Als je lichaam begint te protesteren

Psychoanalyticus Paul Verhaeghe: als je lichaam begint te protesteren

In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideëen voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer psychoanalyticus Paul Verhaeghe.

Wij leven in een paradijs. Het is goed dat we dat beseffen. We leven in een paradijs in de zin dat we nog nooit zo lang geleefd hebben. We hebben nog nooit zo’n lange periode gehad zonder oorlog. En we zijn nog nooit zo hoog opgeleid geweest als vandaag. Als je de onderzoeksgegevens van geluk bekijkt, dan blijkt telkens opnieuw dat de Nederlanders tot de gelukkigste mensen ter wereld behoren. De Belgen ook, maar net iets minder.

Aan de andere kant moeten we vaststellen dat depressie volgens de World Health Organization straks ziekte nummer-1 is. Ook in Nederland en in België. We hebben nog nooit zoveel mensen gehad die uitvallen met langdurige ziekte. En we moeten vastellen dat we straks op zoek moeten gaan naar een kind dat geen stoornis opgespeld gekregen heeft.

Hoe rijm je die twee zaken? Als we zo gelukkig zijn, waarom zijn we dan zo ongelukkig? Er klopt ergens iets niet. Er is een fundamentele discrepantie tussen die ene vaststelling, die juist is, en die andere vaststelling, die ook juist is. Om dat proberen te begrijpen zal ik drie zaken koppelen. Identiteit, vervreemding en pleonexia. Dat laatste klinkt een beetje vreemd, maar dat wordt straks duidelijk.

Als ik het heb over identiteit, start ik met het corrigeren van twee vooronderstellingen waar we allemaal bij vertrekken, ikzelf inbegrepen. Ten eerste het idee dat onze identiteit redelijk vroeg in de kindertijd, rond de leeftijd van 10, gevormd is. Dat-ie er simpelweg is. Je identiteit verandert nog wel een beetje, we worden intelligenter. We doen kennis op, ervaring. Maar in de kern blijven wij eigenlijk dezelfde.

De twee aannames die daaraan ten grondslag liggen, zijn dus dat identiteit onveranderlijk is, en diep van binnen zit. In werkelijkheid is exact het tegenovergestelde het geval. Identiteit is een constructie die van buitenaf aangereikt wordt en die heel ons leven lang verandert. Soms zeer ingrijpend kan veranderen. Ik kan dat wetenschappelijk gezien goed onderbouwen, maar ik ga een overtuigend voorbeeld geven, dat is makkelijker. Een voorbeeld dat overtuigend is omdat het alle kenmerken vertoont van een wetenschappelijk experiment. En bovendien is het een voorbeeld waar je zelf ook voorbeelden van kent: adoptie.

Een baby’tje dat geboren wordt in India en hier in Nederland geadopteerd wordt door Amsterdamse ouders die hier al zeven generaties lang wonen, wordt een Amsterdamse mevrouw met alles erop en eraan. Was datzelfde baby’tje geadopteerd door Amerikaanse ouders in de Midwest, dan was zij nu een Amerikaanse mevrouw die op de Republikeinen zou stemmen en voor Trump zou staan juichen. Een compleet ander iemand.

Hoe komt dat? Door de input van buitenaf. Onze identiteit wordt geconstrueerd door de interactie die we hebben met onze omgeving. En die omgeving houdt ons voor wat we kunnen worden en wat we moeten worden. Dat gebeurt via woorden en beelden: die nemen we over, slikken we in. En als we volwassen worden kunnen we zelf keuzes maken. Kunnen we dingen opnemen en andere dingen laten vallen. Maar hoe jonger we zijn, hoe minder keuze we hebben. Dat gaat eigenlijk onmiddellijk na de geboorte al van start. Onze ouders zullen ons vertellen wat we voelen, waarom we dat voelen, hoe we daarmee kunnen omgaan. Hoe we daarmee het beste niet omgaan. Ruimer: wie we zijn.

Al die zaken nemen we over, en daarmee wordt onze identiteit geleidelijk geconstrueerd. Het is natuurlijk ook duidelijk dat die boodschappen, die beelden en woorden die op ons afkomen, zich niet beperken tot de ouders en de onmiddellijke omgeving. Die invloedssfeer wordt alleen maar ruimer en ruimer.

We groeien op in een cultuur, een maatschappij en samenleving, die ons beelden en woorden aanbieden, die we vervolgens overnemen. Volwassenheid betekent onder andere dat wij ons bewust zijn van wat wij kunnen overnemen en van wat wij beter niet overnemen. Op dat vlak hebben wij de laatste vijftien tot twintig jaar een ingrijpende wijziging doorgemaakt. We zijn terechtgekomen in een beeldcultuur. Digitale beelden. Er zijn overal schermen en we kijken voortdurend naar beelden. Er is heel veel onderzoek dat nadrukkelijk aantoont hoezeer die beelden ons beïnvloeden.

Bovendien toont dat onderzoek ook aan dat we die beelden overnemen zonder het te beseffen. Dus de bewustwording ontbreekt daarbij. En daarmee kom ik bij mijn tweede begrip: vervreemding. Dat is een begrip dat we allemaal wel kennen vanuit een politieke invalshoek. Dan denken we aan de totalitaire regimes van Stalinistisch Rusland, de DDR en Korea. Totalitaire regimes die een systeem georganiseerd hadden waardoor de mensen die eronder gebukt gingen hun denken volledig moesten modelleren naar datgene dat voorgehouden werd. Niet alleen hun denken, maar zelfs ook hun uiterlijk. Als we die landen bekijken, zien de mensen er allemaal hetzelfde uit.

Daar zien we hoe die constructieprocessen – identificatie en mirroring in psychologische termen – vervreemding worden. Uiteindelijk is vervreemding hetzelfde proces als identificatie, met één belangrijk verschil: de beelden en woorden die voorgehouden en opgelegd worden gaan eigenlijk in tegen het wezen van die mensen. Wat dat wezen is, is moeilijk te definiëren. Maar laten we zeggen dat de kern zeker het lichaam is, het lijf.

Als je beelden en woorden moet overnemen die ingaan tegen het wezenlijke van je lichaam, dan is de uitkomst daarvan vrij duidelijk. Dan word je ziek. Vervreemding zorgt voor stoornissen: psychologische stoornissen, psychiatrische problemen en simpelweg organische ziektes.

Die term, vervreemding, en de mechanismen daarvan, werden heel mooi beschreven door George Orwell in zijn roman 1984. Hij laat zien hoe het manipuleren van de taal het denken stuurt, bijvoorbeeld door het wegnemen van bepaalde woorden, het nieuw introduceren van bepaalde woorden, of het opleggen van bepaalde woorden. En hij had ook al door dat een beeldcultuur daar een heel sterke rol in speelt.

Als ik die twee dingen nu samenbreng, dan is mijn stelling de volgende: wij zijn allemaal, zonder dat we het beseffen, vervreemd. Beetje bij beetje, dag na dag, maand na maand, jaar na jaar. Door de beelden die op ons afkomen, en die wij opnemen zonder dat wij het beseffen. Deze beelden sturen ons in een bepaalde richting, en bepalen onze identiteit. Onze identiteit in de betekenis van denkpatronen, en ook in de betekenis van ons lichaam. Hoe we eruitzien en hoe wij met ons lichaam omgaan.

En daarmee kom ik bij het derde begrip: pleonexia. Pleonexia is het volgende: de onweerstaanbare aandrang die in ons zit om altijd meer te willen hebben. Meer bezit, maar ook meer roem en eer. En ook meer veiligheid. Aristoteles zegt dat dit een zeer gevaarlijk kenmerk is. De samenleving bij monde van de overheid en bij monde van ons, burgers, moet erop gericht zijn om de pleonexia in te perken. Want als dat niet gebeurt en zeker als mensen in een onderlinge concurrentie gaan treden, dan wordt het zeer gevaarlijk.

Hoe deze maatschappij eenzame individuen creëert

Hij beschrijft hoe dat spiraalsgewijs effecten heeft. Het begint met onrust, een maatschappij vol onrust. De volgende stap is: conflicten die overal ontstaan. En de volgende stap is oorlog. Dus, zegt Aristoteles: één van de zaken waar we beslist aandachtig voor moeten zijn, is dat kenmerk van de pleonexia. We moeten dat zoveel mogelijk proberen in te perken en zoveel mogelijk proberen bewust te maken, zodat we daar op een verstandige manier mee omgaan.

Als we nu naar ons tijdperk en onze maatschappij kijken, zien we dat wij exact het tegenovergestelde doen. Wat vertelt de vervreemding die we ervaren ons? Wat zijn de beelden die ons voorgehouden worden? Het zijn beelden die ons zeggen dat wij steeds meer moeten hebben. En steeds meer moeten zijn. Binnen de economie spreken we over groei. Dat is de fetisj van deze markteconomie: alles moet groeien. Ik snap dat niet goed. Je kunt toch niet blijven groeien? En die groei beperkt zich al lang niet meer tot de effectieve productie van dingen. Nee, het gaat ook over ons. Wij moeten excelleren. Wij moeten beantwoorden aan een ideaal.

Dat ideaal is een soort verschuivend doelwit. We raken er nooit bij, maar we moeten het wel blijven proberen. Daarvoor moeten wij ons ontzettend hard gaan inspannen en bovendien de voortdurende concurrentie met anderen aangaan. Sociale media zijn daar natuurlijk helaas een instrument bij, waardoor we de concurrentie niet alleen met anderen, maar ook met onszelf aangaan.

Zoals ik zei leven we in een paradijs. Eén van de kenmerken van het paradijs waarin wij nu leven, is dat wij nog nooit zo vrij geweest zijn. In Nederland en België zijn wij vrijer dan elders. Maar er is wel een belangrijke voorwaarde aan gekoppeld. Vrijheid betekent dat je kunt kiezen. Maar om te kunnen kiezen moeten we ons bewust zijn van een aantal dingen. Van de vervreemding zijn we ons nou net niet bewust.

Ik eindig met een pleidooi voor bewustwording. Wij hebben daar een zeer goede aanwijzing voor: ons lichaam. Als ons lichaam begint te protesteren, als ons lichaam de effecten van die vervreemding letterlijk begint te tonen, dan is er iets dat niet klopt. Via deze bewustwording kunnen we dan gebruik maken van de vrijheid die ons paradijs ons biedt. En andere keuzes gaan maken.

BRON: Brainwash

Mijn biotoop

Mijn biotoop! Ik speelde er vroeger als kind, en had er mijn eerste liefjes. Nu gaat mijn zoon er wandelen om tot rust te komen en te genieten van een natuur die gelukkig nog niet veel ingeboet heeft aan kalmte en schoonheid.

Een wandeling in Terlanenveld en langs de vijvers in de Dreef van Overijse.

 

Het kabbelende beekje

Wat wil het zeggen,
Wat wil het ons uitleggen?
Wil het ons vertellen van zijn kracht
En avonturen langs de gracht?

Van verliefde paartjes die beminnen,
Of van harten die elkander winnen,
Van de ijdele bloemen,
Die zich om hun schoonheid roemen?

Speel lustig golfjes, speel…
Laat je blijheid zien in haar geheel.
Speel met de ruisende wind,
Speel blij als een zorgeloos kind.

Micheline Baetens – 1967

Gezond verstand

Is optimisme een nuttige attitude om het leven aan te kunnen? Of straffer nog, is het een morele plicht zoals de filosoof Karl Popper beweert?

Of is het meer een sociaal aanvaarde vorm van zelfbedrog, een werkelijkheidsvlucht, ons aangepraat door allerlei “mental coaches” en zielenknijpers?

Dat is alvast de stelling van de feministische biologe Barbara Ehrenreich. Ze kreeg zelf met die “feel-good”-therapieën te maken, toen ze borstkanker kreeg en iedereen haar wilde laten geloven dat ze vooral steeds opgewekt moest zijn, want positief denken was het begin van de genezing. Ziekte, armoede, eenzaamheid,… je moet het allemaal maar weglachen: “crisissen zijn uitdagingen”, zo wordt er her en der getoeterd.

Het werd haar zo gortig dat ze er een essay over schreef, “Smile or Die: How Positive Thinking Fooled America And The World” (2010), waarin ze heel dat macho-vocabularium van het teugelloze optimisme doorprikt als een moderne hysterie, eigen aan onze prestatiemaatschappij.

Met ziekte, verdriet of lijden omgaan, is niet het ontkennen ervan. Je zwakte tonen is niet zwak. Het schept ruimte voor realisme en een echte overlevingsstrategie, ook wel “gezond verstand” genoemd.

Johan Sanctorum – Facebook – 16 januari 2014

https://visionairbelgie.wordpress.com/

Iedereen in winterslaap

Iedereen in winterslaap

Zou het niet zalig zijn de barre wintertijd slapend te overbruggen? Of astronauten in een winterslaap te brengen tot ze pakweg op Mars zijn? Zover is de wetenschap nog niet. Maar de vernuftige trucjes van winterslapers bieden wel al praktische toepassingen voor de mens.

Wie droomt er niet heimelijk van: tijdens de gure wintertijd de dekens over je heen trekken om pas maanden later te ontwaken als het zonnetje weer schijnt? Voor veel dieren is het de jaarlijkse realiteit. Zodra de dagen korter worden, bereiden zij zich voor op een winterslaap. Bovengronds zijn de gevaren van kou, hongerige vijanden en voedseltekort in de winter te groot. Een winterslaap vergroot de overlevingskansen en bovendien leven winterslapers langer. De tijd die ze slapend doorbrengen, krijgen ze er in levensjaren weer bij.

Waar wacht de mens nog op? In theorie moet winterslaap voor de mens mogelijk zijn, denkt de Groningse expert Arjen Strijkstra. ‘Binnen elke diergroep is er wel een winterslapende soort, zelfs binnen de primaten. Het is voor de mens alleen niet zo handig, ons leven is niet op die manier georganiseerd. Dieren leven veel seizoensmatiger en stemmen bijvoorbeeld hun voorplanting daarop af. Wij krijgen het hele jaar door baby’s.’

Vergeetachtig

Toch biedt winterslaap uitkomst voor mensen. Winterslapende dieren hebben vernuftige mechanismen om bijvoorbeeld orgaanschade te voorkomen, die mogelijk toepasbaar zijn op de mens. Ook zou het bijzonder handig zijn astronauten in winterslaap te kunnen brengen, zodat ze tijdens hun reis weinig voedsel nodig hebben en ook weinig afval veroorzaken. De daadwerkelijke toepassingen zijn niet ver weg meer, zeggen wetenschappers.

Daartoe doen ze winterslaaponderzoek bij diverse diersoorten. Er zijn drie verschillende vormen van winterslaap te onderscheiden. Voor astronauten zou de berenmanier uitkomst bieden: een maandenlange ononderbroken slaap. Grondeekhoorns pakken het anders aan: ze verlagen hun stofwisseling en lichaamstemperatuur drastisch gedurende een aantal dagen – soms tot onder het vriespunt – maar warmen dan weer even op om vervolgens opnieuw in zogeheten torpor te gaan. Kleinere dieren als Siberische hamsters kennen een dagelijkse afwisseling van torpor en opwarming.
Die zogeheten eutherme fases waarin dieren hun lichaamstemperatuur en stofwisseling even terugbrengen naar normale niveaus waren tot nog toe een raadsel voor onderzoekers. In termen van energieverbruik zou het efficiënter zijn de hele winter door te winterslapen. Blijkbaar hebben winterslapers die tussentijdse opwarming nodig. Niet om te eten of hun behoefte te doen, maar om hun slaap in te halen, vermoedden onderzoekers: winterslapers brengen 70 tot 80 procent van de warme fases slapend door.

Tijdens winterslaap slapen dieren namelijk niet. ‘Het is op zijn best een vreemd soort wakker zijn’, zegt Strijkstra. ‘Kenmerkend voor slaap is veel slow wave activity in de hersenen, meetbaar met een EEG-scan. Hoe dieper de slaap, hoe hoger de slow wave activity. Je zou denken dat dieren minder slaperig zijn als ze lang in torpor zijn geweest, maar het tegendeel blijkt waar: we zien juist een hoge slow wave activity. Torpor is dus een vorm van slaapdeprivatie. Laat je dieren na een periode van torpor niet slapen, dan zou je verwachten dat die slaapschuld verder toeneemt en de slow wave activity hoger wordt. Dat blijkt opmerkelijk genoeg niet het geval: de slow wave activity verdwijnt, ook zonder slaap.’

Slaap blijkt dus niet de reden dat dieren tussentijds opwarmen. Maar wat dan wel? Chronobioloog Ate Boerema van de Rijksuniversiteit Groningen zocht het antwoord in de hersenen. Winterslaap blijkt dieren namelijk vergeetachtig te maken. Voorafgaand aan de winterslaap leerden grondeekhoorns op een vaste plek in een doolhof voedsel vinden. ‘Na een winterslaapperiode waren ze dat ruimtelijke geheugen kwijt. Merkwaardig is dat soortgenoten die door een kunstmatige hoge omgevingstemperatuur niet in torpor gingen, zich de voedselplek wel konden herinneren.’

Een nader kijkje in de hersenen van winterslapende dieren leerde dat zich daar allerlei veranderingen voltrokken. Veranderingen die de onderzoekers deden denken aan de ziekte van Alzheimer. ‘In de hersenen zitten zogeheten tau-eiwitten, waar fosfaatgroepen aan binden’, legt Boerema uit. ‘Zo’n fosfaatgroep kan zich echter ook op een verkeerde plek hechten. Dat is ongunstig: er ontstaat dan tau-hyperfosforylatie, wat het neuronale transport in de hersenen verstoort. Uiteindelijk gaat het tau-eiwit opkrullen, waardoor de cel stuk gaat. Dat noem je tangles. Bij mensen is dat een teken van de ziekte van Alzheimer.’

Die verkeerd gevormde tau-eiwitten bleken ook te ontstaan in de hersenen van winterslapende grondeekhoorns, al vlak nadat de dieren hun thermostaat uitdraaiden en afkoelden. Na acht dagen winterslaap zaten de hersenen er vol mee. Maar kort nadat de dieren weer opwarmden, bleek de tau-hyperfosforylatie wonderbaarlijk genoeg weer verdwenen. Blijkbaar hebben de dieren een mechanisme om dat proces om te keren. En niet alleen grondeekhoorns blijken dat te kunnen, ook bij goudhamsters en bij dagelijks in torpor gaande Siberische hamsters treedt tau-hyperfosforylatie op in de koude periode en verdwijnt dit weer bij opwarming. ‘We denken dat dieren tussentijds warmere fases inbouwen om verdere schade aan de hersenen te voorkomen’, legt Boerema uit.

Alzheimermuizen

Dat verklaart echter niet waarom bijvoorbeeld beren tussendoor niet opwarmen. Door in de hersenen te kijken van hamsters die bij verschillende temperaturen winterslaap hielden, ontdekten de onderzoekers een knik in het ontstaan van de verkeerd gevormde tau-eiwitten. ‘Onder de 28 graden Celsius treedt tau-hyperfosforylatie op en moeten dieren tussendoor opwarmen. Boven die temperatuur niet.’ Een beer koelt door zijn dikke isolatielaag amper af, waardoor hij boven de temperatuurgrens van 28 graden blijft.

Het effect van de omgevingstemperatuur is ook terug te zien bij lemuren op Madagaskar. Zitten de halfapen tijdens de winterslaap hoog in de boom, dan fluctueert hun lichaamstemperatuur dagelijks tussen 12 en 35 graden Celsius, net als de omgeving. Deze lemuren slapen als een beer: ze warmen tussendoor niet op. Onderin de boom varieert de temperatuur minder sterk door gebrek aan zonlicht en blijft de temperatuur dicht bij de 20 graden Celsius. Lemuren die onderin winterslapen, hebben een torporpatroon als een grondeekhoorn: ze moeten elke acht of negen dagen opwarmen. ‘Als de omgeving niet boven die kritieke temperatuurgrens uitkomt, dan moeten de dieren zelf een warme periode genereren’, zegt Boerema.

Onderzoekers zijn er zelfs in geslaagd dat systeem toe te passen op muizen, die normaliter niet aan winterslaap doen. Ook daar is het effect temperatuurafhankelijk: koelde de omgeving de muizen af naar 22 graden Celsius, dan kregen ook deze muizen tau-hyperfosforylatie en moesten ze tussendoor opwarmen. Bleef de omgeving rond de 30 graden Celsius dan vond tau-hyperfosforylatie niet plaats. Met deze winterslapende muizen hebben onderzoekers een praktisch en natuurlijk model in handen om tau-hyperfosforylatie te bestuderen. ‘Alzheimer lossen we er niet gelijk mee op, daarvoor moet je zoeken naar de oorzaak. Als je tau-hyperfosforylatie vindt, dan ben je al te laat’, zegt Boerema. ‘Maar we kunnen wel onderzoeken hoe winterslapers dat mechanisme omkeren en welke stoffen er bijvoorbeeld effect op hebben.’

Astma

Niet alleen de hersenen zijn in dat opzicht interessant voor de medische wetenschap. Ook in tal van andere organen treden veranderingen op in het begin van de torpor die tijdens de opwarming weer worden teruggedraaid. Die trucjes willen medici graag toepassen op de mens. ‘Vrijwel alle organen veranderen van structuur tijdens een winterslaap. Daar is altijd wel een ziekte bij te vinden die erop lijkt’, zegt de Groningse hoogleraar farmacologie Rob Henning. Hij keek specifiek naar de longen, die in winterslaap sterk lijken op de longen van een astmapatiënt.

‘Zowel bij astma als bij hamsters in winterslaap neemt het steunweefsel van de longen toe. Voor astmapatiënten is dat bijzonder ongunstig: de longen worden stijver, waardoor ze moeilijker kunnen ademen. Bij hen wordt dat veroorzaakt door een ontsteking, bij winterslapers niet. Waarom en hoe winterslapers dat doen, weten we nog niet. Ik vermoed dat het een mechanisme is om te voorkomen dat de long in elkaar klapt. Tijdens de winterslaap is hun hartslag 3 procent van wat die normaal is en zakt hun ademhaling van veertig keer naar één keer per minuut. Dat is net genoeg om het lichaam van zuurstof te voorzien. Onze longen zouden dan in elkaar klappen’, vertelt Henning. ‘Het is heel merkwaardig dat organen zo’n grote verandering ondergaan én dat het omkeerbaar is. In anderhalf uur zijn de longen weer normaal.’

Bijzonder is ook dat er geen schade aan de organen ontstaat als het lichaam van een winterslaper opwarmt. Terwijl bij menselijke organen en bloed die koel worden bewaard voor transplantatie wél weefselschade ontstaat. Naast een model voor astma, levert winterslaap daardoor ook slimme trucjes om organen en bloed beter te bewaren. De stoffen die winterslapende dieren gebruiken, helpen bijvoorbeeld bloedplaatjes ook koud te bewaren. ‘Dat lost echt een probleem op’, zegt Henning. ‘Bloedplaatjes worden vaak gebruikt, voor kankerpatiënten en bij operaties. Ze konden eerder alleen warm worden bewaard, omdat de bloedplaatjes anders gaan klonteren. Maar dan ontstaan weer problemen met bacteriën. Deze nieuwe methode is zeer welkom, zeker in landen waar grotere afstanden moeten worden overbrugd, of in oorlogsgebieden.’

Narcose

Langzaamaan wordt de winterslaap zo steeds dichter bij de mens gebracht. Maar of mensen op termijn echt in winterslaap gaan, betwijfelt Henning. ‘Het zou wel het mooiste narcosemiddel zijn voor operaties. Je hebt geen problemen met orgaanschade en alle functies gaan op een laag pitje. Maar het is lastig om dat op mensen te testen.’
Een van de lichaamsfuncties die nu onbedoeld volop geactiveerd worden tijdens operaties is het immuunsysteem. ‘Tijdens een openhartoperatie stroomt het bloed door een hart-longmachine, die het immuunsysteem als lichaamsvreemd herkent’, legt arts-onderzoeker Hjalmar Bouma van het Universitair Medisch Centrum Groningen uit. Winterslapers hebben een unieke eigenschap, die artsen graag zouden toepassen tijdens operaties: de witte bloedcellen verdwijnen tijdens winterslaap uit hun bloed, waardoor afweerprocessen nauwelijks plaatsvinden.

Lange tijd was het een raadsel waar die cellen bleven. Massale celdood bij afkoeling en nieuwe celproductie bij opwarming bleek geen optie, want na opwarming was het immuunsysteem al binnen anderhalf uur weer op volle sterkte. Door de witte bloedcellen met een lichtgevende stof te merken, ontdekte Bouma dat de cellen in de lymfeklieren werden opgeslagen. ‘Een vet, genaamd sphingosine-1-fosfaat (S1P), zorgt ervoor dat de witte bloedcellen terug naar het bloed stromen. In winterslaap blijkt die lipide, en daardoor ook de immuuncellen, afwezig door de lage temperatuur.’

Mensen worden tijdens operaties ook gekoeld – tegenwoordig tot ongeveer 33 graden Celsius – maar diepe afkoeling heeft nadelige gevolgen voor organen. Bouma zou daarom graag een element van het winterslaapmechanisme lenen. Door een vergelijkbare stof te gebruiken als de S1P-lipide in winterslapers hoopt hij de aanwezigheid van witte bloedcellen te reguleren en daarmee het immuunsysteem tijdelijk te onderdrukken. ‘In diermodellen geeft dat al veelbelovende effecten.’

Astronaut

Een andere manier om slimme winterslaapmechanismen dichter bij de mens te brengen, is proberen dieren die normaal gezien wakker blijven, toch in winterslaap te brengen. ‘Als muizen hard moeten werken voor hun voedsel ontstaat er een negatieve energiebalans en gaan ze in torpor. In het bloed van deze muizen is de stof 5 AMP verhoogd. Spuit je deze stof in bij andere dieren, dan gaan ook zij in een kunstmatige torpor. We weten dus hoe je een dier in winterslaap krijgt, inclusief immuunsuppressie, gevolgd door een fase waarin het dier zelf weer opwarmt, zonder orgaanschade. Zo bouwen we een brug tussen natuurlijke winterslaap en het ziekenhuis.’

De wetenschap is dus al zo ver dat niet-natuurlijke winterslapers in winterslaap kunnen worden gebracht. ‘Dat kunnen we toepassen op de mens. Maar denk niet dat we mensen in oktober opnemen in het ziekenhuis om volledige winterslaap te induceren, en pas in april weer ontslaan. We zullen bepaalde elementen uit de winterslaap gebruiken, zoals het remmen van de stofwisseling of het onderdrukken van het immuunsysteem tijdens operaties of bij traumaslachtoffers, en het kan dienen als natuurlijk modelsysteem voor onderzoek naar diverse ziektes’, zegt Bouma. ‘Het zal nog even duren voor we de eerste astronaut in winterslaap de ruimte in kunnen schieten. Naar verwachting krijgt ook hij alzheimerachtige verschijnselen. Een astronaut die ergens in de ruimte wakker wordt en niet weet waar hij is en wat hij moet doen, daar heb je niets aan. En zelfs als we dat uitgevogeld hebben, dan zijn er nog tal van ethische kwesties. Dat blijft voorlopig nog sciencefiction. Maar de eerste toepassingen van winterslaap zijn niet ver weg meer.’

BRON – Eos – Maartje Kouwen

Vreemdelingen

Vreemdelingen? Wie is tegenwoordig niet vervreemd van zichzelf? De meesten onder ons weten niet eens wat ze voelen, laat staan dat ze weten hoe er mee om te gaan.

Telkens ik een wat openhartig schrijfsel op mijn blog zet, en zeker als het over seksualiteit gaat, komen er reacties, vooral van mensen (mannen) die ik ken, die uitmunten in banaliteit en vulgariteit, en waarvan de reactie gever bovendien denkt dat ze grappig zijn.

Vervreemd van zichzelf en vervreemd van de andere en hoe daarmee om te gaan? Het verbaast mij dus niet dat er zoveel slechte relaties zijn en zo weinig intimiteit in die relaties. En het is altijd de fout van de andere, en zeker wanneer het van mannen komt, de fout van de vrouw.

Ga misschien eens naar de ander toe met het idee dat je de dingen anders moet aanpakken. Voorzeker kom je dan al wat dichter bij de problemen en dus ook dichter bij elkaar. Het leven en de liefde is immers een spel van geven en nemen, maar dan wellicht in veel relaties liefst gelijker verdeeld.

Verbeter je seksleven, omarm de clitoris

Verbeter je seksleven, omarm de clitoris

HUMO – Zondag 13 januari 2019 – Emma Curvers

Heterovrouwen krijgen nog steeds veel minder orgasmes dan mannen. Hoe lossen we die orgasmekloof op? Het antwoord begint bij de clitoris. En nee, dat is dus geen klein knopje.

Ik was 13 toen de wetenschap de clitoris ontdekte. Precies op tijd voor een puber aan de vooravond van haar seksleven, zou je denken, maar helaas: ik zag het hele plaatje, zoals in volle glorie in 1998 onthuld door de Australische uroloog Helen O’Connell, pas voor het eerst in 2017 – toen was ik al 32.

Nee, 1998 is geen tikfout: de mens was al op de maan geland, vloog in Concordes twee keer sneller dan het geluid over de oceaan en verkende met de Hubble-telescoop de ruimte, vóór iemand de moeite nam te bekijken hoe het vrouwelijk geslachtsorgaan precies in elkaar steekt. Pas toen ontdekte O’Connell door dissectie dat wat wij kenden als de clitoris slechts het topje van de ijsberg is. Ja, sinds mensenheugenis wordt er in lichamen gesneden voor medisch onderzoek, denk alleen al aan De anatomische les van Rembrandt, maar nee, nog nooit eerder had iemand de moeite genomen om dit deel van het vrouwelijk lichaam volledig in kaart te brengen, hoe ongelooflijk het ook klinkt.

Knopje

Het biologieboek op mijn middelbare school sprak nog van ‘een gevoelig knopje’, verder werden er geen woorden aan vuilgemaakt. Omhoog ging het vingertje weer, over het vermijden van soa’s en dan met name de allerergste soa van allemaal, een zwangerschap.

In Teen Mom, het enige MTV-programma dat door mijn ouders werd getolereerd, zagen we hoe het leven van zo’n teen mom – teen dad was altijd aan het lasergamen of motorcrossen ofzo – door één moment van zwakte voorgoed ontspoorde. Natuurlijk, de Amerikaanse voorlichtingsmoraal was (en is) een tikje conservatiever dan de onze, maar gymleraar Carr uit de highschoolfilm Mean Girls (2004) vatte de boodschap toch behoorlijk goed samen toen hij zei: ‘Don’t have sex, because you will get pregnant and die.’

Seks, leuk? Je moest het eerst maar overleven. ‘De rest gaat vanzelf,’ stamelde onze biologieleraar, waarmee hij maar wilde zeggen: plezier heb je vanzelf. Genieten gaat van nature.

Dat klopt. Tenminste, voor die biologieleraar, vrijwel alle mannen en een deel van de vrouwen. Een ander – niet onaanzienlijk – deel ligt hoopvol naar het plafond te staren in een kloof die groter is dan de pay gap: de orgasm gap, oftewel de orgasmekloof. Volgens onderzoek van het Kinsey Institute uit 2017 krijgen vrouwen bij heteroseks in 66 procent van de gevallen een orgasme, waar dat de heteroman 95 procent van de keren lukt. Lesbiennes komen vaker klaar (86 procent) en ook homoseksuele mannen scoren goed met 89 procent. De cijfers van verschillende onderzoeken naar het onderwerp lopen wat uiteen (een studie onder studenten rapporteerde zelfs een verschil van 52 procent), maar de orgasmekloof tussen heteroman en -vrouw bedraagt in het gunstigste geval nog altijd 22 procent.

Maar er gloort hoop, menen mensen als hoogleraar seksuologie Ellen Laan – dankzij de clit. Het was dus pas bij een lezing van Laan, bij een stijf uitverkocht Cliteracy-evenement in 2017, dat ik die clitoris zag. Verwarde geluiden klonken in de zaal: geen knopje of bultje, maar een vuistgroot centraal station van plezier dat zich al die tijd had schuilgehouden in de schaamheuvel. Het knopje, de glansclitoris, is slechts de kroon op twee veel grotere, inwendige structuren, armpjes als het ware, die in een hoefijzervorm de vagina omhullen. Qua formaat is de clit vergelijkbaar met de penis. O, en het bleek dus clí-toris te zijn, met de klemtoon op cli, en niet cli-tó-ris – zeg het maar even hardop.

Na eeuwenlang ontkend, genegeerd en weggegumd te zijn uit de boeken is de clitoris namelijk bezig aan een opmars, of eigenlijk, haar eigen coming-of-age-verhaal. Cliteracy, een samentrekking tussen literate (geletterd) en clitoris, is oorspronkelijk de naam van een in 2015 gestart project van de Amerikaanse kunstenaar Sophia Wallace. In dat jaar lanceerde ook het Amerikaanse Omg Yes hun website, waarop ze hun onderzoek naar vrouwelijk genot met abonnees delen. In filmpjes op de site zie je gewone, echte vrouwen die openhartig vertellen en met full frontal-foef demonstreren waar zij zoal van genieten. Vervolgens kun je proberen hen op je touchscreen tot een digitaal hoogtepunt te vingeren, wat nog niet meevalt.

Inmiddels is de clit overal: je ziet haar aan de kutkettinkjes van kunstenares Denise Rosenboom bungelen, ze heeft haar eigen Instagramkanalen (@clubclitoris bijvoorbeeld, of @the.vulva.gallery) en ze treedt op in animatiefilms (van de Canadese filmmaakster Lori Malépart-Traversy). Hanni Jagtman, oprichter van de Amsterdamse (vrouwen-)sekswinkel Mail & Female spreekt van ‘een virus’. In haar winkel zijn tig clitorisjes te vinden: op buttons, geborduurd en als 3D-modellen.

Vulvatekeningen

Ook de vulva, het uitwendige deel van de vagina, is uit de schaduw gekomen. Zo wist de Amsterdamse illustrator Hilde Atalanta met haar Vulva Project in twee jaar tijd 242.000 volgers te verzamelen op Instagram. Ongetwijfeld komen haar vulvatekeningen aan een wand in het eerste Vaginamuseum, waarvoor in Engeland plannen worden gemaakt – het Penismuseum (open sinds 1997) staat op IJsland, mocht u benieuwd zijn. Ook vulvavlijt is populair: op het afgelopen Linda-festival kon de vulva worden gebreid, gekleid en gebakken.

Hartstikke mooi allemaal natuurlijk, maar genieten gaat dus bepaald niet vanzelf, als we het orgasme als genotsgraadmeter nemen. Hoe kunnen we die orgasmekloof dichten? Een deel van het antwoord ligt in andere cijfers: 1) het verschil tussen lesbische en heteroseksuele vrouwen, en 2) het verschil tussen vrouwen die seks hebben met een man en vrouwen die seks hebben met zichzelf. Van masturbatie komt 83 procent van de Nederlandse vrouwen klaar volgens een studie uit 2016, wat suggereert dat het gros van de heterovrouwen ook in gezelschap best wat vaker zou mogen klaarkomen.

Psycholoog en seksuoloog in spe Bonne van Rees (30) onderzocht hoe het komt dat lesbische vrouwen vaker klaarkomen dan heterovrouwen. Van Rees: ‘Het leek mij logisch dat het kwam doordat zij meer aan stimulatie van de clitoris doen, maar het verband was nog niet onderzocht.’ En jawel: dat verband was er. Van Rees wijst er ook op dat lesbische stellen gemiddeld langer seksen dan hetero’s: ‘Als je langer vrijt, heeft het clitorale complex meer tijd om op te zwellen en dat bevordert een orgasme.’ Want het is net als bij een man eigenlijk: als de clitoris goed doorbloed is – zoals de penis goed doorbloed raakt voor een erectie – is de kans op een orgasme het grootst.

Dat vrouwen vaker klaarkomen van stimulatie van de (glans)clitoris dan van penetratie was al bekend sinds het Hite Report uit 1976 van seksvoorlichter Shere Hite. Helaas zit het idee dat een stevig potje seks om penetratie draait bij zowel mannen als vrouwen nogal diep. Van Hollywood-vanilleseks tot gonzo (een harde pornovariant), penetratie is voor een vrouw de grootste traktatie. Op het scherm dan, niet in de slaapkamer: daar leidt penetratieseks maar bij zo’n 1 op de 4 vrouwen tot een orgasme. Intussen denkt volgens biologieprofessor Elisabeth Lloyd nog zo’n 30 procent van de mannen dat coïtus de beste manier is om een vrouw hun naam te laten schreeuwen.

Clitpionier Helen O’Connell zei in 2018 tegen The Huffington Post dat ook vrouwen een verantwoordelijkheid hebben deze fabel te ontkrachten: ‘Vrouwen gaan hier gewoon in mee, alsof dat pompen hun een soort seksuele voldoening zal brengen. Tot die leugen ontkracht is en de realiteit van vrouwen op de voorgrond is getreden, blijft die mythe in stand.’ Het moge duidelijk zijn dat een vrouw die penetratie niet gigantisch genieten vindt op termijn niemand een plezier doet door er een hoogtepuntje bij te faken; je stuurt je minnaar zo het bos in, met het fabeltje stevig onder de arm geklemd.

Ook in de wetenschap lag de focus nog gedurende de hele 20ste eeuw op mannelijke seksualiteit, schrijft onderzoeker Emily Nagoski in haar bestseller Kom als jezelf (2015): ‘Zo werd bijvoorbeeld aangenomen dat omdat mannen orgasmes krijgen van penis-in-vaginaseks (gemeenschap), vrouwen dat ook zouden moeten kunnen, en kunnen ze dat niet, dan is dat omdat ze stuk zijn.’

Sigmund Freud

Deze kul hebben we grotendeels te danken aan de grondlegger van de psychoanalyse, Sigmund Freud, die – overigens zonder anatomisch onderzoek te verrichten – oordeelde dat vrouwen die niet klaarkwamen van vaginale stimulatie rijp waren voor het dolhuis. In 1947 nog gumde ene Dr. Charles Mayo Goss, in de geest van Freud, het ‘bolletje’ uit eerdere afbeeldingen van een vulva mét clitoris, in het standaardwerk Gray’s Anatomy. Weg was de clit. Ook na de seksuele revolutie stond vrouwelijk genot niet hoog op de agenda, memoreert Hanni Jagtman (67) over de begintijd van Mail & Female: ‘Het ging niet over het genot van vrouwen. We waren seksueel vrij, we hadden de pil, maar met genot, liefde of kennis van de eigen seksualiteit had het weinig te maken.’

Als gezegd: pas in 1998, met de onthulling door uroloog O’Connell van het hele inwendige zwellichaam dat aan het ‘knopje’ vastzit, begon de clitoris aan haar opmars. Er bleken achtduizend zenuwuiteinden te schuilen in de clit, twee keer zoveel als de penis heeft. Het knopje van de clitoris lijkt zelfs op een penis, vooral als het zich, net als een pik, bij opwinding vult met bloed. Niet de vagina is dus het vrouwelijke equivalent van de penis, benadrukken Ellen Laan en Rik van Lunsen in hun boek Seks!, maar de clitoris. Volgens hen is het daarom ook logisch dat vrouwen eerder clitoraal dan vaginaal klaarkomen, omdat de vagina zelf niet zo gevoelig is: ‘Als vrouwen ‘vaginaal’ klaar lijken te komen, dan komt dat doordat de clitoris van binnenuit is gestimuleerd tijdens de coïtus.’

Van Rees is het daarmee eens: ‘Het strenge onderscheid tussen vaginaal en clitoraal orgasme ligt wel achter ons. Er zijn ook mensen die klaar kunnen komen doordat hun tepel wordt gestreeld. Hoe noemen we dat orgasme dan?’ Volgens neurowetenschapper Nicole Prause gebruiken de meeste vrouwen (64 procent) zowel clitorale als vaginale stimulatie om klaar te komen. Daarnaast is een vaginaal orgasme onmogelijk te definiëren, omdat vaginale gemeenschap ook de clitoris stimuleert – die zit immers rond de hele vaginale opening.

Wie iets aan de hetero-orgasmekloof wil doen kan dus beginnen door de clitoris even hoog aan te slaan als penetratie: seks ≠ penis + vagina.

Gebruik je fantasie. Of volg de raad van Elisabeth Lloyd op en gebruik het ‘gouden trio’ van genitale stimulatie, tongzoenen en orale seks: daarvan zegt 80 procent van de heteroseksuele vrouwen bijna altijd klaar te komen – zonder dat er per se penetratie aan te pas komt, dus.

De penis mag af en toe even pauze, zegt ook Van Rees: ‘Een verrassing in het onderzoek was dat lesbische vrouwen vaker klaarkwamen door penetratie met vingers dan heterovrouwen door penispenetratie. Vingers werken dus eigenlijk beter dan penissen. Dat kan ook kloppen, omdat de vinger een kromming kan maken en de clitoris van binnenuit kan stimuleren.’ Dat brengt ons bij de zogenoemde G-spot, die volgens Laan en Van Lunsen niet bestaat, of tenminste: niet als apart orgaan. Wél wordt daarmee een plekje bedoeld aan de achterkant van de clitoris, dat je vanbinnen uitstekend kunt bedienen door een ‘kom maar hier’-beweging te maken met een vinger in de vagina. Je krult daarbij je uitgestoken wijsvinger met de handpalm omhoog naar je toe, wat het inwendige deel van de clitoris stimuleert en zo tot een orgasme kan leiden. Laan en Van Lunsen schrijven in Seks! troostend: ‘De G-plek bestaat niet, maar iedere vrouw heeft een clitoris.’

Bij de clit is what you see níét what you get. Een beetje basiskennis is dus een pre. Mannen raken hun piemel dagelijks aan, krijgen erecties en komen er zo makkelijker achter hoe alles werkt. Vrouwen kunnen die signalen van opwinding minder goed waarnemen en kennen hun geslachtsdelen ook minder goed dan mannen. Daarnaast zijn vrouwen en mannen zich er minder van bewust dat niet alleen bij mannen, maar ook bij vrouwen lichamelijke opwinding essentieel is voor goede seks. Zo’n 1 op de 10 vrouwen heeft weleens pijn bij het vrijen, vaak het resultaat van vaginale droogte door te weinig opwinding. Naarmate een vouw opgewondener is, is de vagina vochtiger en de clitoris beter gezwollen, wat ook nog eens als een natuurlijk stootkussen fungeert.

Lesboek

Helaas is van de ontdekking van de clit uit 1998 nog niets te zien in bijvoorbeeld het biologieboek van schoolboekenuitgever Malmberg, Biologie voor jou (2013), dat op 60 procent van de middelbare scholen wordt gebruikt: er wordt verwezen naar ‘een ‘knopje tussen de kleine schaamlippen’. In het lesboek staat wél een doorsnede van een penis en de zwellichamen die voor een erectie zorgen, maar geen spoor van de clit in opperste staat van paraatheid.

Om de kenniskloof te overbruggen lanceerden pedagoog Belle Barbé (26) en illustrator Marilyn Sonneveld (28) in 2015 Wipsite, een voorlichtingssite voor mensen van 12 tot 30 jaar die plezier uitstraalt. Sonneveld: ‘Op veel sites zie je nog steeds dat stipje! Natuurlijk, sommige vrouwen gaan hun eigen lichaam ontdekken en die komen er uiteindelijk wel. Maar zolang mannen niet óók weten hoe het werkt, blijft het vrouwelijk orgasme ondergeschikt aan het mannelijke.’ Barbé: ‘Hoe het leuk wordt vind je nergens terug. Ja, je kunt porno kijken of met een beetje mazzel met je ouders praten, maar veel meer is er niet. Porno is prima, maar het is geen realistische weergave van seks.’

Plezier is een belangrijk onderwerp bij voorlichting, vinden Barbé en Sonneveld, maar het ligt soms gevoelig. Zo leidde het openhartige programma over seksualiteit van Schooltv, Dokter Corrie, in 2013 nog tot een petitie van achtduizend ouders tegen het vertonen van de serie op school. In de Spaanse regio Extremadura ontstond een controverse nadat een aantal gemeenten daar de voorlichtingscampagne Pleasure Is in Your Hands lanceerde, waarin jongeren aangemoedigd werden om seks en zelfbevrediging te ontdekken. Ook Barbé en Sonneveld kregen felle reacties toen de NOS aandacht besteedde aan hun site.

Sonneveld: ‘Mensen noemden ons vieze wijven en zeiden dat we seks promoten.’ Zo wordt op Wipsite verteld hoe een orgasme voelt en hoe je er een kunt krijgen. Barbé: ‘Vooral op het hoofdstuk technieken wordt veel geklikt: hoe vinger je nou? Wij willen plezier in seks vooropstellen en we proberen het niet belerend of beangstigend te maken. In die zin promoten we seks inderdaad.’ Sonneveld: ‘Lékkere seks, ja!’

Barbé ziet dat voorlichting over de emotionele en plezante kant van seks op scholen erbij inschiet: ‘Op middelbare scholen zijn docenten vaak ontzettend druk. Als ze soa’s en zwangerschappen hebben afgetikt zijn ze al blij. Het is onduidelijk onder wiens verantwoordelijkheid zoiets als plezier valt: het valt niet per se onder biologie. Daarnaast vinden veel leraren het ook genant. Dus wie moet het doen?’

Anticonceptie

Nou, de leerlingen zelf bijvoorbeeld. Nienke Heeg (17) en Fauve Lagarde (17) van het Montessori Lyceum in Groningen ontwierpen voor hun school een nieuw voorlichtingsprogramma. Heeg: ‘Onze seksuele voorlichting was niet best: het ging over anticonceptie, de docent deed een condoom over een dildo en toen was het klaar. Het aspect plezier zat er niet in.’

Dus maakten Heeg en Lagarde als profielwerkstuk een nieuw lespakket. ‘Docenten vonden het alleen maar fijn dat wij het hun uit handen namen,’ vertelt Lagarde. ‘Iedereen wist dat de lessen slecht waren. Wij wilden nadrukkelijk benoemen dat seks leuk is, dat het niet alleen om voortplanting draait. En dat vrouwen niet van penetratie alleen klaarkomen. Voor hen is alles eromheen wat belangrijker.’

Dat ‘alles eromheen’ mogen we heel ruim nemen: ook alles wat buiten de slaapkamer en in je hoofd gebeurt speelt mee bij seks. Zo hangt het bereiken van een orgasme ook samen met seksuele autonomie, volgens eerdergenoemd onderzoek van seksuoloog Van Rees. Zo is het heel seksueel autonoom om initiatief te nemen, bijvoorbeeld om een nieuw standje te proberen, te bellen of te sms’en met wat dirty talk, je fantasieën kenbaar te maken, of juist te zeggen dat je iets absoluut niet geil vindt. Maar om dat te doen moet je je comfortabel voelen met je voorkeuren en je lichaam. Het is kortom wat complexer dan een paar jarretelletjes of een buttplug aanschaffen.

Weten wat je tegenhoudt kun je leren. In Kom als jezelf hanteert Emily Nagoski het duale model van acceleratoren en remmingen, ses en sis: iedereen heeft een sexual excitation system en een sexual inhibition system. Je ses ontvangt seksuele signalen die vanuit je brein je genitaliën ‘aanzetten’ en is altijd – ja, echt altijd – op een onbewust niveau op zoek naar relevante seksuele signalen. Bij sommige mensen is het systeem gevoeliger dan bij anderen. Je sis is het remsysteem, dat op zoek is naar een reden om níét geil te zijn of worden. Dit systeem stuurt ‘uit!’-signalen, die extern kunnen zijn (de kinderen stormen de slaapkamer binnen) of intern (je opeens herinneren dat je de btw-aangifte nog moet doen).

Waar veel mensen aannemen dat ze te weinig acceleratoren hebben, is het probleem vaker te veel rem. En ja, vrouwen hebben gemiddeld een gevoeligere rem en een minder gevoelige accelerator, hoewel dat van vrouw tot vrouw erg verschilt. Iedereen kan volgens Nagoski onderzoeken wat zijn of haar acceleratoren en remmen zijn, zodat je erachter komt wat je opwindt, wat je tegenhoudt, en waarom het soms gewoon niet lukt. In het kort hoe je de rem eraf haalt: ‘Verminder stress, wees aardig voor je lichaam en laat foute ideeën over hoe seks zou moeten werken los om plaats te maken in je leven voor hoe seks écht werkt.’

Porno heeft een complexe rol bij seksuele autonomie. Volgens de vrijzinnige blik is het dé manier om jezelf te verlossen van een bekrompen seksuele moraal – wie kritiek uit op die onuitputtelijke bron van seksfantasie is algauw frigide. Maar socioloog Gail Dines schrijft dat onze verwachting van seksualiteit in toenemende mate gevormd wordt door het mannelijke perspectief van gonzo. Dat beantwoordt volgens haar aan een fantasiebeeld van een vrouw die het woord ‘nee’ niet kent, geen eigen seksuele fantasieën heeft en altijd klaar is voor seks. Die mal betekent volgens Dines slechte seks voor met name vrouwen.

Pornovrouw

Zo lijden veel vrouwen volgens Nagoski aan het idee dat ze, zoals een pornovrouw, spontaan zin zouden moeten hebben in seks, terwijl vrouwen juist vaker dan mannen ‘responsieve’ opwinding beleven. Daarbij voel je geen ‘bliksemschicht in je genitaliën’, zomaar als je achter je bureau zit bijvoorbeeld, maar voel je langzaam verlangen ontstaan wanneer je al seksueel geprikkeld bent. Ook helemaal oké.

Moet je porno daarom mijden? Zeker niet. Nagoski geeft een pragmatische tip: ‘Als je naar films, tv of porno kijkt, vraag jezelf dan af: ga ik me hiervan beter voelen over mijn lichaam zoals dat nu is, of slechter? Is het antwoord: ‘beter’ doe hier dan meer van! (…) Is het antwoord: ‘slechter’, stop met kijken.’

Ook ideeën over je lichaam kunnen in de slaapkamer de boel versjteren. De invloed van de pornokut, het opgeruimde model met de binnenste schaamlippen keurig binnenboord, valt in deze context lastig te ontkennen: in 2016 werden wereldwijd 50 procent meer schaamlipoperaties uitgevoerd dan in het jaar ervoor. Uit een Belgisch onderzoek van Goedele Liekens uit 2017 bleek dat 55 procent van de vrouwen haar vulva maar lelijk vindt. Volgens onderzoek van Ellen Laan leidt het kijken naar vulva’s in allerlei soorten en maten tot een beter genitaal zelfbeeld. En dat is goed, want dat hangt dan weer gunstig samen met een superseksleven.

Fijne plekken

Seksuoloog Van Rees: ‘Veel vrouwen hebben zichzelf nog nooit bekeken in de spiegel. Je moet toch weten wat daar zit? Leer je lichaam kennen en leer wat voor jou fijne plekken zijn om aangeraakt te worden. Dan kun je dit ook beter duidelijk maken aan een eventuele partner.’ Zelfstudie kun je bijvoorbeeld verrichten met de speciale vulva-versa-spiegel van kunstenaar Michèle Degen – al werkt een gewone ook prima.

En als je toch naakt bent: specialisten zijn het erover eens dat veelvuldig oefenen met soloseks je kansen op een orgasme met partner verbetert.

Oefenen kan sowieso nooit kwaad, bijvoorbeeld met voornoemde website Omg Yes. Volgens Omg Yes is het credo ‘iedere vrouw is anders’ lange tijd een manier geweest om het taboe van vrouwelijk genot te omzeilen: er zijn wel degelijk betrouwbare technieken die bij veel vrouwen tot spetterende orgasmes leiden. Er had gewoon nog niemand onderzoek naar gedaan. Elke vrouw moet aan de bak, is de boodschap, om te ontdekken welke methode haar sterretjes doet zien.

‘Ja, dat is lekker,’ zegt Amber, als je met je vinger over haar geanimeerde clitoris cirkelt, en ‘hmm, oké?’ als je te snel gaat. Maar volg Ambers aanwijzingen op en kijk, daar komt ze. Het enige jammere is dat je van Omg Yes geen punten per behaald orgasme krijgt. Maar ach, die beloning komt in de slaapkamer wel.

BRON: © de Volkskrant

Even een rekensommetje

Even een rekensommetje. Ik heb nu zo een zestigtal vrienden op Facebook. Stel ik zet morgen mijn account stop, hoeveel vrienden zal ik dan nog voor mijn verdere leven overhouden? Zestig? Een handvol? Geen? Ik maak mij echt geen illusies.

Zelf vind ik dat eigenlijk geen groot probleem, want ik heb genoeg sociale contacten buiten Facebook, en zeer waardevolle bovendien. Overigens ben ik een nogal bezige bij en heb heel veel tijd voor mezelf nodig. Maar ik kan mij wel voorstellen dat mensen met weinig sociale vaardigheden, problemen allerlei, of ziek zijn, vaak in de kou blijven staan. En ouderdom, zoals in onderstaand artikel staat, heeft er inderdaad weinig mee te maken.

In tegenstelling tot wat de gangbare situatie is, verlaat ik bijvoorbeeld zelden een wachtkamer, zonder met de één of andere persoon een gesprek te hebben aangeknoopt. Je kan er dus allemaal wel zelf wat aan doen, en misschien zijn we het inderdaad verleerd, maar individualisme, verstedelijking of alleenstaand zijn heeft er volgens mij weinig mee te maken dat mensen eenzaam zijn. Het vaakst ligt het nog altijd in de eerste plaats aan onszelf en aan de aard van het beestje!

Allemaal samen eenzaam

De Standaard – Sarah Vankersschaever – 13.01.2019

‘Goeiedag, wij zijn van het meldpunt Eenzaamheid.’ Sint-Truiden heeft sinds deze week als eerste gemeente in Vlaanderen een schepen van Eenzaamheid. Het eerste werk van Pascy Monette (Open VLD): een meldpunt oprichten. Inwoners, maar ook sociale organisaties, verpleegkundigen, huisdokters, postbodes, bakkers en kassiersters kunnen het melden als ze iemand eenzaam opmerken. Die persoon krijgt dan binnen de 24 uur bezoek van een vrijwilliger.

In Gent doen ze het dan weer met Hello Jenny, een project dat senioren koppelt aan studenten. Via een slimme speaker staan ze met elkaar in contact en kan iemand hulp vragen aan een buddy: om mee te gaan naar de bakker, om eens langs te komen …
De Duitse psychiater Manfred Spitzer noemt eenzaamheid in zijn nieuwe boek, dat over een dikke week in het Nederlands verschijnt, killer nummer één, dodelijker dan alcohol, een niet-erkende ziekte en een van de urgentste problemen van onze westerse samenleving. Want individualisme en verstedelijking nemen toe, net als het aantal eenpersoonshuishoudens. Vandaag voelt een op vier Vlamingen zich geregeld tot vaak eenzaam. Niet alleen ouderen, vooral ook jongeren ervaren eenzaamheid in tijden waarin alleen de beste en meest sociale versie van zichzelf likes krijgt.

2019 wordt het jaar waarin eenzaamheid op de beleidsagenda wordt gezet. Omdat het weegt op onze gezondheid, op het aantal zelfdodingen, op ons sociale weefsel, op wie we als mens voor elkaar en wat we als samenleving willen betekenen.

Zo’n bevoegde schepen mag dan vooral goeie citymarketing zijn, er is hoop dat, als we er allemaal van doordrongen raken dat er een probleem is, we ook samen en apart naar oplossingen zullen zoeken. Want geen betere voedingsbodem voor innovatie dan het tekort. 2019 wordt het jaar waarin we eenzaamheid eindelijk serieus nemen, met minder sociale media en meer sociaal contact.

Verdwijnen

“Duurzaamheid krijg je door de bescheidenheid te omarmen. Door het gewone toe te laten. Het kleine en middelmatige te appreciëren. Dat is in deze rollercoastertijden een moeilijk te verteren advies.” Dirk De Wachter – psychiater

“Harmonie tussen het denken, het zeggen en het doen, dat is het opperste geluk” Ghandi

Wijze woorden, en o zo waar! Ik heb vandaag naar de film Leave no Trace gekeken.

Prachtige en inspirerende film! Sommige mensen kunnen het teveel aan prikkels in deze wereld niet (meer) aan en verdwijnen in de natuur zonder een spoor na te laten…En dat moet kunnen!

Soms zou ik dat ook willen, en eigenlijk is dat ook best mogelijk zonder daarom in de natuur te hoeven verdwijnen, maar door gewoon thuis de wereld met zijn overdaad aan prikkels en regeltjes buiten te sluiten. Geen telefoon, geen internet, geen kranten, geen tv, geen gezelschap, enkel de katten en de kippen, en de stilte van de tuin rondom het huis. Zelfs de gordijnen gaan dan naar beneden, het licht wordt gedempt en niets of niemand is nog belangrijk genoeg om de rust te verstoren.

En als ik ooit in de natuur zou verdwijnen zou dat in Torgny zijn, in de provincie Luxemburg, maar ik vrees dat verdwijnen in de natuur om het even waar, al lang niet meer mogelijk is.