Das Gender und das Ich
Hoe het voelt als Duitse, Duitser of Duitserse te zijn geboren, zal ik wellicht nooit helemaal doorgronden, maar ik kan me wel iets voorstellen bij de controverse die momenteel bij onze oosterburen woedt over het zogenaamde gendersterretje (DS 5 juni). Sommigen willen dat via een officiële spellingcommissie laten erkennen als een teken dat het mogelijk zou moeten maken om bijvoorbeeld een woord als ‘Student*innen’ te fabriceren. Daarmee zouden dan in een klap niet alleen mannelijke en vrouwelijke studenten worden aangeduid, maar ook alle studerende personen die zich tot geen van beide geslachten willen bekennen, of tot allebei, of die zichzelf als een mengvorm van de twee beschouwen, in welke onderlinge verhouding dan ook. Kwestie van niemand buiten te sluiten uit de benoembare wereld.
https://www.taalbank.nl/2018/06/04/gendersterretje/
Een van de pro-argumenten in het bijzonder viel me op: het gebruik van het sterretje zou ons er bewust van maken ‘dat wij anderen altijd meteen door de lens van het geslacht man of vrouw waarnemen’. Dat trof me, omdat ik meende dat iedereen dat al lang wist. We doen dat per slot al vanaf de eerste dag van ons leven en het is een neiging die met de jaren zeker niet afneemt. Geen gendersterretje hoeft me daarvoor de ogen te openen.
Bovendien kunnen we naar mijn mening beter geen overdreven betekenis hechten, in positieve noch negatieve zin, aan die bijna reflexmatige categorisering van mensen naar hun geslacht. Die komt net als kleurenzien voort uit het lichaam en zorgt voor enige primaire oriëntatie. Maar uiteindelijk zegt het waarnemen van de kleur man of de kleur vrouw, hoe overrompelend dat soms ook kan zijn, weinig over het wezen van de ander.
In het diepst van onze zelfbeleving zijn we iets veel exotischer dan een man of een vrouw. Volgens Freud, bijvoorbeeld, een driftcentrale die geen tijd, taal of logica kent en zichzelf onsterfelijk waant. Volgens Plato het vermogen om de eeuwige waarheden te aanschouwen. Volgens Spinoza een deel van het kosmische geheel dat er met al zijn eindige krachten naar streeft net zo oneindig als het geheel te worden. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is al eens gezegd.
Sommige hedendaagse wetenschappers denken aan millennia van filosofische speculatiedrang een eind te kunnen maken met de bewering dat het ik maar een illusie is. Maar ook dat is niet meer dan filosofie – en zelfs van een tamelijk klungelige soort.
Over één ding zijn denkers en dichters aller tijden het eens: ons wezenlijke zelf gaat het woord te boven. Die ervaring hield tegelijk hun vuur en hun wanhoop gaande. Vandaar hun niet-aflatende worsteling om in de taal toch het stempel achter te laten van wat niet gezegd kan worden. Als het transgenders en andere grensgevallen tot troost kan zijn – we zijn allemaal in zekere mate buitengesloten uit het domein van het benoembare. Daar zal een spellingcommissie geen jota aan kunnen veranderen. Blijf jezelf een raadsel. Laat je niet vangen door een sterretje.
Bron: De Standaard – 5 juni 2018