Seks in het rusthuis

De behoefte aan lichamelijkheid en seksualiteit slijt niet met ouder worden. Verzorgers en verpleegkundigen in woonzorgcentra hebben het er lastig mee.
‘Ineens streelde hij mijn gezicht’

De Standaard – 25.10.2018 – Veerle Beel

‘Ik vind het oké als een bewoner mijn hand aanraakt of mij een kus op de wang wil geven. Maar toen raakte hij ineens mijn gezicht aan en streelde mijn wangen. Ik voelde me hoogst oncomfortabel. Voor mij gaat dat te ver.’

Verpleegkundigen en verzorgenden in woonzorgcentra worden wel vaker geconfronteerd met uitingen van lichamelijk verlangen bij bewoners. Ze vinden dat niet altijd prettig, blijkt uit een kwalitatieve studie van ethici en verpleegkundigen aan de KU Leuven. De resultaten zijn verschenen in het Journal of Clinical Nursing. Het betreft het eerste onderzoek hierover ooit in Vlaanderen.

Zestien zorgvuldig geselecteerde verpleegkundigen en verzorgenden – jong en ouder, vrouwen en ook twee mannen – vertelden twintig verhalen die ze zelf meemaakten. De meeste daarvan werden veeleer negatief gepercipieerd. Bijvoorbeeld: een bewoner die intieme lichaamsdelen van een verzorger aanraakt – dit overkwam ook een mannelijke verpleger bij een vrouwelijke bewoner.

Meerdere verhalen betroffen een mannelijke bewoner die tijdens het wassen een erectie kreeg. Of een man met gevorderde dementie, die obsessief vaak masturbeerde.

Te kijk gezet

Evengoed voelden verpleegkundigen zich gegeneerd als ze een kamer binnenstapten en daar onverwacht twee bewoners samen in bed aantroffen, of als twee bewoners in de gemeenschappelijke living aan het vrijen sloegen.

‘Een dergelijke situatie is gênant voor beide partijen’, zegt Chris Gastmans, professor ethiek aan de KU Leuven. ‘Soms is er niet voldoende ruimte voor een stel dat iets met elkaar wil, en kunnen ze daarvoor alleen in de gemeenschappelijke ruimte terecht. Ze worden daardoor te kijk gezet.’

‘Feit is dat de behoefte aan lichamelijkheid en seksualiteit niet verdwijnt met het ouder worden. Al het onderzoek dat we daarover kennen, spreekt dit tegen. Bij een groot deel van de oudere bevolking blijft dit erg belangrijk’, zegt Gastmans. ‘Ook bij mensen met dementie. Het is vaak de enige manier waarop ze nog kunnen communiceren.’

‘In de maatschappij leeft daarover een ander idee, namelijk dat seks voorbehouden is voor de jeugd. Dat is natuurlijk een erg discriminerende gedachte. Ze kleurt mogelijk ook de reacties van verpleegkundigen en verzorgenden. Normale seksuele expressie wordt dan al sneller geproblematiseerd.’

Verpleegkundigen die al wat ouder waren, hadden hier over het algemeen minder problemen mee. Net als verpleegkundigen die de bewoner al langer kenden, en daardoor beter konden inschatten dat de vraag om een zoen of knuffel vriendschappelijk bedoeld is, en niet seksueel.

Gastmans: ‘De persoonlijke ervaringen van de verpleegkundige spelen zeker mee. Wie opgegroeid is in een warm gezin waar veel geknuffeld en gekust werd, zal minder problemen hebben als een bewoner daar behoefte aan heeft, dan iemand die opgroeide in een omgeving waar nooit over zulke dingen werd gepraat.’

Roddelcircuit

In veel gevallen vertelde de hulpverlener zijn of haar verhaal voor het eerst. Op het werk was daar geen ruimte voor. Deze verhalen behoren er tot het roddelcircuit. Er leeft veel schaamte rond, ook bij de betrokken verpleegkundigen.

Om dat patroon te doorbreken, pleiten de onderzoekers niet alleen voor een beleid, maar voor voortdurende opleiding en bijscholing van het personeel. Er kan ook werk worden gemaakt van bijkomende ruimte voor koppels, en van een ‘klop-op-de-deur én wacht-dan-even’-beleid.

Gastmans: ‘Men vergeet vaak dat je pas binnen mag als je daarvoor de toestemming krijgt. Tegelijk moet men erover waken niet té afstandelijk om te gaan met de bewoners: in een koele, afstandelijke omgeving doen zich meer “incidenten” met obsessief seksueel gedrag voor. In woonzorgcentra met een warme sfeer wordt vaak al op eenvoudige manieren aan de behoefte aan lichamelijkheid voldaan.’

Verzorgers reageren op drie manieren
1. Faciliteren
Verpleegkundige geeft de bewoner telkens een knuffel of een zoen, of wisselt seksueel getinte mopjes uit. In één geval werd een bewoner maandelijks naar een bordeel begeleid.

2. Tolerant maar
vermijdend
Veel verzorgers nemen afstand als de bewoner te handtastelijk wordt, of ze verlaten de kamer bij een erectie. Medicatie wordt onder de deur geschoven ‘om niet te storen’.

3. Het gedrag stoppen
Een bewoner die zich erg aanklampend gedraagt of altijd en overal masturbeert, wordt afgezonderd, moet een pyjama uit één stuk dragen (soms ook overdag) of wordt zelfs met medicatie gesedeerd. Problematisch, zeggen de onderzoekers: ‘Uit de verhalen blijkt niet dat er eerst naar een minder ingrijpende oplossing is gezocht.’

Tot het elastiek breekt

Je hebt mensen
die fluitend
door het leven gaan.

En dan zijn er
voor wie het steeds
knokken en strijden is
om de shit
aan te kunnen
en het hoofd
boven de cynische stroom
van elke dag te houden.

En het lukt hen
telkens weer
omdat het vechtersbazen zijn
die geloven
dat enkel eerlijkheid
en rechtvaardigheid
de shit kan overstijgen.

Tot het elastiek breekt.

Micheline Baetens – 25.10.2018

Te laat

Il est trop tard
Georges Moustaki

Pendant que je dormais,
pendant que je rêvais
Les aiguilles ont tourné,
il est trop tard
Mon enfance est si loin,
il est déjà demain
Passe passe le temps,
il n’y en a plus pour très longtemps

Pendant que je t’aimais,
pendant que je t’avais
L’amour s’en est allé,
il est trop tard
Tu étais si jolie,
je suis seul dans mon lit
Passe passe le temps,
il n’y en a plus pour très longtemps

Pendant que je chantais
ma chère liberté
D’autres l’ont enchaînée,
il est trop tard
Certains se sont battus,
moi je n’ai jamais su
Passe passe le temps,
il n’y en a plus pour très longtemps

Pourtant je vis toujours,
pourtant je fais l’amour
M’arrive même de chanter
sur ma guitare
Pour l’enfant que j’étais,
pour l’enfant que j’ai fait
Passe passe le temps,
il n’y en a plus pour très longtemps

Pendant que je chantais,
pendais que je t’aimais
Pendant que je rêvais
il était encore temps

Een trein naar een betere wereld

Zojuist mijn buurvrouw gezien die ooit één van mijn katten heeft willen vergiftigen.
Ze woont al bijna een jaar in een container, omdat haar andere buren haar bouwvergunning niet willen tekenen.
Ik moest ook tekenen en heb dat dan ook gedaan, maar blijkbaar werkt karma ook onrechtstreeks en wordt ze nu gepest door tussenpersonen.
Ik vind het wel heel jammer, want ze gaat er bijna onderdoor, en dat vind ik niet menselijk.
Mensen vergeten of beseffen niet, dat ze door één gebaar een mensenleven kunnen verwoesten voor de rest van hun dagen.
Dit heeft voor mijn buurvrouw gevolgen voor haar gezondheid, haar relatie, haar werk haar financiële toestand, haar eventuele kinderen… kortom haar hele verdere toekomst.
Ze zei dat ze verwacht had dat ik het eerder zou zijn geweest die ging dwars liggen, door wat er in het verleden gebeurd is, en ze heeft zich daarvoor nog eens verontschuldigd.
Maar daar steek ik mijn energie niet in. Ik ben destijds op het gemeentehuis naar de plannen gaan kijken en heb mij laten uitleggen waarover het ging. Ze bouwt een meter korter dan ze mag, maar dat zorgt niet voor problemen.
Het leven is zo al gecompliceerd genoeg! We hebben een goede babbel gehad, en ik hoop voor haar en haar vriend dat alles vlug in orde komt, want iemand een depressie bezorgen om een metertje grond dat is echt onverantwoord.Ja meisje, hier vertrekt een trein naar een betere wereld!

Bruxelles, Brussels, Brüssel

De Brusselse brandweer komt niet opdagen als je in het Vlaams opbelt dat je huis brandt: zo slecht staat het Vlaams ervoor
De Morgen – 24-10-2018 – Sylvia Witteman – Bron: VK

Sylvia Witteman is columniste bij De Volkskrant, waar dit stukje eerst verscheen

Er gaan dagen voorbij dat ik niet aan de Belgische taalstrijd hoef te denken, maar in Brussel bleek het onvermijdelijk. Vanaf het station moest ik naar de zogeheten ‘Opperstraat’, een merkwaardige naam, maar ’s lands wijs, ’s lands eer, nietwaar? De taxichauffeur droeg behalve een djellaba, een uitheems mutsje en een volle baard ook een stralende glimlach, die wegsmolt toen ik hem het begeerde adres opgaf. In het Frans, dat ik slecht versta, probeerde hij te achterhalen wat ik toch bedoeld kon hebben met die ‘Oppeurstratte’. Hotel Opéra, misschien?

Nee? Hij riep zijn collega’s erbij, en met zijn allen schaarden we ons knus rond de stadskaart. Aha, ik bedoelde de Rue Souveraine! Waarom had ik dat niet meteen gezegd? Terwijl hij me erheen bracht vroeg ik hem, in mijn kleuterfrans, of hij helemaal geen Nederlands verstond. ‘Koettemorken!’, bracht hij uit, en schudde zijn hoofd.
En ik maar denken dat elke Brusselaar tweetalig was! Maar zelfs op een centraal gelegen caféterras keek de ober me vol onbegrip aan toen ik om een lepeltje vroeg, en bij de Brusselse Hema – de Héma nota bene! – bleef de kassier mijn verzoek om een tasje net zo lang negeren tot ik er dan in godsnaam maar ‘un petit sac’ van maakte.

Ik tikte ‘taalstrijd’ in op Google, en las wat, hier en daar. Het Vlaams staat er slecht voor in Brussel, zo bleek. Terwijl het toch zo’n heerlijke taal is, met woorden als ‘stoemp’, ‘droogkuis’ ‘schotelvod’ en ‘pompbak’! Zó slecht staat het Vlaams ervoor, dat de Brusselse brandweer niet komt opdagen als je in het Vlaams opbelt dat je huis in de fik staat, en ook bij de eerste hulp moet je niet met Vlaamse calamiteiten aankomen, want dan laten ze je in het Frans doodbloeden. Ik verzin dit niet.

Ik belandde in een hotel met een Deense naam en werd verwelkomd door een Afrikaanse man die Engels tegen me sprak met een Frans accent. Daarna wees een meisje dat Frans tegen me sprak met een Scandinavisch accent me mijn kamer, langs twee schoonmaaksters die elkaar schaterend aan het plagen waren in het Kikongo, of een andere bantoetaal. Ik verzonk in een onrustig middagslaapje, waarbij beelden uit oude Suske & Wiskes door mijn hoofd buitelden.

Ik werd wakker met honger. In het eettentje om de hoek deed ik, wijzer geworden, de bestelling in het Frans. Dat ging me eigenlijk nog best goed af! Ik at met smaak, bedankte de ober ook al weer niet zonder zwier, en nam afscheid met een onberispelijk ‘Bonne journée!’
‘Auf wiedersehen!’, riep hij me vriendelijk na.