omdat het behalen van succes meer te maken heeft met geluk dan met je eigen verdienste. Dat ik psychiater ben, dank ik aan het feit dat ik geboren ben in een land zonder oorlog of hongersnood, met bijna gratis onderwijs en een goede gezondheidszorg. Ik had ook het geluk dat ik wat verstand meekreeg en geboren werd in een gezin waarin ik graag werd gezien. Ik zie dagelijks in mijn praktijk hoe belangrijk die liefdevolle omgeving is. Wij, westerlingen, beseffen niet hoeveel we krijgen.»

HUMO Is het dan geen verdienste dat je de geboden kansen ook grijpt?

DE WACHTER «Jawel, maar dat geeft je nog niet het recht om hoog van de toren te blazen. Schenk wat meer aandacht aan de mensen rondom je.
»Wie kansen heeft gekregen, heeft de verantwoordelijkheid om iets te doen voor wie door zijn ouders mishandeld of verwaarloosd is, die in oorlog is opgegroeid of door erfelijkheid een kwetsbaar brein heeft dat hem bij de minste stress door de knieën doet gaan. Als de gelukkigen voor de ongelukkigen zorgen, worden ze daar zelf ook gelukkiger van, want het geeft hun leven een diepere betekenis. Dat gevoel gaat dieper dan het oppervlakkige streven naar succes, genieten en steeds weer nieuwe kicks. Het idee dat het leven altijd leuk moet zijn, is de ziekte van deze tijd.»

‘Het idee dat het leven altijd leuk moet zijn, is de ziekte van deze tijd’

HUMO Wat is er mis met genieten?

DE WACHTER «Als dat het doel van het leven is, vind ik het nogal leeg.»

VERHAEGHE «Maar dat wordt ons wel opgedrongen door de consumptiemaatschappij.»

DE WACHTER «Op den duur voel je je bijna schuldig als je niet op reis gaat, maar gewoon in de tuin zit, want dat kost niets, en het oogt minder spectaculair op Instagram.»

VERHAEGHE «Tenzij je een zwembad laat aanleggen en nieuwe tuinmeubels koopt. En een poolhouse met een buitenkeuken (lacht).»

HUMO Mensen die elke zomer naar Ibiza willen, en elke winter naar Ischgl en Tenerife, zijn dus afgedwaald?

DE WACHTER «Mensen mogen reizen, dat doe ik zelf ook, maar waar houdt het op? Op den duur wordt Ibiza te saai en zijn we alleen nog tevreden als we ons in een wellnessresort op de Kaaimaneilanden in een bubbelbad kunnen laten zakken. Dan wordt geluk synoniem voor zelfgenoegzaam wegzinken in leegheid. Ik betwijfel of je daar fundamenteel gelukkig van wordt. De wonderlijkheid van het bestaan zit in doodgewone dingen: koken met je geliefde, je kind zien lachen, afspraakjes met vrienden, rustig genieten van een goed boek…»

VERHAEGHE «Maar dat gaat in tegen de heersende yolo-moraal: you only live once.»

DE WACHTER «Ja, leven tot op de bodem. Maar op de bodem van de pot is de pudding soms aangebrand. Als je te veel schraapt, wordt het minder lekker. Ik zie geregeld succesvolle mensen die jarenlang hebben geleefd alsof het hun laatste dag is, zoals André Hazes jr. zingt, tot ze instorten. Misschien is het dan beter om kleine hapjes pudding te eten en daar maximaal van te genieten.»

HUMO Er kwam ook kritiek op uw boek: het zou een pleidooi voor saaiheid zijn, je moet je schikken in je kleurloze lot. Bestaat het risico niet dat mensen die hun relatie of job beu zijn, zich daarbij neerleggen?

DE WACHTER «Dat is een cynische interpretatie. Ik pleit voor een ambitieus en gelukkig leven met veel engagement, maar minder ikkigheid. Als mensen denken dat ze zich kunnen verbeteren, hou ik hen niet tegen. Maar niet iedereen heeft de kracht om op z’n 45ste nog van job te veranderen. Zo iemand kan zich wel buiten het werk engageren, in vrijwilligerswerk, als trainer in de voetbalclub, in de buurt of bij familie.»

HUMO Pijn en lijden als deel van het leven, bescheidenheid, je plicht doen: het doet een beetje aan de Kerk denken.

DE WACHTER «Je zou denken dat mensen die boodschappen al kennen, maar blijkbaar hebben ze, door het wegvallen van de Kerk, psychiaters nodig om hen eraan te herinneren. Toch word ik niet graag bestempeld als een pastoor. Het wekt de indruk dat ik niet meer van deze tijd ben. Ik zeg mijn patiënten niet hoe het moet, ik ga met hen in dialoog en hoop dat ze door dat gesprek zelf een oplossing vinden. Maar ik sta wel achter de christelijke waarden. Mijn familie was nogal ‘multicultureel’, met een liberale vader, een socialistische tante en ook enkele pastoors aan moederskant. Daar hoopte men dat ik ook pastoor zou worden, maar mijn moeder heeft me nooit gepusht: ze vond een gezin belangrijker. Vandaag ben ik niet meer zo gelovig, maar ik vind dat we de christelijke traditie, met haar zingeving en rituelen op belangrijke levensmomenten, moeten koesteren.»

Geen zin in seks

HUMO Veel mensen zijn ontgoocheld in de liefde. Merken jullie dat ook?

DE WACHTER «Zeker. Dat heeft vooral te maken met onrealistische, hollywoodiaanse verwachtingen. In zijn boek ‘Sapiens’ schreef Yuval Noah Harari: ‘Als je een ossenwagen wilt en je krijgt een ossenwagen, dan ben je tevreden. Als je een nieuwe Ferrari wilt, en je krijgt een tweedehandse Fiat, dan voel je je tekortgedaan.’ Mensen willen zoals Brad Pitt en Angelina Jolie zijn, maar ze vergeten dat die sterren rampzalige relaties hebben. De wonderlijkheid van de liefde zit in het gewone, duurzame samenleven, niet in altijd weer nieuwe prikkels en horizonten zoeken. Ik ben een romanticus, maar ik zoek die romantiek in innerlijke verdieping, niet in strandwandelingen op paradijselijke bestemmingen.»

HUMO Ik ken vrouwen die boos worden als therapeuten zeggen dat de liefde uit de Hollywoodfilms niet bestaat.

DE WACHTER «In uitzonderlijke, bijna miraculeuze gevallen zal dat wel bestaan, maar het is niet weggelegd voor 99,9 procent van de bevolking. Je kunt hopen op een partner met wie je perfect samenvalt, nooit ruziemaakt en steeds hogere romantische toppen bereikt, maar de kans op ontgoocheling is gigantisch. De perfecte liefde bestaat net zomin als de perfecte vriendschap.»

VERHAEGHE «Volgens psychoanalyticus Jacques Lacan bestaat er geen correct model voor een liefdesverhouding. Elk koppel moet dat opnieuw uitvinden.»

DE WACHTER «Je moet de imperfectie koesteren en elkaars verschillen aanvaarden. De motor van het verlangen is dat je de ander nooit helemaal kunt begrijpen. Daardoor blijf je geïnteresseerd en verwonderd: ‘We zijn nu al zo lang samen en ik begrijp haar nog altijd niet.’»

VERHAEGHE «Veel mensen beginnen aan een relatie met de rem op, vanuit de verwachting dat het toch zal mislukken, terwijl zo’n relatie een veilige haven zou moeten zijn.»

HUMO Joke Devynck had het laatst in De Morgen over een generatie emotioneel geconstipeerde mannen die zijn opgevoed door ouders die hen terechtwezen als ze huilden. Daardoor hebben ze nooit geleerd om hun emoties te uiten, tot frustratie van hun partners, die het gevoel hebben op een muur te botsen.

DE WACHTER «Dat is de nagel op de kop. Ik krijg veel vrouwen over de vloer die vragen of ik hun man niet op autisme kan testen (hilariteit).»

VERHAEGHE «Soms wordt het pijnlijk grappig. ‘Maar zég nu verdorie eens wat je voelt!’ Dan deinst die man natuurlijk nog wat verder achteruit.»

DE WACHTER «Ik ben niet voor zo’n autismetest, maar soms komt er wel een kleine autismestoornis aan het licht en blijkt dat voor de vrouw een geruststelling: ‘Ah, het ligt niet aan mij, hij is gewoon zo.’»

VERHAEGHE «Dat is de zoveelste illustratie van het negatieve effect van psychiatrische etiketjes. Niet mijn ding.»

DE WACHTER «Ik maak partners ook liever duidelijk dat ze elkaar niet al te zeer kunnen veranderen en dat het beter is liefdevol om te gaan met hun verschillen. Maar soms is die diagnose een manier om de situatie te aanvaarden en samen voort te leven. Al vrees ik dat zich dat op lange termijn toch kan wreken.»

HUMO In de NPO-documentaire ‘Mijn seks is stuk’ onderzocht de 34-jarige Lize Korpershoek waarom ze geen zin meer heeft in seks. Dat blijkt bij veel jonge koppels een probleem te zijn. Heeft dat u verrast?

VERHAEGHE «Absoluut. Dat fenomeen was tot voor kort typisch voor oudere koppels die lange tijd samen zijn, en dan vooral bij vrouwen. Dat het nu ook bij jongeren opduikt, was toch schrikken. Volgens het kenniscentrum Sensoa zijn de meest voorkomende oorzaken mentale problemen, stress, vermoeidheid, een laag zelfbeeld, relatieproblemen, medicatie, alcohol en drugs. Die factoren kun je bijna allemaal aan de ratrace linken. De jacht naar succes maakt ons niet alleen ziek, maar ook zo suf dat we geen zin in seks meer hebben. En het gebruik van medicatie of de pil fnuikt de sekshonger nog meer.»

HUMO Heeft het ook te maken met de prestatiesfeer waarin seks is beland?

VERHAEGHE «Ongetwijfeld. Als seks een perfect nummertje moet zijn tussen twee perfecte lijven, krijg je een opvoering met partijen die tegelijk acteur en beoordelaar zijn. Als je de hele tijd met een rechter in je hoofd rondloopt en je vreest de afkeuring van de ander, wordt het moeilijk om jezelf bloot te geven. In mijn praktijk hoor ik vaak: ‘Ik wil intimiteit, maar ik krijg alleen seks.’»

HUMO Is dat niet ongeveer hetzelfde?

VERHAEGHE «Intimiteit gaat veel breder. Het begint in de verhouding tussen moeder en kind: de lichamelijkheid, aandacht en zorg van de moeder. Die behoefte blijven we ons hele leven meedragen. Veel vrouwen missen dat in hun relatie, omdat hun man meer op seks is gericht, waardoor er een mismatch ontstaat.»

DE WACHTER «Toch hebben ook mannen nood aan intimiteit, maar ze drukken het niet zo uit, omdat ze dan denken dat ze mietjes zijn. De maatschappij geeft dubbele signalen: enerzijds heb je de groeiende gelijkheid tussen man en vrouw, anderzijds moet de man nog altijd de macho zijn die presteert, succesvol is, sportief, verleidelijk, slim… Maar thuis moet hij wel de afwas doen!»

Chemische dwangbuis

HUMO Meneer Verhaeghe, u schrijft in uw boek dat de psychiatrie moet aandringen op structurele hervormingen. U vergelijkt die taak zelfs met wat de geneeskunde heeft verwezenlijkt tussen 1850 en 1950.

VERHAEGHE «De voorbije 150 jaar hebben wij op medisch vlak grote vooruitgang geboekt. Dat we veel langer en gezonder leven, komt door een reeks gezondheidsmaatregelen zoals proper drinkwater, inentingen, betere hygiëne, betere rioleringen, betere voeding… Helaas is het accent verschoven naar de zorg voor de individuele patiënt. Dat moet veranderen. Als psychiaters en psychotherapeuten zien dat er te veel uitval is in de maatschappij, is het hun plicht om de overheid ervan te overtuigen dat ze moet ingrijpen.»

DE WACHTER «Daar is ze nog niet aan toe.»

VERHAEGHE «Zoiets vraagt tijd, maar elders wordt onze boodschap toch stilaan opgepikt.»

HUMO Wat moet er veranderen?

VERHAEGHE «Laten we beginnen met een betere kinderzorg. Jonge ouders die voor de opvang van hun kinderen niet op de grootouders kunnen rekenen, hebben van ’s morgens tot ’s avonds stress. Er is geen tijd om de dag rustig te beginnen en samen te ontbijten, wat nochtans het begin van de opvoeding is, en ’s avonds komen de ouders dolgedraaid thuis, waardoor ze zichzelf minder kunnen beheersen dan normaal. Als het kind dan vervelend doet, kunnen er spijtige dingen gebeuren.»

DE WACHTER «Het is dubbel: kinderen zijn koningen die alle geprojecteerde dromen van hun ouders moeten waarmaken, maar die ouders hebben steeds minder tijd voor hen omdat ze zo hard bezig zijn met het najagen van hun eigen succes. Toch mogen we hen niet met een schuldgevoel opzadelen.»

VERHAEGHE «Nee, hun gedrag is het gevolg van de maatschappelijke context. Díé moet veranderen. In de Scandinavische landen kunnen beide ouders een jaar thuisblijven na de geboorte van hun kind. Waarom kan dat hier niet? En het is bewezen dat kinderen die in kwaliteitsvolle crèches opgevangen worden, het even goed doen als peuters die thuis opgroeien. Maar sommige van mijn assistentes hadden een maand vóór de bevalling nog altijd geen crèche gevonden voor hun baby. Dat kan toch niet in één van de rijkste landen ter wereld?
»Als we willen dat iedereen werkt, moeten we veel meer investeren in kinderopvang en scholen, en moet er meer geluisterd worden naar de werknemers over hoe de combinatie tussen arbeid en gezin beter kan. Voor de nieuwbouw van onze faculteit heb ik gepleit voor een crèche in het gebouw. Als 70 procent van de werknemers jonge vrouwen zijn, lijkt me dat logisch, maar ze is er niet gekomen. Crèches zouden een standaardvoorziening moeten zijn in bedrijvencentra, zodat mensen minder tijd verliezen. Gezondheidseconomen hebben berekend dat zo’n beleid op korte termijn een enorme besparing zou opleveren, omdat er later minder jongeren uitvallen. Helaas doet de regering exact het tegenovergestelde.»

‘Vijf jaar geleden hadden we 344.000 langdurig zieken, vandaag zijn dat er al 420.000. En hun kwalen hebben bijna allemaal met het werk te maken’

HUMO Ze wil nog meer mensen aan de slag krijgen en zal de komende jaren de groeiende groep langdurig zieken achter de veren zitten.

VERHAEGHE «Dat men meer mensen aan de slag wil helpen, is niet verkeerd. Maar men moet stoppen met hen uit te persen in citroenloopbanen.»

DE WACHTER «Zolang de speedboot niet trager vaart, zal die groep niet krimpen. Vijf jaar geleden hadden we 344.000 langdurig zieken, vandaag zijn dat er al 420.000. En hun kwalen hebben bijna allemaal met het werk te maken.»

VERHAEGHE «Onze mentaliteit moet veranderen. In Scandinavië is het normaal dat een oncoloog ’s middags zijn kinderen van school gaat halen. In Nederland doen ze om vijf uur of halfzes ’s avonds de boeken dicht. Daar krijg je na zes uur geen specialist meer te pakken. In België werken we door. Wij zijn katholieker dan de paus.»

DE WACHTER «Wat mij ook zorgen baart, is dat de zorgsector en het onderwijs onder druk staan, terwijl dat de belangrijkste steunpilaren van onze maatschappij zijn. De stem van leerkrachten en zorgkundigen wordt te weinig gehoord. Alles is een product geworden dat moet renderen.»

VERHAEGHE «Het gevolg zijn lekkende schoolgebouwen, kleuterjuffen die in de lagere school moeten lesgeven en bachelors in de aardrijkskunde die wiskunde geven. En dan is men verwonderd dat de kwaliteit van het onderwijs achteruitgaat. Het is een wonder dat we het nog zo goed doen!»

HUMO U hebt ook kritiek op de vele labels die in de zorg op kinderen worden gekleefd. Als ik u goed begrijp, is ADHD eigenlijk een luchtbel?

VERHAEGHE «Juist. Alle gedragingen die van de norm afwijken, worden omschreven als psychiatrische stoornissen. Kinderen die niet opletten, te veel bewegen, vechten of pesten, worden gelabeld met een hersenziekte en krijgen medicijnen voorgeschreven die eigenlijk chemische dwangbuizen zijn, met vaak onomkeerbare neurologische effecten. Maar in werkelijkheid gaat het om psychosociale problemen, niet om ziektes.
»Het ergste is dat mensen zich met zo’n label gaan identificeren en het als een verontschuldiging gebruiken: ‘Ik slaag niet in het leven’ wordt omgedraaid tot ‘Ik ben de grootste ADHD’er van de klas’. Of: ‘Het lukt niet in de liefde, want ik heb asperger’.»

DE WACHTER (sussend) «Maar de patiënt die bij mij komt, heeft het recht om serieus genomen te worden. Ik zal nooit zeggen: ‘ADHD bestaat niet, vriend. Stap het af.’»

VERHAEGHE «Uiteraard moet je die helpen. Maar zulke etiketten zetten mensen vast, er zijn betere manieren om te helpen.»

HUMO U klaagt allebei over te veel werk.

DE WACHTER «De wachtlijsten in de zorg spreken voor zich.»

HUMO Stuurt u soms patiënten door die maar een beetje ongelukkig zijn?

DE WACHTER «Nee, iedereen is welkom. Je hoeft niet schizofreen te zijn om bij mij een afspraak te krijgen. Maar we moeten opletten dat we niet alles psychiatriseren. Het zou goed zijn als mensen hun vrienden en familieleden wat meer in vertrouwen nemen, zodat ik niet de enige ben met wie ze nog over verdriet durven te praten. Pas als we goed omringd zijn, kunnen we weer opveren. Daarom vraag ik nieuwe patiënten altijd wie ze rond zich hebben. Heel vaak is het antwoord: ‘Ik heb niemand.’ De toenemende eenzaamheid is de rode draad in alle psychiatrische ziektebeelden. Wie zich vaak alleen voelt, geneest niet.
»Ik heb een patiënte die al dertig jaar bij mij komt, een lieve dame met een traumatische ervaring die haar vertrouwen in de wereld heeft weggevaagd. Ik ben de enige met wie ze spreekt. Dat ene uur per week is het enige moment waarop ze echt bestaat. En zo zijn er veel mensen.»

VERHAEGHE «Daarom was ik blij met de reeks ‘Eenzaam’ van Xavier Taveirne op Eén. Die geïnterviewden zijn de signaalgevers van onze tijd.»

HUMO Zien jullie het soms niet te zwart in, omdat jullie elke dag met pijn en verdriet geconfronteerd worden?

DE WACHTER «Ik krijg weleens het verwijt dat ik alleen de losers en de zieken zie, maar mijn patiënten komen uit alle lagen van de bevolking. In het psychiatrisch ziekenhuis in Kortenberg werk ik met mensen die aan chronische psychoses lijden en medicatie nodig hebben om te kunnen functioneren. Maar in mijn thuispraktijk ontvang ik zeer succesvolle mensen die het plots niet meer zien zitten. Ons bestaan is broos: één tegenslag kan ons uit het lood slaan.
»Het verrassende is dat die twee uiteenlopende groepen sterk op elkaar lijken. Ze worstelen met dezelfde vragen. Hoe moet ik leven? Wat is de zin van mijn bestaan? Ook de succesvolle mens kan een zelfmoordkandidaat worden, en ook de zieke kan een liefdevolle relatie uitbouwen.»

VERHAEGHE «Ik herken die twee groepen, maar voor mij verschillen ze compleet van elkaar. De ene groep functioneert ogenschijnlijk normaal, heeft een goed inkomen, lijdt onder de maatschappelijke druk en betaalt een privépsycholoog om daarmee om te gaan. Daarnaast heb je de vuilnisbak van de maatschappij: eenoudergezinnen met veel armoede, en gezinnen met zware verslavingen, seksueel misbruik, porno op tv, lege brooddozen, vier kinderen van drie verschillende vaders… Die groep is oververtegenwoordigd in de kinderpsychiatrie en daar weet men niet waar eerst te beginnen. Collega’s zeggen me dat ze niet eens aan therapie toekomen. Het zijn voortdurend crisisinterventies.»

HUMO Een pleegmoeder vroeg zich in een open brief in De Morgen af of de maatschappij niet moet verhinderen dat zulke kinderen geboren worden. Ook SP.A-kopstuk John Crombez liet een ballonnetje op over tijdelijke geboortebeperking in extreme marginaliteit.

VERHAEGHE «Ik snap de frustratie: ik heb zelf gezien welke schade kinderen van drugsverslaafde ouders oplopen. Maar als het antwoord is dat ze een spuitje moeten krijgen, pas ik. Men begint met het uitschakelen van die moeders, en voor je het weet, doet men hetzelfde met homoseksuelen, gehandicapten, geesteszieken, zigeuners, vrijmetselaars en getuigen van Jehova. De nazi’s baseerden zich daarvoor op het sociaal darwinisme en the survival of the fittest. In het neoliberalisme is dat veranderd in een survival of the strongest:wie niet meekan, vliegt eruit. Ze krijgen geen spuitjes, maar ontslagbrieven, beschuldigende vingers en een maatschappij die zich van hen afkeert, behalve tijdens de feelgoodshow van de Warmste Week.»

DE WACHTER «Een warme maatschappij zorgt voor de zwaksten en zorgt ervoor dat er zo weinig mogelijk zwakken zijn, maar niet door hen te elimineren. Zullen we met die late kerstboodschap afsluiten?»

Als ons lichaam protesteert

Psychoanalyticus Paul Verhaeghe: als je lichaam begint te protesteren

Brainwash – Paul Verhaeghe

In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer psychoanalyticus Paul Verhaeghe over vervreemding van het eigen lichaam.

Wij leven in een paradijs. Het is goed dat we dat beseffen. We leven in een paradijs in de zin dat we nog nooit zo lang geleefd hebben. We hebben nog nooit zo’n lange periode gehad zonder oorlog. En we zijn nog nooit zo hoog opgeleid geweest als vandaag. Als je de onderzoeksgegevens van geluk bekijkt, dan blijkt telkens opnieuw dat de Nederlanders tot de gelukkigste mensen ter wereld behoren. De Belgen ook, maar net iets minder.

Aan de andere kant moeten we vaststellen dat depressie volgens de World Health Organization straks ziekte nummer-1 is. Ook in Nederland en in België. We hebben nog nooit zoveel mensen gehad die uitvallen met langdurige ziekte. En we moeten vastellen dat we straks op zoek moeten gaan naar een kind dat geen stoornis opgespeld gekregen heeft.

Hoe rijm je die twee zaken? Als we zo gelukkig zijn, waarom zijn we dan zo ongelukkig? Er klopt ergens iets niet. Er is een fundamentele discrepantie tussen die ene vaststelling, die juist is, en die andere vaststelling, die ook juist is. Om dat proberen te begrijpen zal ik drie zaken koppelen. Identiteit, vervreemding en pleonexia. Dat laatste klinkt een beetje vreemd, maar dat wordt straks duidelijk.

Als ik het heb over identiteit, start ik met het corrigeren van twee vooronderstellingen waar we allemaal bij vertrekken, ikzelf inbegrepen. Ten eerste het idee dat onze identiteit redelijk vroeg in de kindertijd, rond de leeftijd van 10, gevormd is. Dat-ie er simpelweg is. Je identiteit verandert nog wel een beetje, we worden intelligenter. We doen kennis op, ervaring. Maar in de kern blijven wij eigenlijk dezelfde.

De twee aannames die daaraan ten grondslag liggen, zijn dus dat identiteit onveranderlijk is, en diep van binnen zit. In werkelijkheid is exact het tegenovergestelde het geval. Identiteit is een constructie die van buitenaf aangereikt wordt en die heel ons leven lang verandert. Soms zeer ingrijpend kan veranderen. Ik kan dat wetenschappelijk gezien goed onderbouwen, maar ik ga een overtuigend voorbeeld geven, dat is makkelijker. Een voorbeeld dat overtuigend is omdat het alle kenmerken vertoont van een wetenschappelijk experiment. En bovendien is het een voorbeeld waar je zelf ook voorbeelden van kent: adoptie.

Een baby’tje dat geboren wordt in India en hier in Nederland geadopteerd wordt door Amsterdamse ouders die hier al zeven generaties lang wonen, wordt een Amsterdamse mevrouw met alles erop en eraan. Was datzelfde baby’tje geadopteerd door Amerikaanse ouders in de Midwest, dan was zij nu een Amerikaanse mevrouw die op de Republikeinen zou stemmen en voor Trump zou staan juichen. Een compleet ander iemand.

Hoe komt dat? Door de input van buitenaf. Onze identiteit wordt geconstrueerd door de interactie die we hebben met onze omgeving. En die omgeving houdt ons voor wat we kunnen worden en wat we moeten worden. Dat gebeurt via woorden en beelden: die nemen we over, slikken we in. En als we volwassen worden kunnen we zelf keuzes maken. Kunnen we dingen opnemen en andere dingen laten vallen. Maar hoe jonger we zijn, hoe minder keuze we hebben. Dat gaat eigenlijk onmiddellijk na de geboorte al van start. Onze ouders zullen ons vertellen wat we voelen, waarom we dat voelen, hoe we daarmee kunnen omgaan. Hoe we daarmee het beste niet omgaan. Ruimer: wie we zijn.

Al die zaken nemen we over, en daarmee wordt onze identiteit geleidelijk geconstrueerd. Het is natuurlijk ook duidelijk dat die boodschappen, die beelden en woorden die op ons afkomen, zich niet beperken tot de ouders en de onmiddellijke omgeving. Die invloedssfeer wordt alleen maar ruimer en ruimer.

We groeien op in een cultuur, een maatschappij en samenleving, die ons beelden en woorden aanbieden, die we vervolgens overnemen. Volwassenheid betekent onder andere dat wij ons bewust zijn van wat wij kunnen overnemen en van wat wij beter niet overnemen. Op dat vlak hebben wij de laatste vijftien tot twintig jaar een ingrijpende wijziging doorgemaakt. We zijn terechtgekomen in een beeldcultuur. Digitale beelden. Er zijn overal schermen en we kijken voortdurend naar beelden. Er is heel veel onderzoek dat nadrukkelijk aantoont hoezeer die beelden ons beïnvloeden.

Bovendien toont dat onderzoek ook aan dat we die beelden overnemen zonder het te beseffen. Dus de bewustwording ontbreekt daarbij. En daarmee kom ik bij mijn tweede begrip: vervreemding. Dat is een begrip dat we allemaal wel kennen vanuit een politieke invalshoek. Dan denken we aan de totalitaire regimes van Stalinistisch Rusland, de DDR en Korea. Totalitaire regimes die een systeem georganiseerd hadden waardoor de mensen die eronder gebukt gingen hun denken volledig moesten modelleren naar datgene dat voorgehouden werd. Niet alleen hun denken, maar zelfs ook hun uiterlijk. Als we die landen bekijken, zien de mensen er allemaal hetzelfde uit.

Daar zien we hoe die constructieprocessen – identificatie en mirroring in psychologische termen – vervreemding worden. Uiteindelijk is vervreemding hetzelfde proces als identificatie, met één belangrijk verschil: de beelden en woorden die voorgehouden en opgelegd worden gaan eigenlijk in tegen het wezen van die mensen. Wat dat wezen is, is moeilijk te definiëren. Maar laten we zeggen dat de kern zeker het lichaam is, het lijf.

Als je beelden en woorden moet overnemen die ingaan tegen het wezenlijke van je lichaam, dan is de uitkomst daarvan vrij duidelijk. Dan word je ziek. Vervreemding zorgt voor stoornissen: psychologische stoornissen, psychiatrische problemen en simpelweg organische ziektes.

Die term, vervreemding, en de mechanismen daarvan, werden heel mooi beschreven door George Orwell in zijn roman 1984. Hij laat zien hoe het manipuleren van de taal het denken stuurt, bijvoorbeeld door het wegnemen van bepaalde woorden, het nieuw introduceren van bepaalde woorden, of het opleggen van bepaalde woorden. En hij had ook al door dat een beeldcultuur daar een heel sterke rol in speelt.

Als ik die twee dingen nu samenbreng, dan is mijn stelling de volgende: wij zijn allemaal, zonder dat we het beseffen, vervreemd. Beetje bij beetje, dag na dag, maand na maand, jaar na jaar. Door de beelden die op ons afkomen, en die wij opnemen zonder dat wij het beseffen. Deze beelden sturen ons in een bepaalde richting, en bepalen onze identiteit. Onze identiteit in de betekenis van denkpatronen, en ook in de betekenis van ons lichaam. Hoe we eruitzien en hoe wij met ons lichaam omgaan.

En daarmee kom ik bij het derde begrip: pleonexia. Pleonexia is het volgende: de onweerstaanbare aandrang die in ons zit om altijd meer te willen hebben. Meer bezit, maar ook meer roem en eer. En ook meer veiligheid. Aristoteles zegt dat dit een zeer gevaarlijk kenmerk is. De samenleving bij monde van de overheid en bij monde van ons, burgers, moet erop gericht zijn om de pleonexia in te perken. Want als dat niet gebeurt en zeker als mensen in een onderlinge concurrentie gaan treden, dan wordt het zeer gevaarlijk.

https://www.brainwash.nl/bijdrage/hoe-deze-maatschappij-eenzame-individuen-creert

Hij beschrijft hoe dat spiraalsgewijs effecten heeft. Het begint met onrust, een maatschappij vol onrust. De volgende stap is: conflicten die overal ontstaan. En de volgende stap is oorlog. Dus, zegt Aristoteles: één van de zaken waar we beslist aandachtig voor moeten zijn, is dat kenmerk van de pleonexia. We moeten dat zoveel mogelijk proberen in te perken en zoveel mogelijk proberen bewust te maken, zodat we daar op een verstandige manier mee omgaan.

Als we nu naar ons tijdperk en onze maatschappij kijken, zien we dat wij exact het tegenovergestelde doen. Wat vertelt de vervreemding die we ervaren ons? Wat zijn de beelden die ons voorgehouden worden? Het zijn beelden die ons zeggen dat wij steeds meer moeten hebben. En steeds meer moeten zijn. Binnen de economie spreken we over groei. Dat is de fetisj van deze markteconomie: alles moet groeien. Ik snap dat niet goed. Je kunt toch niet blijven groeien? En die groei beperkt zich al lang niet meer tot de effectieve productie van dingen. Nee, het gaat ook over ons. Wij moeten excelleren. Wij moeten beantwoorden aan een ideaal.

Dat ideaal is een soort verschuivend doelwit. We raken er nooit bij, maar we moeten het wel blijven proberen. Daarvoor moeten wij ons ontzettend hard gaan inspannen en bovendien de voortdurende concurrentie met anderen aangaan. Sociale media zijn daar natuurlijk helaas een instrument bij, waardoor we de concurrentie niet alleen met anderen, maar ook met onszelf aangaan.

Zoals ik zei leven we in een paradijs. Eén van de kenmerken van het paradijs waarin wij nu leven, is dat wij nog nooit zo vrij geweest zijn. In Nederland en België zijn wij vrijer dan elders. Maar er is wel een belangrijke voorwaarde aan gekoppeld. Vrijheid betekent dat je kunt kiezen. Maar om te kunnen kiezen moeten we ons bewust zijn van een aantal dingen. Van de vervreemding zijn we ons nou net niet bewust.

Ik eindig met een pleidooi voor bewustwording. Wij hebben daar een zeer goede aanwijzing voor: ons lichaam. Als ons lichaam begint te protesteren, als ons lichaam de effecten van die vervreemding letterlijk begint te tonen, dan is er iets dat niet klopt. Via deze bewustwording kunnen we dan gebruik maken van de vrijheid die ons paradijs ons biedt. En andere keuzes gaan maken.

Paul Verhaeghe

Slaaphygiëne

Veel slaapproblemen zijn deels te wijten aan een slechte slaaphygiëne of worden er erger door. Enkele kleine ingrepen in je dagelijkse slaaproutine kunnen al een wereld van verschil maken. De meeste daarvan hebben te maken met het wegnemen van prikkels, zodat we makkelijker ons waaksysteem kunnen uitzetten en overgaan naar ons slaapsysteem.

Zorg voor een verduisterde en rustige omgeving

Alle vormen van licht en lawaai zijn prikkels die ons waaksysteem aan de gang houden en het inslapen verhinderen. Hetzelfde geldt voor extreme koude en warmte in de slaapkamer, een temperatuur rond 18°C is ideaal. Tijdens het micro-ontwaken tussen twee slaapcycli in word je wakker als je zulke prikkels waarneemt.

Draai je wekker om

Een wekker of klok waar je voortdurend op kijkt is telkens een prikkel en groeit als je niet kan slapen vaak uit tot een bron van ergernis. Je draait hem best om. Tussen verschillende slaapcycli word je heel even wakker om te controleren of alles in orde is. Staat er een klok in de kamer dan is de kans groter dat je ook even zal willen kijken hoe laat het is, met als gevolg dat je volledig wakker wordt en misschien moeilijker terug zal inslapen.

Reserveer je slaapkamer voor slapen en seks

Andere activiteiten, zoals televisiekijken en lezen, leiden af en zorgen er voor dat je je slaapkamer met zaken gaat associëren die niets met slapen te maken hebben.

Sta op als je niet kan slapen

Als je al een half uur of langer wakker ligt, sta je best even op. Het haalt je uit de negatieve spiraal van ergernis en voorkomt dat je slaapkamer negatieve associaties oproept.

Las overdag een piekermomentje in

Je gedachten houden je waaksysteem aan de gang. Als je hier veel last van hebt, kan een piekermomentje overdag om je gedachten op een rijtje te zetten er voor zorgen dat je ze in bed sneller kan loslaten. Het kan ook helpen om de zaken waarmee je worstelt uit te schrijven.

Zorg overdag voor een goed evenwicht tussen inspanning en rust

Op deze manier kan je moe maar ontspannen naar bed gaan.

Zorg voor regelmaat in je slaap

Vooral het uur van opstaan is hiervoor belangrijk en mag niet te veel variëren. Probeer dit ook in het weekend te doen. Lang uitslapen heeft zelfs een averechts effect en maakt je alleen vermoeider. Gaan slapen doe je best ook op een vast tijdstip of als je moe wordt.

Slaap niet overdag

Slapen overdag zorgt er voor dat je ’s nachts minder goed kan slapen. Dutjes bouwen immers je slaapschuld af, waardoor die ’s avonds niet hoog genoeg gaat zijn en je mogelijk de slaap niet zal kunnen vatten. Enkel korte powernaps van maximaal 20 minuten hebben een positief effect op je concentratievermogen nadien.

Slaapschuld
Als je lange tijd niets meer hebt gegeten, krijg je zin om te eten. Hetzelfde geldt voor slaap. Als je lang wakker bent, krijg je de behoefte om te slapen.

Vermijd beeldschermen

Televisie, computers en andere vormen van multimedia zijn vooral inspannend. Ze zorgen dus niet voor rust en het licht ervan houdt ook je melatonineproductie tegen. Dit is de stof die er voor zorgt dat we langzaam moe worden. Vermijd daarom het gebruik van beeldschermen vlak voor het slapengaan, zeker in de slaapkamer zelf, maar ook daarbuiten.

Vermijd opwekkende middelen

Middelen zoals cafeïne, nicotine, suikers en chocolade wekken energie op, wat het moeilijker maakt om in slaap te vallen. Je vermijdt ze dan ook best de laatste uren voor het slapen gaan.

Vermijd alcohol

Alcohol verhindert het inslapen niet, maar maakt je slaap wel onrustiger en minder diep. Je gaat ’s ochtends dus minder uitgerust zijn.

Ga niet slapen met een volle of lege maag

Zowel een volle maag als een hongergevoel kunnen je uit je slaap houden. Probeer beiden te vermijden.

Ga niet sporten in de uren voor je gaat slapen

Lichaamsbeweging heeft een positief effect op je nachtrust, maar niet in de laatste uren voor het slapen gaan. Sport stimuleert je immers en maakt je net wakker.

Zorg voor een slaapritueel

Je lichaam herkent de routine van een slaapritueel en zal makkelijker in ‘slaapmodus’ komen. Je kunt bijvoorbeeld een ontspannend stukje lezen of je kledij voor de volgende dag klaar leggen.

Bron: De Maakbare Mens