Ik heb een gedichtenbundel met oude liefdesgedichten op de kop kunnen tikken. Alle gedichten behalve twee zijn geschreven door mannen. Toch wel opvallend, maar misschien normaal in die tijd, wie weet.
En de eerste dagen van de lente is het viooltjestijd, één van mijn lievelingsbloemen, maar dan wel het wilde viooltje, en gelukkig is mijn tuin ervan vergeven. Ze stonden hier in de vroegere bermen van de spoorweg, en ik heb ze gelukkig kunnen redden van de ondergang.
HET VIOOLTJE
Als ’t viooltje in ’t lindelommer
’t Geurig vijftal openplooit,
Mag het vrij zich schoner roemen
Dan de rijkstgekleurde bloemen,
Waar zich woud en dal mee tooit.
Vriendelijk gloort zijn gloeiend purper,
Knikkende van morgendauw, –
Van zo’n droppel overtogen,
Blonken me eens twee dierbare ogen
Van nog liefelijker blauw!
’t Zonlicht doet de dauwdrop drogen
Eer de morgen middag wordt, –
Ach, de traan der afscheidsrouwe
Blonk in ’t oog der ongetrouwe
Ook zo lieflijk, ook zo kort.
De viooltjes familie heeft prachtige kleuren
.