Juli 2008, mijn moeder – januari 2009, mijn vader – december 2010, mijn schoonmoeder – februari 2011, mijn man. Voor de dood buig je het hoofd en leg je de duimen.
Nu
nu moeten wij aan veel meer traagheid wennen,
aan liefde die verdween en aan wat nog resteert
aan teerheid in wat najaarslucht en geur van dennen
en aan hoe-het-kon-zijn-gedachten die je nooit verleert.
aan bijna-niets, en aan voortdurend vier dezelfde muren
en aan een belsignaal dat nooit weerklinkt,
aan twintig keer per dag door ramen naar de verte turen
en altijd jezelf met wie je ’s avonds drinkt.
en wat ik overhou is niets om weg te geven:
wat ik nog ben, ben ik alleen voor mij.
Herman de Coninck