Ga aan de slag met je wonden, nu er nog tijd is
Brainwash – Griet Op de Beeck
In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideëen voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer schrijver Griet Op de Beeck.
Geluk dat niet meer wordt verwacht telt dubbel, heb ik gemerkt. En ik mag dat zeggen, want ik kom van ver. Ik heb 38 jaar oud moeten worden om eindelijk de moed eens bij elkaar te schrapen om dan toch maar dat debuut te schrijven. En dat heeft er alles mee te maken dat ik in het leven van nog veel verder kom.
Ik zat op m’n racefiets en ik dreigde uit mijn klikpedalen te schieten omdat ik problemen had met mijn versnellingen. En ik kan je verzekeren: dat heb je liever niet op een brug. Dus waar eigenlijk al mijn aandacht bij mijn voeten moest liggen, hoorde ik ondertussen iets in mijn oor – want ik luister dan naar podcasts, als ik fiets – waarvan ik dacht: al sla ik hier nu met mijn klikken en mijn klakken tegen de wereld, hier moet mijn aandacht liggen. Want er wordt echt iets heel belangrijks gezegd.
Aan het woord was Andrew Solomon, de vooraanstaande Amerikaanse journalist. En hij zei: ‘When we are ashamed, we can’t tell our stories. And stories are the foundation of our identity.’ Zolang we ons schamen, kunnen we onze verhalen niet vertellen. En verhalen vormen de basis van onze identiteit. Ik ben daar boven op die brug blijven stilstaan en dacht: ‘Godverdorie! Dat verklaart veel.’ Ik heb daar en dan beseft dat precies dat het juiste woord was. Schaamte.
Ik liep mij al heel mijn bewuste leven te schamen. Voor wie ik was. In het diepst van mijn gedachten. Ik had van mezelf iemand gemaakt die de goede dingen niet verdient en de moeilijke en de pijnlijke des te meer. En die vooral ook geen fractie voorstelt van wat de betere retoriek misschien wel eens een donkerbruin kwartier zou kunnen doen vermoeden. En het ergst van alles nog, ik aanvaarde dat gewoon. Dat dat het leven was, of toch alvast het mijne. En als ik nu terugkijk dan denk ik dat dat waarschijnlijk de allergrootste stommiteit is die ik heel mijn leven heb begaan. En in mijn geval wil dat wat zeggen.
Er is behoorlijk wat concurrentie mogelijk. Dat is toch waar we allemaal bewondering voor hebben? Voor de sterke, de dappere, de moedige, de doorbijters. Degenen die na elke val, bij voorkeur heroïsch, weer rechtop staan. En zo wil ik ook zijn. Niet het meisje dat daar ergens met een bibberlip in een hoek ging staan. Tot ik mij op een bepaald moment gerealiseerd heb hoe onnozel het eigenlijk is om altijd maar te blijven doorbanjeren. En op een soort automatische piloot te antwoorden ‘goed’ als iemand al eens de moeite neemt om te vragen hoe het gaat.Ik ben eens stil blijven staan. En ik heb eens onder mijn tapijt gekeken. Want ik denk dat we dat allemaal hebben, zo’n tapijt, ook jij, ook als je nu denkt dat dat niet zo is. We zijn geneigd om alles onder dat tapijt te vegen. Alles wat ons verontrust, alles wat ons ontregeld, alles waar we kwaad van dreigen te worden, of heel emotioneel. Dan gaan we er met onze twee voeten stevig bovenop staan, we blijven recht vooruit kijken en dan hopen we dat het eigenlijk niet echt bestaat.
We zijn bang om te kijken wat daaronder ligt, want we denken: ‘Als we dat doen, gaat het erger worden. Straks krijgen we nog een depressie, of een burn-out, of een andere modieuze ziekte.’ Terwijl het mijn diepste overtuiging is dat het net van die kramp is van het op dat tapijt staan dat je dat soort dingen kunt krijgen. Zoals ook alles zoveel minder eng is met het licht aan dan in het donker, zo is het ook zoveel interessanter om dat tapijt eens op te lichten en heel goed te kijken naar wat daar allemaal onder is gekropen.Want wat blijkt dan? Dat er wel degelijk antwoorden bestaan op vragen waarom je nu precies bent geworden wie je bent geworden. En wat je in de weg zit en waarom. En dat je daar wel degelijk iets mee kunt doen. Het is niet per se een gemakkelijke opdracht. Het heeft me jaren gekost om eindelijk eens onder ogen te zien wat ik gewoon niet wilde dat waar was. Namelijk dat ik ben misbruikt door mijn vader van m’n vijfde tot mijn negende. Dus onder mijn tapijt was het behoorlijk druk, kan ik je wel zeggen.
Maar drukte is eigenlijk niet erg. Als we het aangrijpen om onder ogen te zien wat is en vervolgens iets te doen met die inzichten. Ik geloof heilig in de maakbaarheid van de mens. Want zie mij hier staan. Niet langer als het slachtoffer dat ik misschien ooit ben geweest. Maar als degene die heeft gekeken en teruggevochten en die blijft vechten tot ze durft te beseffen dat haar leven van haar is. Een dochter die is opgehouden met haar vader te beschermen. Een schrijver die zichzelf de toestemming heeft gegeven, niet alleen om de schrijver te worden die ze nooit dacht dat ze mocht en kon zijn, maar zelfs om de grote wonden in te zetten voor iets beters.
Ik heb in mijn laatste roman Het beste wat we hebben niet anekdotisch, niet autobiografisch, maar wel ten diepste geschreven over mijn wonden. En die wonden hebben we allemaal, wat het ook moge zijn. Het is datgene wat je in de weg heeft gezeten of misschien nog zit. Datgene wat je foute keuzes heeft doen maken, of de goede net niet doet maken. Het is datgene wat zich tussen jou en de ander in zet. Tussen jou en jezelf in plaatst. Het is datgene waar je je overheen zet omdat je sterk en aimabel moet zijn. Het is dat onbestemde gevoel bij het ontwaken, dat je wijt aan het slechte weer of dat het overal wel wat is. Of die ene vervelende collega die weer wacht op het werk.
Maar daar moeten we iets mee doen. Misschien is dat wel het enige antwoord dat we hebben op het ongrijpbare tumult van de wereld en al wat ons is overkomen en aangedaan. Dat we moeten proberen om echt onszelf te worden. Om echte gesprekken te voeren waarin verdriet mag bestaan en echte blijheid. Waarin we ons durven kwaad maken en het niet weten en twijfelen. Waarin het ook niet leuk mag zijn. Niet wenselijk. Eindeloos complex. Weergaloos mooi. Brutaal eerlijk. Want dat zet deuren open. Dat geeft moed. Dat wapent tegen alle soorten eenzaamheid die daadkracht in de weg staat.Wie weet wie hij is, is ook in staat om te ontdekken hoe hij of zij terug kan geven, zoals niemand anders dat zou kunnen. Zoals in mijn geval bijvoorbeeld door te schrijven. En misschien, heb ik gedacht, is een roman wel het intiemste gesprek dat er bestaat. De schrijver schrijft en de lezer leest wat ‘ie kan of wil lezen. Herkent wat hij durft te herkennen. Die veiligheid van een lezer die zijn eigen grenzen mag bewaken stelt hem in staat verder te gaan dan in het alledaagse leven. Omdat het stil is, omdat het mag. Omdat niemand meeluistert verder. Omdat er geen oordeel worden geveld.
Misschien is dat de grote verdienste van kunst in deze rare, in crisis verkerende wereld. Nabijheid. De nabijheid van herkenning, van onverwacht gedeelde emoties of gedachten. Van toestemming om dieper te mogen gaan. Van vertrouwen dat het oké is om iets te ondernemen, of zelfs te veranderen. Misschien is alles wat we doen een poging om niet alleen te zijn. Misschien is niet alleen zijn… alles. In het licht van alle eindigheid.
Ik ben allener geweest dan eender wie ooit zou mogen zijn. Van mijn vijfde tot mijn negende en lang daarna. Mijn vader ook misschien. Dat kan. Ik heb hem laten sterven, mijn hand akelig ongemakkelijk op zijn hand, in de overtuiging dat het allemaal wel niet zo erg zal zijn geweest. Zo heeft hij het misbruik bij leven ongetwijfeld geklasseerd. Dat is wat daders doorgaans doen. Dat is wat hij deed toen mijn zus hem met haar feiten confronteerde. Daar was zelfs een getuige van. Ik kan je zeggen: het was wel erg. Maar evengoed: ik sta hier. Ik heb teruggevochten. En ik ben nu niet langer alleen.
Ik denk dat de wereld waar het niet goed mee gaat ons nodig heeft. Ons allemaal, om helemaal onszelf te worden. Van daaruit aansluiting te zoeken en wat we te bieden hebben ten volle te laten bestaan. Ga aan de slag met je wonden die dat nog in grote of kleine mate verhinderen. Doe het! Nu het nog kan. Nu er nog tijd is. Maak jezelf niet wijs dat je geen wonden hebt. We hebben ze allemaal. Gun jezelf dat betere. Geloof maar dat het mag, want het mag. Wees maar zeker dat het kan. Ik weet: het kan.