Wereld Suïcide Preventie Dag

Hoe zelfmoordgedachten ontstaan en waarom ze zo moeilijk te onderdrukken zijn. ‘Nee een depressief persoon zal niet zelf hulp zoeken’

HUMO – Katrien Depecker – 10.09.2020

In zijn boek ‘Een zelfgekozen einde’ toont de Amerikaanse psycholoog Jesse Bering (43) aan hoe onze geest ons bedot op de momenten dat we een makkelijke emotionele prooi zijn. ‘Het gevoel te willen verdwijnen, gaat vanzelf weer weg. Maar het is moeilijk om jezelf daarvan te overtuigen.’

Dit artikel verscheen in Humo op 9 oktober 2018.

HUMO Uw boek is opgedragen aan ‘de suïcidale mens in ons allen’. Kan iedereen suïcidaal worden?

JESSE BERING «Sommige aspecten van suïcidaal denken zijn eigen aan de mens. Niet iedereen wordt daarom suïcidaal, maar de gedachte om je leven te willen beëindigen, is niet ongewoon. Ik bedoel het vooral als reactie op de medicalisering van zelfmoordgedachten. Levensmoeheid is een fundamenteel onderdeel van de mens, en daar moeten we mee leren omgaan.

»Onderzoek toont aan dat 90 procent van de zelfdodingen samenhangt met mentale aandoeningen zoals depressie en angststoornissen, of met psychiatrische aandoeningen zoals bipolariteit en schizofrenie – waarbij je sowieso grip verliest op de realiteit. Dat cijfer is wel ietwat misleidend, want het is gebaseerd op psychologische autopsies (waarbij men de geestestoestand van iemand die zelfmoord heeft gepleegd, nagaat aan de hand van gesprekken met naasten en schrijfsels van de overledene, red.). Die dossiers worden beoordeeld door pathologen, psychiaters of lijkschouwers die weten dat ze met een zelfdoding te maken hebben, en dus door die specifieke bril kijken. Als je hen dezelfde dossiers zou laten bestuderen zonder te zeggen dat het om zelfmoord gaat, zouden ze minder snel een mentale aandoening vaststellen. Bovendien is niet iedereen met een depressie suïcidaal, ongeveer 5 procent van die mensen gaat tot zelfdoding over. En ook niet iedereen die zelfmoord pleegt, is depressief – zo’n 0,5 procent van de mensen die uit het leven stappen, was niet depressief. Het is dus niet altijd zo duidelijk. Feit blijft dat jaarlijks 800.000 mensen uit het leven stappen, en dat zijn er enorm veel.

»Mijn boek is er in de eerste plaats voor mensen die kampen met een depressie of die plots geconfronteerd worden met overdonderende situaties en niet weten hoe ze daarmee moeten omgaan.»

HUMO U wordt sinds uw tienerjaren zelf geplaagd door zelfmoordgedachten.

BERING «Ja, maar de oorzaak van die gedachten is doorheen de jaren wel geëvolueerd. Ik ben opgegroeid in een kleingeestig stadje in het Amerikaanse Midwesten: niet meteen de ideale plek om als homoseksuele tiener uit de kast te komen. Zeker niet in de jaren 80. Ondertussen ligt mijn outing al meer dan 20 jaar achter me en ben ik al 10 jaar samen met mijn vriend Juan: de angst omtrent mijn geaardheid is dus al gaan liggen. Maar nog niet zo lang geleden maakte mijn plotse werkloosheid me radeloos.

»Ik heb altijd veel aanzien genoten in de academische wereld: ik heb een onderzoekscentrum geleid, gaf lezingen over de hele wereld en mijn artikels verschenen in gezaghebbende wetenschappelijke tijdschriften — en dat allemaal vóór mijn 35ste. Ik had in mijn job alles bereikt waar ik ooit van gedroomd had, en dacht: ‘Wat nu?’ Ik besloot me toe te leggen op boeken en populairwetenschappelijke artikels over de gewaagdste onderwerpen: waarom sommige mensen opgewonden raken door geamputeerden, bijvoorbeeld. Goed voor veel online-pageviews en enkele passages in tv-shows, maar niet goed voor mijn academische geloofwaardigheid. Bovendien betaalden die freelanceopdrachten niet goed. Plots vond ik mezelf een loser. Ik had geen duidelijk doel meer en besefte dat ik mijn vroegere succes als vanzelfsprekend had beschouwd. Ik voelde me ellendig, slikte Prozac en begon hevig naar de dood te verlangen. Voor de buitenwereld hield ik verborgen dat ik diep in de put zat. Mijn zelfmoordgedachten leken bovendien niet gerechtvaardigd: wat stelde mijn ellende voor, vergeleken met wat pakweg Syrische vluchtelingen te verduren krijgen? Daardoor voelde ik me nog schuldiger en waardelozer.

»Ik heb het geluk gehad dat er toen een geweldige kans uit de lucht kwam gevallen: ik kreeg een job aangeboden aan de universiteit van Otago in Nieuw-Zeeland. Dat aanbod heb ik met beide handen gegrepen, en nu mag ik op één van de mooiste plekken ter wereld wonen en werken.»

HUMO In uw boek gebruikt u uzelf als voorbeeld voor de stelling dat mensen die altijd veel geluk of succes gehad hebben, vatbaarder zijn voor suïcidale gedachten.

BERING «Dat is een stelling van sociaal psycholoog Roy Baumeister, die ik onderschrijf. Wie het geluk een tijdlang in de schoot geworpen krijgt, begint onredelijke normen aan dat geluk te stellen. Als je dan toch eens een tegenslag kent, kost het extra veel moeite om daarmee om te gaan. Hoe hoger je klimt, hoe dieper je valt.

»Als wetenschapper verloor ik plots aanzien door mijn ommekeer in onderzoeksonderwerpen. Dat bracht me aan het wankelen: plots zag ik mezelf als een doorsneemens zonder speciale eigenschappen. Als ik nog geen succes had gekend, zou die overgang niet zo traumatiserend geweest zijn. Ik raakte erg begaan met wat anderen van me dachten. Dat is één van de belangrijkste punten uit mijn boek, en dat maakt zelfmoord ook tot een uniek menselijk probleem: dieren houden zich niet bezig met hoe andere dieren hen zien. Dat wij daar wel over kunnen nadenken, kan veel goeds, maar ook veel slechts opleveren. Schaamte, bijvoorbeeld: beschouwen anderen mij als een succes of als een mislukking?»

HUMO Het is dus zaak om je eigenwaarde niet van je job te laten afhangen?

BERING «Het is een gok om heel veel te investeren in je carrière, of om al te trots te zijn op de statussymbolen die je vergaarde. Dat kan plots allemaal wegvallen, en als je dan geen emotioneel vangnet hebt, zul je klappen moeten incasseren. Dat betekent niet dat we niet ambitieus mogen zijn, maar we mogen niet uit het oog verliezen hoe belangrijk vriendschappen zijn, en hoe belangrijk het is om gewaardeerd te worden omdat je simpelweg een goed mens bent.»

HUMO Speelt maatschappelijke druk geen rol? Wie het niet zelf weet te maken, wordt al snel als een loser beschouwd.

BERING «Dat onze maatschappij steeds individualistischer wordt, zal niet helpen, maar ik denk ook niet dat het daarom slechter wordt. We zijn afhankelijk van wat anderen over ons denken, omdat we nu eenmaal sociale wezens zijn. We hebben behoefte aan anderen die vinden dat we ertoe doen. Daar kunnen we wel beter mee leren omgaan. Veel mensen toeteren: ‘Ik trek mij niets aan van wat anderen over mij denken!’ Het is makkelijk om dat te zéggen, maar ik hoor zulke statements altijd met enige achterdocht aan.

»Eén van mijn favoriete onderzoeken is een experiment van sociaal psycholoog Tom Gilovich, die zijn eerstejaarsstudenten een opzichtig T-shirt liet aantrekken met een foto van Barry Manilow, een zanger die in de jaren 70 grote hits scoorde met ‘Mandy’ en ‘Copacabana’. In het jaar 2000, toen het experiment werd afgenomen, vonden jongeren hem héél uncool (lacht). Gilovich stuurde zijn studenten een drukke ruimte in en vroeg hun daarna om in te schatten hoeveel procent van de mensen het T-shirt had opgemerkt. Ze waren ervan overtuigd dat minstens de helft hun modeblunder had gezien, terwijl slechts een kleine minderheid er écht oog voor had. Die neiging om te denken dat wij het middelpunt vormen van andermans aandacht, noemt Gilovich het spotlight effect. Vooral tieners hebben er last van, waardoor de puberteit een bijzonder pijnlijke periode kan worden. Maar eigenlijk is het dus net geruststellend om te weten dat anderen heus niet zo hard met ons bezig zijn als we zelf misschien denken.

»Wat ook meespeelt, is dat veel mensen perfectionistisch zijn, waardoor ze onrealistisch hoge eisen aan zichzelf gaan stellen. Halen ze die niet, dan voelen ze zich mislukt en gaan ze ervan uit dat anderen hen ook als een mislukkeling zien. Daardoor gaan ze zichzelf dan beschouwen als een last voor hun familie en dichte vrienden.»

‘Probeer het als een troost te zien dat iederéén vroeg of laat zijn portie ellende te verwerken krijgt’

Erfelijke component

HUMO Dat is een terugkerend element in de getuigenissen in Humo: de mensen die we spraken, waren er ooit van overtuigd dat hun omgeving ‘beter af zou zijn’ zonder hen.

BERING «Die opvatting is natuurlijk een onbewuste denkfout, maar ze valt vanuit evolutionair standpunt wel te verklaren. Stel dat je je job en je partner verliest. Onderzoek toont aan dat wie geen vooruitzichten meer heeft om (nog) kinderen te krijgen, en wiens voortbestaan de toekomst van zijn nauwste genetische verwanten in het gedrang brengt – kortweg: wie meer kost dan hij bijdraagt – de meeste kans heeft om te overlijden door zelfdoding. Het klinkt cru, maar puur wetenschappelijk gezien heeft zelfmoord in zo’n geval geen invloed op het voortbestaan van je genen. Al zou je familie in werkelijkheid natuurlijk veel slechter af zijn zonder jou: liefde houdt geen rekening met wetenschap.

»Het werkt ook in de omgekeerde richting. Uit onderzoek blijkt dat maar weinig mensen op date willen met iemand die een zelfmoordpoging achter de rug heeft. Ook dat valt evolutionair te verklaren: je wilt je genetisch materiaal liever niet investeren in iemand die een hoger risico loopt om zelfmoord te plegen, en die jouw kinderen misschien moeder- of vaderloos achterlaat.»

HUMO Het stigma dat aan zelfdoding kleeft, kent dus een evolutionaire oorsprong?

BERING «De vooroordelen omtrent zelfdoding vallen alleszins niet rationeel te verklaren. Waarom willen mensen bijvoorbeeld liever geen huis kopen waarin een zelfdoding heeft plaatsgevonden? Zelfs wie niet gelovig is, – volgens veel religies wordt je ziel onrein als je zelfmoord hebt gepleegd en ga je daardoor niet naar het hiernamaals – kan niet precies uitleggen waarom: ‘Het voelt gewoon niet goed.’ En blijkbaar voelt iemand die zelfmoord wil plegen dat ook aan: zelfdodingen gebeuren regelmatig buitenshuis, om te voorkomen dat de eigen woning ‘psychologisch beladen’ raakt.

»Ik heb onderzoek gedaan naar die irrationele oordelen. De casus ging zo: je hebt een orgaantransplantatie nodig, en er zijn drie mogelijke donoren. Ze zijn allemaal even geschikt, maar de ene is verongelukt, de andere werd vermoord, en de derde pleegde zelfmoord. Welke donor kies je? Veel deelnemers zeiden dat de doodsoorzaak niet belangrijk was, als het donor-orgaan hun leven kon redden, maar toch zetten ze vrijwel allemaal de zelfmoordenaar op de laatste plaats. Wat ze vertelden, strookte niet met hoe ze zich daarbij voelden.»

HUMO Eén van onze getuigen is ervan overtuigd dat de aanleg voor zelfdoding in zijn genen zit. Bestaat er een ‘zelfmoordgen’?

BERING «Zo ver zou ik niet gaan. Studies bij tweelingen hebben wel aangetoond dat de kans groter is dat identieke tweelingen allebei overlijden door zelfdoding dan niet-identieke tweelingen. En dat ligt niet aan de opvoeding, want bij geadopteerde mensen die een zelfmoordpoging ondernomen hebben, is de kans zes keer groter dat hun biologische verwanten die in een ander gezin opgegroeid zijn, dat ook gedaan hebben. Daaruit kunnen we afleiden dat zelfmoordneigingen een genetische basis hebben.

»Maar dat wil níét zeggen dat zelfmoord bepaald wordt door je genen, of dat je voorbestemd bent om zelfmoord te plegen omdat je identieke tweelingbroer uit het leven gestapt is. Het betekent wél dat die aanleg in combinatie met risicofactoren – verwaarlozing, seksueel misbruik, lichamelijk geweld, alcoholisme en andere traumatische ervaringen – makkelijker tot suïcidale gedachten zal leiden. Iemand die als kind misbruikt werd en een aanleg heeft voor zelfdoding, zal dat veel harder voelen dan iemand die ook die aanleg heeft, maar niet misbruikt werd.

»Er schuilt een erg complex mechanisme achter de reden waarom iemand tot zelfdoding overgaat. Het is niet enkel nurture of nature: het is een interactie tussen de twee, en dat maakt de ene mens kwetsbaarder dan de andere. De ene vindt bijvoorbeeld zijn job verliezen catastrofaal, terwijl de andere daar beter mee kan omgaan.»

Korte brieven

HUMO Soms lijkt een zelfdoding uit het niets te komen. Moeten we aandachtiger zijn voor onze naasten?

BERING «Zelfs psychiaters die getraind zijn om te zoeken naar symptomen van zelfmoordgedachten, zijn daar notoir slecht in. Dan kun je moeilijk van de doorsneemens verwachten dat hij daar oog voor heeft. Veel mensen camoufleren hun intenties, doen alsof er niets aan de hand is, of wíllen niet noodzakelijk hulp. En veel mensen weten van zichzelf niet dat ze suïcidaal zijn, tot het te laat is. De verantwoordelijkheid ligt dus bij de suïcidale persoon zelf. Natuurlijk moeten we proberen om gedragsveranderingen op te merken, maar we kunnen geen gedachten lezen. De beste voorspeller dat iemand zelfmoord zou gaan plegen, is helaas een eerdere zelfmoordpoging.

»Het beste wat je kunt doen voor iemand die zwaar depressief is, is in zijn plaats een afspraak maken bij een therapeut en hem daar zelf gaan afzetten. Als je depressief bent, ben je emotioneel zo uitgeput dat je niet eens uit je bed of sofa raakt, laat staan dat je de moed zou hebben om naar een therapeut te gaan. Het is onrealistisch om van een depressieve persoon te verwachten dat hij hulp zoekt: zijn omgeving moet handelen.»

HUMO Een constante in de getuigenissen: zodra er een nieuwe liefde in het spel is, verdwijnt een groot deel van de zwaarmoedigheid.

BERING «Dat zie je voortdurend. Mijn zus maakt nu hetzelfde mee: na een slecht huwelijk is ze onlangs een nieuwe relatie begonnen, en ze loopt er stukken vrolijker bij.»

HUMO Maar als je je geluk laat afhangen van een relatie, wordt het toch sowieso moeilijk om het in je eentje te redden?

BERING «Zeker. Maar ook hier spelen je gewoontes mee. Je loopt geen groot risico op zelfdoding als je een groot deel van je leven als single hebt doorgebracht. Als je het daarentegen altijd gewend geweest bent om in een relatie te zitten en plots valt die weg, kan dat traumatiserend zijn. Je stabiele basis verdwijnt en je wordt onzeker over de toekomst: ‘Zal ik ooit nog iemand vinden?’ Dat kan leiden tot suïcidaal denken.»

HUMO Helpt het depressieve mensen om een liefhebbende partner te hebben?

BERING «Het kan uiteraard geen kwaad, maar ik denk niet dat het zo’n gunstig effect heeft als vermoed wordt. Op een vreemde manier zie je de dingen heel helder tijdens een depressie: je weet beter wat je sterktes en vooral wat je zwaktes zijn, en dat is op zich al deprimerend. Als je partner dan tegen je gevoel ingaat en je probeert op te peppen, ga je ervan uit dat hij dat enkel doet omdat dat nu eenmaal hoort als je met iemand samenwoont. Daarom heb ik het vaak over het positieve effect dat onbekenden kunnen hebben. Iemand die jou helemaal niet kent en toch iets positiefs over je weet te zeggen: dat doet veel meer voor je eigenwaarde dan wanneer een vriend of een partner dat zegt. Die onbekende is immers objectief.»

HUMO Dat blijkt ook uit het pijnlijke afscheidsbriefje van een man: ‘Ik loop nu naar de brug. Als er onderweg iemand naar me glimlacht, spring ik niet.’

BERING «En hij is helaas gesprongen. Dat briefje heb ik in mijn boek opgenomen om lezers eraan te herinneren dat iedereen die ze op straat passeren, een heel universum in zijn hoofd heeft. Je bent heus niet de enige met diepzinnige gedachten, trauma’s of angsten. Dat durven we weleens te vergeten.»

HUMO Niemand van onze getuigen die een poging tot zelfdoding had ondernomen, had een brief achtergelaten.

BERING «Slechts 30 procent van de mensen die voor zelfdoding kiezen, laat een brief achter. Dat zegt genoeg over hoe volledig afgesneden ze zich voelen van hun omgeving.

»Afscheidsbrieven zijn vaak kort en krachtig: gemiddeld tellen ze 150 woorden. Het overvloedige gebruik van woorden als ‘ik’ en ‘mij’ is treffend, wat duidt op een verhoogd zelfbewustzijn. Hebben ze het toch over anderen, dan komt vaak naar voren dat ze het contact verloren zijn of zich onbegrepen voelen. De brieven zijn doorgaans ook heel concreet. Geen overpeinzingen als: ‘Je zult nooit weten hoe graag ik je heb gezien.’ Wel alledaagse beslommeringen als: ‘Vergeet de rekeningen niet te betalen.’ Of: ‘Vergeet de hond geen eten te geven.’»

HUMO Hoe komt dat?

BERING «Als je zo diep zit, probeert je brein zich met concrete dingen bezig te houden, om een stortvloed aan emoties te vermijden. Ik merkte dat ook bij mezelf: ik stortte me op saai en routineus werk, om in een soort van ‘emotionele doodsheid’ terecht te komen.

»In zijn zes stappenmodel beschrijft sociaal psycholoog Roy Baumeister de stadia die iemand met zelfmoordgedachten doorloopt, en waarbij elk volgend stadium meer gevaar met zich meebrengt. In de eerste fase voelt iemand dat hij tekortschiet – die plotse daling in levensstandaard waar we het al over hadden. Voor wie onrealistische criteria hanteert voor zijn succes kan zo’n daling onleefbaar worden: hij voelt zich gevangen tussen een gelukkig verleden en een – naar eigen oordeel – hopeloze toekomst.

»Wie zichzelf de schuld geeft van wat er misloopt, komt in het volgende stadium van zelfsabotage terecht. Je voelt je door iedereen beoordeeld en veroordeeld, en dat brengt gevoelens mee van schaamte, schuld, vernedering, afwijzing en waardeloosheid. Je ontwikkelt een intense zelfhaat.

»Door die zelfvernietigende houding ben je erg op jezelf gericht: je denkt continu aan hoe alles zou móéten zijn. Je wilt aan jezelf ontsnappen. Dat is de fase van het verhoogde zelfbewustzijn, die tot uiting komt in het veelvuldige gebruik van woorden als ‘ik’ en ‘mij’.

»In de vierde fase treedt een grote psychische pijn op, die gepaard gaat met een al even grote angst. Zelfdoding begint aantrekkelijk te lijken, omdat het een einde maakt aan je zelfbewustzijn en de pijn die daarbij hoort. Sommigen zoeken hun toevlucht tot zelfverminking: door de fysieke pijn voelen ze even hun emotionele pijn niet meer.

»De voorlaatste fase is die van de cognitieve deconstructie. Uit angst of afkeer voor het verleden en de toekomst, begin je je emotieloos op het heden te focussen. Het is een verdedigingsmechanisme, dat tot op zekere hoogte helpt: het tempert je negatieve emoties, je wordt eerder apathisch. Daarom gaan er meestal geen woede-uitbarstingen aan een zelfdoding vooraf. Het verleden speelt geen rol meer, en je hoeft je geen zorgen te maken over de toekomst, want je hebt besloten dat die er niet is. Je bent je, kortom, aan het voorbereiden op je dood.

»In de laatste fase wordt de fatale beslissing genomen. Totale emotionele uitputting zorgt voor vastberadenheid, en rationeel denken maakt plaats voor zwart-witdenken: alles of niets, leven of dood.»

Ellende en verdriet

HUMO Dan kan het plots snel gaan?

BERING «Ja, zeker. We worden duidelijk beïnvloed door onze eigen geest. Wie van zichzelf weet dat hij vatbaar is voor suïcidale gedachten, moet zichzelf dus te slim af zijn. Als je wéét hoe het proces verloopt, kun je een stap terugzetten. Je kunt kijken in welke fase je zit en proberen te begrijpen wat er met je aan het gebeuren is. Acute aanvallen van zelfmoordgedachten duren zelden langer dan 24 uur: het gevoel om te willen verdwijnen, zal dus weer weggaan. Natuurlijk is het moeilijk om jezelf daarvan te overtuigen als je er middenin zit, maar probeer het toch maar. Rationeel over je zelfmoordgedachten nadenken werkt therapeutisch, het laat je afstand nemen van je emoties.

»Het proces verloopt ook niet altijd lineair, je kunt heen en weer geslingerd worden tussen de verschillende fases. En impulsieve zelfdodingen – die vaker voorkomen bij tieners en jongvolwassenen – passen niet in het model: daarbij word je heel plots overspoeld door hevige emoties, waardoor de pijn ondraaglijk wordt en je beslist uit het leven te stappen.»

HUMO Kijk jij, omdat je naast psycholoog ook ervaringsdeskundige bent, anders naar zelfmoord? Snap je dat sommige mensen besluiten: ‘Voor mij hoeft het niet meer’?

BERING «Mijn eerste impuls is proberen om iemand die dit doormaakt te helpen. Maar bekeken vanuit een kille logica vind ik zelfdoding niet onbegrijpelijk. Er is nu eenmaal niet altijd een pasklaar antwoord voor elk levensprobleem. Neem nu de zedendelinquent over wie ik het in mijn boek heb. Na zeven jaar brommen kwam hij vrij, waarop hij 13 jaar in afzondering heeft geleefd in een schuur. Toen zijn huisbaas overleed, durfde hij de buitenwereld niet meer onder ogen te komen: ‘Iedereen zal me voor de rest van mijn leven blijven associëren met mijn misdaad.’ Zelfdoding leek hem de enige optie. (Blaast) Wat zeg je als psycholoog tegen zo iemand? Want eigenlijk is hij heel realistisch: veel levenskwaliteit zal hij niet meer kennen. Hoewel ik natuurlijk niet wil dat hij zelfmoord pleegt, snap ik tegelijk wel dat hij eraan denkt. Zeggen dat hij therapie moet volgen en antidepressiva moet nemen, zal zijn probleem wellicht niet oplossen.»

HUMO Is er een reden waarom mannen vaker zelfmoord plegen dan vrouwen? In Vlaanderen wordt 75 procent van de zelfdodingen door mannen gepleegd.

BERING «Dat blijft één van de grote vragen. De gangbare verklaring is dat mannen meer dodelijke methodes kiezen: ze gebruiken wapens of verhangen zichzelf, terwijl vrouwen vaker een overdosis pillen nemen of hun polsen doorsnijden. Die vaststelling leidt dan weer tot de vraag waaróm mannen vaker voor die methodes kiezen. Een controversiële theorie stelt dat vrouwen methodes kiezen waarmee ze zichzelf minder verminken, omdat ze zich zelfs op dat moment nog zorgen zouden maken over hun uiterlijk – wat een seksistische veronderstelling is. Maar het is ook mogelijk dat vrouwen rekening houden met wie hun lichaam zal vinden: het is traumatiserender om iemand aan te treffen die zich door het hoofd heeft geschoten, dan iemand die is gestorven aan een overdosis. En dan is er nog het traditionele argument dat mannen vaker hun gevoelens opkroppen in plaats van ze te uiten of hulp te zoeken. Mannen zijn in het algemeen ook impulsiever dan vrouwen. Maar er is geen pasklaar antwoord.»

HUMO Je schrijft dat je het moeilijk vindt om iemand te vertrouwen die nog nooit aan zelfdoding gedacht heeft. Waarom?

BERING «Het is misschien wat ongelukkig uitgedrukt, maar voor mij duiden die gedachten op een zekere karakterdiepte. Als je zo diep gezeten hebt, kun je makkelijker begrip en empathie opbrengen voor de ellende en het verdriet van een ander. Het biedt inzicht in de condition humaine.»

Hoop voor iedereen

HUMO Was het niet zwaar en beangstigend om een boek over zelfdoding te schrijven, aangezien het onderwerp zo dicht bij jou staat?

BERING «Bij momenten was het… a lot. Maar ik wilde het absoluut schrijven, omdat ik jaren geleden een column voor Scientific American had geschreven over Baumeisters stappenmodel, en daarna bedolven werd onder de reacties van lezers. Uit veel reacties bleek dat mensen niet eens beseften dat ze ooit suïcidaal waren geweest. Dat ik nu alles nog uitgebreider heb beschreven, heeft mij ook geholpen om de dingen helderder te zien. Ik zal mijn boek zelf nog vaak vastnemen als ik door een moeilijke periode ga, om te kijken in welke fase ik zit. Het is mijn levensverzekering voor een emotioneel verstoorde toekomst (lacht). Verder vond ik het belangrijk mijn eigen ervaringen te delen, om lezers duidelijk te maken dat ik begrip heb voor hun situatie. Als je diep zit, is begrip broodnodig.

»Aan de recensies te zien, denk ik dat mensen niet goed weten wat ze ervan moeten maken. Op basis van de titel denken mensen al snel dat het een klassiek werk over zelfmoordpreventie is – wat het dus totaal niet is. Ik heb zelfdoding op een wetenschappelijke manier ontleed en kritisch geëvalueerd. Mensen zeggen vaak: ‘Zelfdoding is slecht en verkeerd.’ Maar het is veel genuanceerder dan dat. Ik lever geen pasklare antwoorden, maar dat is net het probleem met zelfdoding: er bestaat geen eenduidige oplossing voor.»

HUMO Tot slot: welke raad zou je een suïcidale lezer geven?

BERING «Als je overspoeld wordt door emoties, probeer dan je gedachten te verzetten: ga slapen, kijk naar een film, eender wat. De kans is groot dat je er morgen alweer anders over denkt. Bedenk ook dat dit het enige leven is dat je hebt, en dat je hier sowieso maar voor een beperkte tijd rondloopt: dan kun je net zo goed proberen om het uit te zingen tot het einde. Weet dat de tijd vliegt, ook al lijkt dat nu niet zo te zijn. Probeer je vriendenkring uit te breiden met gelijkgestemde zielen. Onthoud dat angstige tijden altijd afgewisseld worden met betere tijden, en probeer het als een troost te zien dat iederéén vroeg of laat zijn portie ellende te verwerken krijgt. Wie het leven als een experiment beschouwt, kan niet falen: dan kun je enkel ervaringen opdoen. En dan draait het enkel nog om de psychologische interpretatie van die ervaringen. Kunnen we daarmee leven, dan is er hoop voor iedereen.»

Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op zelfmoord1813.be

Omgaan met zelfmoordgedachten

Omgaan met zelfmoordgedachten

www.gezondheid.be

Do’s

Let op voor signalen

Wanneer je aan zelfmoord denkt, heeft dit vaak ook een impact op je gedrag. Wees daarom alert voor veranderingen in je gedrag die kunnen wijzen op zelfmoordgedachten, zoals bijvoorbeeld slecht slapen, minder onder de mensen komen, niet kunnen concentreren op werk of school, veel piekeren ook over zelfmoord, meer alcohol drinken en/of roken of geen zin meer hebben in dingen die je anders leuk vindt.

Zoek afleiding

Soms kan het helpen om je gedachten proberen te verzetten en te vermijden dat je begint te piekeren. Bijvoorbeeld door elke avond een wandelingetje te maken met de hond, naar een film te kijken, een uitgebreid bad te nemen, te sporten of ontspanningsoefeningen te doen. Je kan ook met anderen dingen gaan doen zonder dat je hoeft te spreken over je gevoelens. Bijvoorbeeld met Jan tegen een balletje gaan trappen op het pleintje, met Mia een terrasje doen, met Jef naar de voetbalmatch of met mama op bezoek gaan bij oma.

Praat erover

Hoewel het erg moeilijk kan lijken om met iemand te praten over zelfmoordgedachten, kan dit wel het verschil maken. Je kan praten met iemand uit je omgeving, zoals een vriend, familielid, leerkracht, collega of je huisarts. Als je niet durft praten met een bekende, kan je ook contact opnemen met de anonieme hulplijn Zelfmoordlijn 18131813 is het noodnummer dat je dag en nacht kunt bellen, 7 dagen op 7, om te praten over je zelfmoordgedachten. Je gesprek is volledig gratis en anoniem, of je nu met je gsm, vaste telefoon of vanuit een telefooncel belt. Het nummer verschijnt zelfs niet op je telefoonrekening.

Iedere avond kan je ook online chatten van 19u tot 21u30.

Zoek hulp

Alleen met je zelfmoordgedachten blijven zitten is geen goed idee. Weet dat je altijd hulp kan inschakelen, zowel in je omgeving als bij professionele hulpverleners.Zelfmoordlijn 1813

Jouw huisarts of huisarts van wacht: www.huisarts.be

Noodnummer: 112

Antigifcentrum: 070/245245

Maak een houvast-kaartje

Soms lijkt een situatie zo uitzichtloos dat je niet weet wat je nog kan doen. Op zo’n moment kan een houvast-kaartje steun geven. Op dit kaartje kan je schrijven wat je tot rust kan brengen in een crisissituatie en wie je eventueel kan contacteren in geval van nood.

Don’ts

Vermijd alcohol en drugs

Stimulerende en verdovende middelen kunnen de drempel tot zelfmoord verlagen omdat ze je relativeringsvermogen aantasten en je impulsiever of agressiever kunnen maken.

Zoek geen gevaarlijke plaatsen op

Beperk zo veel mogelijk je toegang tot plaatsen waar je zelfmoord kan plegen. Zorg dat je zo weinig mogelijk alleen bent en zoek afleiding.

Sluit jezelf niet op

Zorg dat de nooddiensten of andere hulpverleners makkelijk bij jou kunnen geraken als het nodig is.

“Ik dacht aan zelfmoord. Ik belde jullie. Ik kreeg een vrouw aan de lijn. Dezelfde vrouw die mijn leven gered had een tijdje terug. Ik bedankte haar. Omdat ik nog leef. Op dat moment leek er niemand te zijn, en zij … was er. Ze luisterde. Ze moedigde me aan. En ik …. heb mijn leven in handen genomen en sta nu op een punt van een heleboel positieve veranderingen. Ik koos voor het leven.”

Psychose

‘Ik had een kop thee en een kalmerend gesprek nodig, geen politiecel’

De manier waarop de politie Jozef Chovanec heeft behandeld, is niet de juiste. Maar hoe het dan wel moet, is minder duidelijk. ‘Goedbedoelde preventie dreigt te ontaarden in agressie van een politiestaat.’

https://www.standaard.be/cnt/dmf20200903_95633633

Door  Foto’s 

Zaterdag 5 september 2020

Politiecellen in Leuven. De locatie is willekeurig gekozen.

‘Verwarde Poolse man sterft in politiecel in Bree.’ ‘Brandstichtingen, aanrijdingen en doodslag. Familie vermoedt psychose bij kunstenaar.’ ‘Man met machete gaat als een gek te keer.’ ‘De Wever richt luchtkarabijn op verwarde man in tuin.’ ‘Naakt, maar ­coronaproof: bejaarde man draagt alleen mondmasker.’

Het is een snelle graai uit de kranten van de afgelopen weken. Het mag duidelijk zijn dat de politie zeer geregeld geconfronteerd wordt met verwarde, gedesoriënteerde personen.

Hoe gaan we om met mensen die in een psychose zitten, een paniekaanval hebben of zich om een andere reden apart, al dan niet agressief, gedragen? We plaatsten een oproep op Psychosenet.be om betrokkenen aan het woord te laten over hoe zij het contact met de politie hebben ervaren.

‘Het werkt contraproductief om ­iemand na te jagen. Als iemand geen bedreiging is voor anderen, probeer dan contact te maken, hoelang dat ook duurt’

Nadia Mahjoub

De reacties waren heel uiteenlopend. Van ‘de politie heeft me zowel fysiek als psychisch mishandeld bij mijn gedwongen opname, met blijvende schade’ tot ‘agenten haalden mijn ex met psychiatrische problemen ettelijke keren uit de kant van de weg, brachten hem thuis, stopten hem onder, belden de dokter. Steeds met respect, hoewel zij niet begrepen wat er juist met hem scheelde.’

De reacties tonen aan dat er geen ­gestandaardiseerde aanpak is. De kwetsbaarste medeburgers zijn overgeleverd aan de goodwill en de (mensen)kennis van betrokken politiemensen.

‘Dat ze dan eens zeggen wat we moeten doen.’ Vincent Houssin van de politievakbond VSOA vraagt al jaren aan de overheid een draaiboek voor politieagenten die te maken krijgen met mensen die een psychose of aandoeningen met gelijkaardige symptomen hebben. ‘In Nederland bestaan duidelijke richtlijnen over hoe om te gaan met opgefokte, weerspannige, verwarde figuren. Wij krijgen daar geen opleiding over. We voelen ons machteloos. Daags na de verstikkingsdood van Semira Adamu werd beslist dat er geen kussen meer mag worden gebruikt bij de uitzetting van asielzoekers. Het is tien jaar geleden dat Jonathan Jacob in een politiecel overleed terwijl hij aan het geagiteerd-­de­liri­um­syndroom (EDS) leed. We weten nog altijd niet wat te doen in zo’n geval.’

Rode lap

Verscheidene mensen die reageren via Psychosenet zeggen te gegeneerd of getraumatiseerd te zijn om te getuigen. Nadia Mahjoub is wel bereid haar verhaal met naam en toenaam te vertellen, omdat ze de vooroordelen over mensen met een psychose wil helpen te doorbreken. ‘Velen zijn er bang van, onterecht. Het is een misverstand dat wie een psychose doormaakt sowieso gevaarlijk is.’

Nadia Mahjoub woont met haar man en dochter in Evere. Ze werd al vijfmaal gedwongen opgenomen. Het kernwoord in de omgang met verwarde mensen is ‘vertrouwen’, weet ze. Dat was niet ­bepaald wat de politiemensen inboezemden toen ze haar kwamen halen om haar naar het ziekenhuis te brengen. ‘Een vriend was bezorgd nadat ik aan de telefoon had verteld dat ik onder de ­metro wou springen. Hij kon niet meer tot me doordringen en belde een ambulance.’

Mahjoub weigerde in te stappen en niet lang daarna kwam de politie aan: blauwe uniformen, wapenstokken, handboeien. Geen geruststellend beeld. ‘In totale paniek liep ik weg. Een basisreflex, vluchten. Ik sprong op een bus die toevallig stopte. Een drietal agenten stapte mee op de bus. Het raasde door mijn hoofd: ze willen me vangen. Dat werkte als een rode lap op een stier. De agenten hebben me toen vastgegrepen, uit de bus gesleurd en hardhandig tegen de grond gewerkt. Ik schreeuwde. Ze wrongen mijn schouder om – ik heb nog altijd pijn – en boeiden me op de rug, heel vernederend en bedreigend. Uiteindelijk heeft de ambulance me, begeleid door agenten, naar het ziekenhuis gebracht. Hoe ze het hebben gedaan, weet ik niet, maar het voelde alsof ik in een kist zat. Ik lag op mijn buik en kon alleen mijn hoofd nog een beetje bewegen.’

‘Nooit hebben ze geweld gebruikt. Ik ook niet, ik was altijd rustig of moest hard lachen en ging gewillig mee. Mijn ervaringen met agenten zijn vrij positief’

Bram Deschamps

‘Het werkt contraproductief om ­iemand na te jagen die verward is. Als iemand geen bedreiging is voor anderen, zoals in mijn geval, probeer dan contact te maken, hoelang dat ook duurt. Rustig spreken kan wonderen doen.’

Latere gedwongen opnames verliepen rustig. ‘Omdat ik meewerkte met de politie. Wellicht speelde het ook in mijn voordeel dat ik een vrouw ben. Maar dwang kan een helse beproeving zijn. Wat meer menselijkheid en luisterbereidheid had geholpen.’ Ze vergelijkt een psychose met een nachtmerrie, ­paniek incluis. ‘Een kind met een nachtmerrie sluit je toch ook niet op in de kelder.’

Brenda Froyen, die Psychosenet.be oprichtte, hekelt dat de politie(vakbond) haar paraplu opentrekt. ‘Wij bieden vormingen over hoe in gesprek te gaan met iemand in een psychose. In al die jaren tijd zijn er 0,0 aanvragen geweest van de politie. Nochtans wordt bij uitstek de politie met hen geconfronteerd.’ Mensen in een psychose zijn vaak angstig, maar volgens Froyen primeert de angst van de agenten of hulpverleners altijd op die van de patiënt. ‘Vreemd, want ze zijn met veel meer.’

E33

De politievakbond verwijst naar het ­Nederlandse model, ‘waar ze al veel verder staan met dit soort problematiek’.

E33 is een aparte politiecategorie in Nederland, ‘overlast door een verward persoon’. De term is zeer in zwang bij de overheid en de media. De gemeenten worden wettelijk verplicht een ‘meldpunt verwarde personen’ te hebben, waar buren, familie of passanten melding kunnen maken van personen met verward gedrag. Ook komt er een nationaal ‘Meldnummer niet-acuut’. In 2015 werd een Aanjaagteam Verwarde Personen opgericht. Intussen bestaat het team niet meer als dusdanig, maar worden zijn richtlijnen nog steeds gevolgd. De term ‘aanjaagteam’ verklapt al hoe er naar E33’s wordt gekeken.

Het hielp ook niet dat de Rotterdamse korpschef liet optekenen dat ‘verwarde mensen meer mensen doden dan terreur’. (Niemand vond cijfers om die stelling te onderbouwen.) De nationale korps­chef Erik Akerboom zei dan weer: ‘De politie is het nationaal opvangcentrum voor verwarde personen geworden.’

‘Een 80-jarige demente dame die krabt en bijt pak je anders aan dan een 25-jarige spierbundel van 125 kilo. Er is ook onze isoleerkamer, maar niet elke spoeddienst heeft die’

Marc Sabbe

Urgentiearts UZ Leuven

De media maken er gewag van een onrustwekkende stijging van het aantal E33-meldingen, alsof mensen met psychische problemen allemaal geweld plegen en het land teisteren. Steeds vaker moet de ‘psycholance’ uitrukken, een speciaal ingerichte, prikkelarme ambulance. Tachtig procent van de E33’s in Amsterdam wordt afgehandeld zonder politie, dankzij de psycholance, klinkt het. ‘Het gaat om patiënten, geen criminelen. Die horen niet in een politieauto.’ Daar valt iets voor te zeggen. Door de ­inzet van gespecialiseerd personeel zou slechts in 6 procent van de gevallen een vorm van fixatie nodig zijn. Het klinkt in elk geval minder repressief dan in de boeien worden geslagen en minder bedreigend dan een kille politiecel.

Maar wie zijn die verwarde personen? Volgens de – nogal vage – definitie van het toenmalige Aanjaagteam: ‘Mensen die grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen.’

Die definitie is nogal breed, met als gevolg dat het een vergaarbak is: mensen in een psychose, ruziënde buren, flamboyante excentriekelingen, door liefdesverdriet overmande mannen en verdwaalde dementerende vrouwtjes en dolgedraaide messentrekkers. Het overgrote deel van hen heeft geen strafbare feiten gepleegd, maar stelt afwijkend ­gedrag. Wat dat ook moge zijn.

‘De gemiddelde burger kan niet meer om met onvoorspelbaarheid. Dus belt die meteen een autoriteit, die moet die onvoorspelbaarheid maar komen oplossen’

Karlijn Roex

Of de Nederlandse aanpak een verbetering is, daarover lopen de meningen uiteen. Burgerrechtenorganisatie Controle Alt Delete wijst erop dat er in augustus in één week tijd drie mensen zijn overleden bij of na een arrestatie. ‘Telkens zogenaamde verwarde personen. In 2020 zijn nu 12 mensen overleden onder de verantwoordelijkheid van de politie. Negen van de twaalf vertoonden verward gedrag.

Buitengesloten

Karlijn Roex, een 19-jarige studente rechten, loopt wat achter met studeren. Ze neemt zich voor een dag keihard te blokken. Eerst wil ze nog een broodje halen om de hoek. Ze slaat de voordeur dicht en beseft dat ze de sleutel is vergeten. Ze vervloekt zichzelf. Roex stapt het eerste het beste gebouw binnen – een ouderenzorgcentrum – en vertelt de ­baliemedewerkster dat ze dringend een slotenmaker nodig heeft. Of ze even mag bellen? De schijnbaar ongeïnteresseerde blik van de receptioniste maakt haar extra onrustig. Ze ziet kostbare studie-uren verloren gaan, een mislukte ­opleiding in het verschiet. Paniek. De handen in het haar – letterlijk. Roex ­begint een heel paniekrelaas. De receptioniste ziet de paniekaanval en zegt dat ze een slotenmaker zal bellen. Roex kan weer ademen, kalmte overmeestert de paniek, ze gaat rustig op een stoel zitten wachten.

De slotenmaker komt niet. De vrouw achter de balie heeft de politie gebeld. Even later zit Roex in een politiecel.

Vandaag, twaalf jaar later, is Roex ­gepromoveerd in de sociologie. Ze werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. De voorbije jaren kwam ze zeven keer in aanraking met de politie, telkens omdat iemand vond dat ze zich verward gedroeg. ‘Nooit heb ik iemand bedreigd. Ik had paniekaanvallen of felle huilbuien waarbij ik riep dat ik het allemaal niet meer zag zitten. Op die momenten had ik gewoon een kop thee nodig en een kalmerend gesprek, geen politiecel of combi.’

Ze is stellig: voor haar was opgepakt worden een pak schadelijker dan het verwarde gedrag an sich. Het woord ‘disproportioneel’ valt. ‘Goedbedoelde preventie dreigt te ontaarden in agressie van een politiestaat.’

‘Zowel politie als politici hebben de groep verwarde personen weggezet als gevaarlijk, als tikkende tijdbommen’, vertelt Roex aan de telefoon. ‘De samenleving weet almaar minder goed hoe ze moet omgaan met mensen met afwijkend gedrag. Wie afwijkt van de norm is per definitie verdacht. De gemiddelde burger kan niet meer om met onvoorspelbaarheid. Dus belt die meteen een autoriteit, die moet die onvoorspelbaarheid maar komen oplossen.’

‘We dienen onze psychoses, het vrolijke anders-zijn, het in onszelf praten, onze paniekaanvallen, onze fantasieën (…) thuis te laten, te verbergen. Zodat anderen niet schrikken, zich veiliger voelen’, schrijft ze in haar boek In verwarde staat.

Haar ervaring met de politie heeft er stevig op ingehakt. Roex: ‘Zo’n cel is best heftig. Het is er helemaal stil. Je hebt geen idee hoeveel tijd voorbijgaat. Je weet dat er een psychiater zal komen die over je zal oordelen, maar je hebt geen idee wanneer en wat de gevolgen kunnen zijn. De enige manier om gehoord te worden, is gillen. Maar dat durf je niet, want dat zouden ze interpreteren als afwijkend gedrag. Als ik de beelden zie van Jozef Chovanec in de cel, herken ik de almaar groter wordende wanhoop die zo’n cel kan uitlokken.’

Wanneer de agenten oordeelden ‘je komt nu heel normaal over’, mocht ­Roex gaan. ‘Normaal overkomen is dus een criterium voor vrijheid. Dat zulke ongeschreven regels naast de strafwet bestaan, is gevaarlijk. Bovendien klonk het dan: “Je mag vrij gaan. Als er niet nog meer telefoontjes komen van buren.” Mijn vrijheid hangt dus af van mensen op straat.’ Sindsdien heeft ze vaak het gevoel dat ze geobserveerd en gecontroleerd wordt. ‘Je weet namelijk nooit wanneer iemand zal klikken dat je raar doet, je weet nooit wanneer je zult worden opgepakt.’

Ze wijst op een heersende denkfout: ‘Er zijn misdrijven gepleegd door verwarde personen, dus zijn verwarde personen misdadigers.’ Maar er zijn wel ­degelijk verwarde zielen die slachtoffers maken. Hoe pak je die dan het best aan? ‘Normale mensen zijn ook weleens agressief, voor hen geldt de strafwet, dat moet niet anders zijn voor verwarde mensen. Behandel iedereen in de ­samenleving gelijk. Geen enkel vreedzaam mens mag van zijn vrijheid worden beroofd.’

Kaakslag

Marc Sabbe, urgentiearts aan UZ Leuven, merkt op zijn spoeddienst een toename van mensen die verward en agressief zijn. ‘Gemiddeld één per dag. Niet alle collega’s op spoed zijn blij die hier te zien, sommige hebben al een stamp of een kaakslag gekregen. Toch zijn wij bij uitstek de plaats waar die verwarde mensen die de openbare orde verstoren naartoe moeten worden gebracht. De politie is getraind om criminelen te overmeesteren, niet om een weerspannige psychoticus op een ziekenhuisbed te praten. Laat staan om in te schatten wat aan de oorzaak ligt van iemands verwarde toestand. Die moet zo snel mogelijk worden gezocht – vaak is die medisch.’

Zijn collega aan het UZ, psychiater Joris Vandenberghe, stipt aan dat het in slechts de helft van de cases gaat om een psychiatrische problematiek. ‘De rest van de weerspannige, psychotische mensen is geïntoxiceerd, heeft een ­paniekaanval, is emotioneel zwaar over zijn toeren – het kan ons allemaal overkomen –, heeft een beroerte, lijdt aan een hersentumor of wordt plots agressief door een verstoorde bloedspiegel. Om maar enkele voorbeelden te geven.’

‘We vragen dat de politie ter plaatse blijft, tot een diagnose wordt gesteld’, legt Sabbe uit. ‘Luidt die dat er geen medische oorzaak is, dan is de politie verantwoordelijk voor het verdere verloop. Wanneer de arts oordeelt dat de geweldpleger een patiënt is, valt hij onder de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis.’

Maar hoe maak je dat niet het hele ziekenhuis op stelten wordt gezet? ­Sabbe: ‘Wij hebben geleerd hoe je tot een psychoticus kunt doordringen, in 70 procent van de gevallen lukt het ons om de persoon in kwestie te overtuigen zich te laten behandelen. Het help om hem in zijn waardigheid te laten, we ­behandelen niemand als uitschot. Maar soms ontbreekt elk ziekte-inzicht. Dan is het alle hens aan dek, wij benaderen die persoon met de nodige overmacht.’

‘Zes à zeven mensen staan rond het bed, de patiënt ligt altijd op zijn rug, nooit op de buik. We spuiten niet plat, we doen iemand gecontroleerd in slaap, zoals bij anesthesie. Altijd blijven we de vitale functies monitoren’, vult Vandenberghe aan.

‘Het gezond verstand primeert’, zegt Sabbe. ‘Een 80-jarige demente dame die krabt en bijt pak je anders aan dan een 25-jarige weerspannige spierbundel van 125 kilo. Indien nodig is er nog onze goed uitgeruste isoleerkamer, maar niet elke spoeddienst heeft die. Penibeler is het wanneer we bij mensen thuis moeten komen, dan weet je niet wat je zult aantreffen.’

Ziekelijk opgewekt

Sabbe wijst erop dat er in zijn regio een goede samenwerking is tussen de politie en de medische teams. Bij meldingen van verwarde mensen wordt doorgaans de politie én de mug opgeroepen. ‘Een agressieve man die met een wapen rondloopt, iemand die dreigt de boel in brand te steken of een razende die zich verschuilt achter zijn twee dobermanns. Ik som gewoon enkele ­casussen van de voorbije dagen op.’

Bram Deschamps is een jonge, knappe man met een vaste baan, een fijne vriend en een rooskleurige toekomst wanneer zijn vader in 2011 overlijdt. Kort daarop wordt zijn moeder zwaar ziek. Zijn relatie loopt op de klippen. Zijn moeder sterft. Zijn grootouders ook. Het is veel om te verwerken in vijf jaar tijd. Bram blijkt psychosegevoelig te zijn en belandt in een manie en een depressie, en weer terug naar een ziekelijke opgewektheid.

Vandaag is hij al vier jaar stabiel. Hij lacht wanneer hij begint aan zijn relaas. ‘Het zal nogal bizar klinken, wat ik zoal heb gedaan. De waan nam mijn geest over. Mijn zintuigen vingen elke prikkel op. Alles was een teken, een boodschap voor mij, niets was toeval.’

In die moeilijke periode werd de ­politie meermaals op hem afgestuurd. Er was die keer dat hij aan het dolen was in het dorp en in de auto van een onbekende ging zitten. Er was de nacht dat hij vier uur lang door de luchthaven liep te ijsberen. Of de avond dat hij een taxi nam zonder geld op zak. En de dag dat hij bij een vorige werkgever nogal luidruchtig binnenstapte en een pakje chips stal. Telkens met een onsamenhangend en verward klinkend verhaal.

‘Nooit hebben ze geweld gebruikt. Ik ook niet – ik was altijd rustig of moest hard lachen en ging gewillig mee.’ Toevallig paste het in zijn psychose dat de politie the good guys waren. ‘Mijn ervaringen met agenten zijn dus vrij positief.’

Maar eenvormig zijn ze niet. Telkens is hetzelfde met Deschamps aan de hand, maar de ene keer wordt hij ­geboeid naar de psychiatrische spoed­interventie gereden, een andere keer bellen de agenten een familielid op om hem te komen halen. Een volgende keer moet hij een nacht in de cel en wordt hij ’s morgens – even verward als de avond ervoor – gewoon weer buitengezet. Er wordt niemand gebeld, er komt geen dokter aan te pas. ‘Ik ben dan maar van het politiekantoor in Zaventem terug naar Leuven gewandeld.’

98 procent hetzelfde

John* kwam in twee jaar tijd vijf keer in aanraking met de politie. Niet dat hij de wet had overtreden. Ja, hij had nogal veel lawaai gemaakt. En dat hij midden op straat zijn kleren uittrok, had de buren gealarmeerd. John zelf kreeg allerhande boodschappen binnen in zijn hoofd. Plots was hij beroemd geworden en in groot gevaar, daar was hij van overtuigd. Maar hij wist ook dat de redding nabij was: een stem had verteld dat de autoriteiten een auto zouden ­sturen om hem te bevrijden. ‘Toen de ­ambulance aankwam, ben ik er recht in gesprongen.’

Toch vond de opgeroepen politie het nodig om hem op zijn buik vast te binden op de brancard, de hele rit zat een agent boven op hem. Met de jaren werden de confrontaties met blauwe uniformen minder en minder gewelddadig voor John. Bij zijn laatste collocatie kreeg hij van de opgeroepen agenten nog de tijd om zijn koffer in te pakken. John was niet weerspannig, maar hij was wel razend en schreeuwde. De agenten bleven rustig en beheerst, wat hij ten zeerste apprecieert.

Hij heeft een tip voor de politie: ‘Spuwen, scheldwoorden … Neem het niet persoonlijk. Vaak bestaat de waan van iemand in een psychose uit een complottheorie, waarin de overheid, en dus ook de agenten, de vijand zijn.’ Hij geeft toe dat ‘omgaan met mensen die beginnen te flippen een kunst is’. ‘Maar het is wel mogelijk. Het is niet alsof we plots op een andere planeet zitten. Mensen in een psychose zijn nog altijd voor 98 procent hetzelfde als iedereen.’

Hij ervaart heel sterk hoe groot het stigma op psychiatrische problematiek nog altijd is. ‘Uit de reacties die ik krijg, blijkt dat mensen heel stereotiep over ons denken. Voor de enen zijn we marginalen, voor de anderen gevaarlijke monsters. Nog anderen zien ons als een makkelijke prooi of als een totaal andere mensensoort. Ik ken veel mensen die in een psychose geconfronteerd werden met de politie. En ik heb geen reden om te denken dat de politie meer verlicht is dan de rest van de bevolking.’

Voor John voelt de psychiatrie als een straf. ‘Een inbreuk op mijn vrijheid en op mijn leven. In Villa Voortman (het Gentse ontmoetingshuis verwelkomt mensen met een dubbeldiagnose van ­psychische moeilijkheden en middelenmisbruik, red.) krijg ik een kans op een ­leven zonder gedwongen opname. Hier is geen dwang.’

Joris Vandenberghe stipt aan dat het aantal gedwongen opnames in ons land zorgwekkend stijgt. ‘Dwang moet de allerlaatste optie zijn. Als de drempel voor gedwongen opname almaar lager wordt, kantelt de verhouding tussen de voor- en de nadelen. Dwang bemoeilijkt de behandeling. We zijn te veel aan het opschuiven.’

Ook hij vindt een deel van de verklaring in een maatschappij die intoleranter wordt voor afwijkend gedrag. ‘Mensen worden minder snel opgevangen door hun omgeving. Er is ook de medicalisering: overlast, kansarmoede, verslaving … We hebben de neiging medische oplossingen te zoeken voor maatschappelijke problemen.’

En er is natuurlijk het stigma, dat bang maakt. ‘Mensen associëren psychische problemen al te snel met gevaar. Maar weet dat verwarde mensen veel vaker slachtoffer zijn dan dader.’

John wil anoniem blijven. Zijn naam en adres zijn bekend op de redactie.

Bron: De Standaard