Houellebecq over Schopenhauer

Houellebecq prijst Schopenhauer: “Geen enkele filosoof is zo aangenaam en opbeurend”

Franse schrijver zingt de lof van Duitse brompotfilosoof Arthur Schopenhauer

De Morgen – 28-08-18 – Dirk Leyman

Arthur Schopenhauer (1788-1860), Duitse filosoof.
In een toegewijd essay over de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer prijst Michel Houellebecq een van zijn grote mentors. “Hem lezen vergroot het plezier om op aarde te leven.”

Hoe zou het nog zijn met Michel Houellebecq (°1956)? Ruim drie jaar geleden verscheen zijn geruchtmakende en onheilspellende roman Soumission. Ophef gegarandeerd: in deze politieke fictie wordt Frankrijk in 2022 geleid door een moslimpresident en zwaait de Koran de plak in het dagelijkse leven. Soumission lag in de winkels op 7 januari 2015, precies de dag waarop de redactie van het satirische weekblad Charlie Hebdo in zijn kantoren werd neergekogeld. Michel Houellebecq kreeg vervolgens een jaar lang politiebeveiliging. Provocerende tv-verschijningen waren niet meer aan hem besteed.

De onheilsprofeet met de ongekamde haardos toont zich de laatste jaren opvallend milder over de islam. Eerder zijn het krachteloze Franse politici of de “uitgebluste, verveelde westerling” die het hard te verduren krijgen. “Ik ben de schrijver van de algehele slapte”, zei hij in een gesprek met Der Spiegel. “Hij schrijft, rookt e-sigaretten en heeft geen zin meer in publieke optredens. Hij geniet niet meer van de aandacht”, zo vertelde zijn Nederlandse vertaler Martin de Haan onlangs in Trouw.

Steeds vaker legt Frankrijks beruchtste schrijver zich toe op een flirt met kunst en fotografie. Zo liet hij zich in 2016 opmerken met Rester Vivant, een tentoonstelling in het Parijse Palais de Tokyo. De expo was, zo gaf Houellebecq aan, “een reis naar het binnenste van mijn brein”, waarin hij zijn wereldbeeld in meerdere zalen mocht stofferen.

Weinig opbeurend

Maar kijk, vorig jaar kwam Houellebecq met een lang essay, waarin hij teruggreep naar een van zijn geliefkoosde denkers, Arthur Schopenhauer (1788-1860), dat nu ook in het Nederlands is vertaald. Dat de Duitse aartspessimist met zijn glasheldere, spitse stijl veel invloed heeft uitgeoefend op de weinig opbeurende denkwereld van Houellebecq is geen geheim. Ooit koesterde de Fransman zelfs de ambitie om zijn volledige oeuvre te vertalen en te becommentariëren. In aanwezigheid van Schopenhauer is een spin-off van dat plan. Houellebecq kiest een aantal fragmenten en formuleert er bedenkingen bij, de ene keer hoogdravend, dan weer verrassend concreet. Hij toont zich een zeer deskundig, scherpzinnig lezer. Toch is enige voorkennis aangewezen om dit essay geheel naar waarde te kunnen schatten.

De vonk voor Schopenhauer sloeg over bij Houellebecq toen hij op zijn 25ste in een Parijse buurtbibliotheek de aforistische bundel Bespiegelingen over levenswijsheid (1851) ontleende. “En toen kantelde alles, in een paar minuten tijd”, zo schrijft Houellebecq in In aanwezigheid van Schopenhauer. Het was alsof hij een geestesverwant vond die hij eindelijk het volste vertrouwen kon schenken. “Geen enkele filosoof is bij mijn weten meteen bij eerste lezing zo aangenaam en opbeurend als Arthur Schopenhauer.” Meteen na de ontdekking van doemdenker Schopenhauer zette Houellebecq Friedrich Nietzsche (die hij eerst nog hoog had zitten) bij het oud vuil. Als een bezetene ging hij op zoek naar zijn tweedelige hoofdwerk Die Welt als Wille und Vorstellung (1818 & 1844), dat tijdens Schopenhauers’ leven amper opgemerkt werd.

De Duitse filosoof en grote vijand van Hegel moet ongeveer Houellebecqs evenknie zijn qua intens pessimisme. De denkbeelden van Schopenhauer steken in talloze varianten de kop op in de romans van Houellebecq, vanaf zijn debuut De wereld als markt en strijd tot Mogelijkheid van een eiland. Vooral het basisidee dat leven en lijden bijna onontkoombaar synoniem zijn, is omnipresent.

“De wereld is een zich ontplooiend lijden”, klonk het al in Leven, lijden, schrijven (1991), een rechtstreekse echo van Schopenhauers opvatting dat de wereld in essentie ‘wil’ is, maar het lijden nooit kan wegnemen. “Alle levende wezens worden voortgedreven door gemis – ze lijden”, zo schrijft Martin De Haan in zijn voorwoord (à propos, waar is de inleiding van Agatha Novak-Lechevalier uit de Franse versie heen?). Helaas zijn verlangens gedoemd om eeuwig onbevredigd te blijven. En de mens is “het wezen waarbij het zich het hevigst manifesteert”. Verbaast het dat Houellebecq steeds weer de nietigheid van het individu en onze illusie van vrijheid benadrukt? Is het DNA van een mens niet voor 97 procent gelijk aan dat van een muis? Het is de reden waarom we bij Houellebecq soms op een bijna boeddhistische ascese (zie Mogelijkheid van een eiland) en een zekere compassie stuiten.

Schopenhauer is bij veel Nederlandstalige lezers bekend vanwege het nu wel erg provocerend klinkende verzamelwerkje Er is geen vrouw die deugt (1974), met fragmenten uit zijn aforistische Parerga und Paralipomena (1851). Maar Schopenhauer vastpinnen op zijn snijdende oprispingen over vrouwen is hem grandioos tekortdoen. Zijn vrouwenhaat komt volgens veel biografen voort uit de bijna fysieke afkeer van zijn moeder, de schrijfster Johanna Schopenhauer, “dat monster van Europese beschaving en christelijk-germaanse stompzinnigheid”.

Houellebecq, zelf ook wel eens verdacht van een portie misogynie, gaat het onderwerp hier grotendeels uit de weg. Liever prijst hij, met de woorden van Nietzsche, Schopenhauers “barse, goedmoedige toon die je meteen doet walgen van de schoonschrijvers en de stilisten”. Ja, het feit dat zo iemand heeft geschreven – weliswaar over alle opgehoopte wereldellende – vergroot “werkelijk het plezier om op deze aarde te leven”.

Fatalistische illusieberover

Houellebecq toont in fragmenten over kunstkritiek, zoals ‘het aanschouwen van de wereld’ of ‘het praktische leven’, haarfijn hoezeer Schopenhauer een doortimmerd filosofisch systeem ontwierp, even somber als lucide. Met deze sleutelpassage: “In het algemeen kan men zeggen dat de twee vijanden van het menselijk geluk het verdriet en de verveling zijn. Bovendien kan worden opgemerkt dat wij dichter bij het ene komen naarmate wij erin slagen verder te blijven van het andere, en omgekeerd. Ons leven is dus in feite een meer of minder heftig heen en weer geslingerd worden tussen verdriet en verveling.”

Als fatalistische illusieberover kende Schopenhauer zijn weerga niet, al kreeg hij later concurrentie van de Franse Roemeen Emil Cioran. Maar, betoogt Houellebecq, zijn wereldbeeld is te onwrikbaar, hij ziet in de geschiedenis geen enkele evolutie mogelijk. Daarom heeft hij Schopenhauer stilaan afgezworen.

Eerder neigt Houellebecq nu naar Auguste Comte (1798-1857), rationalistisch wetenschapsfilosoof en godfather van de sociologie, die een utopische ‘religie van de mensheid’ predikte. Volgens Houellebecq gebeurde er na Schopenhauer en Comte – “de tweetaktmotor van zijn denken”, stelt De Haan – niet veel zaaks meer in de filosofie. Om met ambiguïteit, zelfspot en venijn te concluderen: “Het gaat je op de duur de keel uithangen om in een tijdperk van middelmatigen te leven, vooral wanneer je jezelf niet in staat acht om het niveau omhoog te halen. (…) Maar ik weet vrijwel zeker dat ik betere romans zou voortbrengen als het denken om me heen wat rijker was.”
Nu uit bij De Arbeiderspers.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *