De neurochemie van geluk
Bron: www.ziedaar.nl – Auteur: Esther Visser
De geur van vers gemaaid gras, een bibliotheek vol mooie boeken of de wereldberoemde goal van Robin van Persie tegen Spanje op het WK voetbal van 2014: daar word ik gelukkig van. Iedereen heeft zijn eigen invulling van geluk, maar de chemie die gevoelens van geluk teweegbrengt zit tussen je oren. Wat gebeurt er in je hersenpan als je je gelukkig voelt? En kunnen we die stofjes gebruiken om onszelf en bijvoorbeeld patiënten met een angststoornis of depressie gelukkiger te maken?
Onze hersenencellen communiceren met elkaar door middel van chemische signaalstoffen, ook wel neurotransmitters genoemd. Er zijn verschillende neurotransmittersystemen en de wetenschap gaat ervan uit dat de balans tussen deze transmitters van belang is voor een gelukkig leven. Uit verscheidene studies naar mensen met bijvoorbeeld depressies of angststoornissen blijkt dat deze patiënten een verstoring hebben in hun neurotransmitterbalans. Jaren van onderzoek wijzen een triniteit van sleutelfiguren aan voor het ervaren van geluk: dopamine, serotonine en oxytocine.
Dopamine
In 1958 deed de Zweedse onderzoeker Arvid Carlsson een opmerkelijke ontdekking, waarvoor hij later een Nobelprijs ontving: hij vond dat dopamine niet alleen een voorloper was van belangrijke neurotransmitters als adrenaline en noradrenaline, maar ook zelf als neurotransmitter werkte. Dopamine kan in twee stappen ontstaan uit het belangrijke aminozuur tyrosine. Met behulp van een enzym, tyrosine hydroxylase, wordt tyrosine omgezet tot L-DOPA. Wanneer er vervolgens CO2 wordt afgesplitst van L-DOPA, krijg je dopamine.
Dopamine speelt een belangrijke rol in het signaleren van beloning en motivatie. Zowel natuurlijke beloningen zoals seks en voedsel als onnatuurlijke beloningen zoals drugs, verhogen de hoeveelheid dopamine in het brein. Dierexperimentele studies hebben laten zien dat neuronen in de ventrale tegmentale area (VTA) en de substantia nigra sterk geactiveerd worden bij beloning. In een serie van experimenten in de jaren zestig tot tachtig van de vorige eeuw, werd op elegante wijze het belang van deze hersengebieden aangetoond. Proefdieren, in dit geval ratten, werden geïmplanteerd met een elektrode in verschillende hersengebieden die betrokken zijn bij beloning.2 Vervolgens leerden de ratten om op een knop te drukken voor elektrische stimulatie. En wat bleek? De ratten waren gemotiveerd om te werken voor de beloning en stimuleerden zichzelf naar hartenlust. Recentelijk werd een vergelijkbaar experiment uitgevoerd, zij het met onze hedendaagse state-of-the-art technieken.3 Onderzoekers vonden dat muizen met gemak leerden dat het drukken op een knop leidt tot het aanzetten van een laser, die direct de activiteit van dopamine-neuronen in de substantia nigra stimuleerde. In tegenstelling tot voedselbeloning, vond er geen verzadiging plaats en bleven de muizen doelbewust drukken voor meer stimulatie.
Deze studies laten zien dat dopamine voor beloning codeert en kan leiden tot hedonistische gevoelens. Echter, de balans van dopaminelevels in verschillende hersengebieden is hierbij van groot belang, zo blijkt uit de praktijk. Bij de ziekte van Parkinson sterven dopamine-neuronen af, en deze patiënten worden daarom vaak behandeld met dopamine-verhogende medicatie. Door voor dopaminelevels te compenseren, worden deze patiënten in staat gesteld weer te bewegen. Maar het verhogen van je dopaminelevels gaat niet zonder slag of stoot: het kan leiden tot een gebrek aan zelfcontrole, die zich uit in verslaving of verhoogde impulsiviteit.
Serotonine
Net als dopamine heeft ook serotonine een essentieel aminozuur nodig om tot stand te komen: tryptofaan. Hieruit kan vervolgens serotonine gemaakt worden, met behulp van twee enzymen. Cellichamen van serotonerge hersencellen worden vooral gevonden rondom de Raphe Nuclei in de hersenstam. Hier wordt de neurotransmitter ingepakt in blaasjes, zodat ze vervolgens in de synaptische spleet kunnen worden vrijgelaten om een signaal door te geven aan de volgende cel [zie Figuur 1]. Dit doen ze door op een specifieke receptor aan te grijpen van de naburige, postsynaptische, cel. Echter, serotonine wordt ook actief heropgenomen door de eerste cel. In de jaren vijftig werd ontdekt dat een middel bedoeld om tuberculose te behandelen, isoniazide, in de klinische trials zorgde voor significant gelukkiger deelnemers. Hierdoor werd de koers van het medicijn veranderd, en waren we plotsklaps een antidepressivum rijker. Dit verbeterde humeur werd toegeschreven aan het feit dat isoniazide het enzym dat serotonine afbreekt in de synaps, kan afremmen. Hierdoor blijft er meer serotonine over.
Een andere veelgebruikte tactiek om serotonine te verhogen, is door de heropname te blokkeren. Dit kan gedaan worden door cocaïne, maar ook door de zogenoemde SSRI’s, selective serotonin reuptake inhibitors, bekend onder merknamen als Prozac en Zoloft. SSRI’s zijn de meest voorgeschreven antidepressiva in veel landen, maar de werking van deze medicijnen wordt in twijfel getrokken, vooral in het geval van lichte depressies. Een groot vraagteken bij de behandeling met SSRI’s is waarom deze pas na weken of maanden aanslaan, terwijl het effect op cellulair niveau veel sneller is. Andere heikele punten zijn de vele bijwerkingen van SSRI’s en dat in grote, gecontroleerde studies er nauwelijks tot geen effect van SSRI’s te meten was ten opzichte van een placebogroep.
Oxytocine
Oxytocine wordt in de volksmond wel het knuffelhormoon genoemd, daar het betrokken is bij affectie en sociale contacten tussen mensen, en andere dieren. Niet alleen zijn er correlaties gevonden tussen levels van oxytocine en romantische hechting, ook werd door oxytocine het sociale vermogen van patiënten met een autistisch-spectrumstoornis verhoogd. Het eiwit oxytocine wordt gemaakt in de hypothalamus en wordt vervolgens via de hypofyse in het bloed vrijgelaten of vindt zijn weg naar de Nucleus Accumbens in het beloningssysteem of amygdala, die betrokken is bij emoties. Oxytocine vindt een interessante toepassing op het gebied van posttraumatische stressstoornis, waarbij het het verwerkingsproces van het trauma kan ondersteunen.4 Het is daarbij het meest effectief in combinatie met psychotherapie.
Een cocktail van chemisch geluk?
Men neme een drupje dopamine, een shot serotonine en een vleugje oxytocine voor een permanente roze bril… Was het maar zo’n feest.
Jaren van onderzoek gericht op deze ‘geluksneurotransmitters’ laten zien dat hun werking ingewikkeld in elkaar steekt en dat er veel individuele verschillen zijn. De simpele gedachtegang ‘te lage serotoninelevels leiden tot depressie’ kon al gauw op terechte kritiek van wetenschappers rekenen. Immers, neurotransmittersystemen communiceren met elkaar en een wijziging van de balans in het ene systeem kan de andere systemen beïnvloeden. Bovendien, veel antidepressiva berusten (al dan niet onbewust) op de aanname dat depressie één psychologische aandoening is, die daarmee gebaat is bij dezelfde behandeling. Deze aanname gaat echter voorbij aan het prevalerende idee dat depressie een heterogene (neuro)psychologische aandoening is, die voor elke patiënt een éigen oorzaak en ziekteverloop heeft. Tenslotte is er nog het altijd lastige verhaal van oorzaak en gevolg: leidt een disbalans in neurotransmittersystemen tot ongelukkigheid of leiden sociale en/of emotionele problemen tot ongelukkigheid en een disbalans in neurotransmitters?
De neurochemie van geluk is nog altijd niet ontrafeld, en ik durf te betwijfelen of we er ooit helemaal achter zullen komen. Toch komen wetenschappers door nieuwe technieken steeds kleine stapjes dichterbij hoe geluk in het brein werkt. Of, zoals mijn oma altijd zegt: ‘Geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt’.