Ik heb dit artikel op Facebook gevonden over de vogeltjes in onze tuinen. Het is van Dirk Draulans, en ik heb het ter harte genomen, want het is een leerrijk artikel.
Het eten moet dus aangepast worden in de tuin, want wat voor de ene vogel goed is, is dat voor de andere dan weer niet. Ook hier in mijn tuin doen de pimpelmezen het goed en ze hebben momenteel jongen. We gaan er dus goed voor zorgen!
Dirk Draulans
De ene tuinvogel is de andere niet, Geachte Lezers, Beste Vrienden. De pimpelmezen in onze tuinen doen het goed, de koolmezen helaas niet. Roodborsten, vinken en zwartkoppen zitten in de lift; merels, mussen en zanglijsters krijgen klappen. Soorten als groenling en winterkoninkje blijven stabiel. Gisteren zat ik wat te suffen in een zetel in de tuin van mijn moeder, en minder dan een halve meter van mijn voeten kwam een winterkoninkje ongegeneerd een bad nemen in de drinkbak. Dat was een enig gevoel, samen met een drukdoend diertje genieten van de zon.
De trends plukte ik uit de laatste vogelnieuwsbrief van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Ze kaderen in het project ‘Algemene Broedvogels Vlaanderen’ dat zeventig broedvogelsoorten opvolgt sinds 2007. Het is niet altijd duidelijk waarom sommige soorten het goed doen en andere niet. De merels worden getroffen door een virus – dat weten we. De huismussen zijn het slachtoffer van een reeks veranderingen in hun leefomgeving, inbegrepen het beter isoleren van woonsten zodat ze minder goed onder daken kunnen broeden dan vroeger. Bij mij thuis koloniseren ze nu de ligusterhaag.
Maar waarom de koolmees het slecht doet en de pimpelmees niet is een raadsel. Je zou denken dat beide soorten vergelijkbaar reageren op prikkels uit hun leefomgeving. Hoewel, het zijn verschillende soorten, dus ze zullen wel verschillende overlevingstechnieken hebben, anders zouden ze beter fusioneren tot één tuinmees. Overigens doen onze bosmezen, de kuifmees en de zwarte mees, het slecht tot zelfs zeer slecht. Het mezenverhaal is een verhaal met veel aspecten.
Vorig broedseizoen daagde het besef dat mezen in onze tuinen te lijden kunnen krijgen van overmatig pesticidegebruik in de strijd tegen de buxusmot. Die speelt mensen parten, omdat de rupsen van de mot hun buxusstruiken volledig kaal kunnen vreten. De mot reisde als verstekeling mee met uit China geïmporteerde gekweekte buxussen en is zich als een wervelwind door Vlaanderen (en de rest van Europa) aan het verspreiden. Er is geen houden meer aan, ondanks het sproeien.
De natuurvereniging Vogelbescherming Vlaanderen maakt zich zo ongerust over een eventuele nefaste invloed van dat spuiten tegen de buxusmotrups op vogels, dat ze een onderzoek op poten heeft gezet: het project SOS Mezen. Als mezen systematisch met pesticiden bewerkte rupsen aan hun jongen zouden voederen, is het niet ondenkbaar dat de beestjes sterven.
Als u dode meesjes in een nestkast hebt, vraagt de vereniging dat u ze verzamelt en in uw diepvries bewaart. Ze zal ze komen ophalen voor onderzoek, zodat ze kan pogen na te gaan wat er mis is gelopen. De eerste meesjes worden momenteel geboren, dus het is tijd om alert te zijn. U kunt alle informatie over deze nuttige actie vinden op http://vogelbescherming.be/…/…/campagnes-en-acties/sos-mezen.
Deze week kreeg ik echter ook een intrigerend bericht van lezer August Puystjens, die zich presenteerde als ‘een van de oudste abonnees van Knack’. Zo heb je automatisch een voetje voor bij de oudste redacteur van Knack. Hij signaleerde niet alleen dat hij geen mezen meer in zijn tuin in Oostende heeft, voor het eerst in 34 jaar. Hij signaleerde ook dat een familielid in zijn buurt vorig jaar dode jonge koolmezen in een nestkast had gevonden. De man had ze opengesneden en ontdekte dat de magen van de diertjes ‘vol zaten met onverteerde brokjes van pindanoten’.
Lezer August luidt bijgevolg de alarmklok, en mogelijk terecht. Steeds meer mensen laten in de lente en de zomer vetbollen en netjes met noten voor hun tuinvogeltjes hangen, ongetwijfeld met de beste bedoelingen. Helaas hebben jonge mezen rupsen en andere insecten nodig. Als hun ouders in de fout zouden gaan door het zich gemakkelijk te willen maken en in de plaats van naar rupsen te speuren gewoon pindanootjes uit een netje gaan halen, zouden ze hun eigen broedsucces kunnen hypothekeren.
Ongetwijfeld zal Vogelbescherming Vlaanderen rekening houden met deze optie, net als met eventuele verschillen tussen kool- en pimpelmezen, zodat we mogelijk gaan leren waarom de ene soort het in onze tuinen goed doet en de andere niet. Ik ben nu al benieuwd naar de resultaten. Misschien gaan we er uit leren dat het niet goed is voor sommige vogels om ze in het broedseizoen te blijven bijvoederen. Het is het overwegen waard.