“De hel dat zijn de anderen”, zei Sartre, en inderdaad af en toe is dat waar. En het zijn de ongelukkigen, de gefrustreerden die het gevaarlijkst zijn.
O neen, ik hoef hier niet in detail te gaan, en ik hoef ook niet persoonlijk te worden, en iedereen zal dit al wel eens tegengekomen zijn. Maar telkens als er zo heel hard, en onverschillig, met opzet op je hart getrapt wordt, zakt de grond onder je voeten weg.
Het zijn lafaards, ik weet het, en meestal zijn het ook grote bangeriken met een grote mond, maar dan wel bang van alles wat ons mens maakt.
Bang van het onzekere, van de kwetsbaarheid, de verbondenheid, de genegenheid, bang van de andere, bang van de eigen gevoelens, bang zichzelf te verliezen.
Vandaar ook dat ze zichzelf boven de anderen verheven voelen tot ze van hun sokkel vallen, en dan misschien, heel misschien inzien dat falen des menses is!
Mijn hart ligt weer eens aan diggelen, voor de zoveelste keer. Maar na huilend naar blik en borstel te hebben gezocht en de stukken bij elkaar geveegd te hebben, ben ik nu op zoek naar de juiste lijm. Misschien zal ik hem niet direct vinden, maar dat geeft mij dan wel de tijd om rustig weer op mijn positieven te komen, en with a little help from my friends zal dat wel lukken.
Arme jij, die nu helemaal alleen, en zonder mij die in jou geloofde, je stukken zal moeten lijmen en de kreukels van je geest gladstrijken, wat heb ik mededogen met jou. En echt ik wou dat ik je kon helpen, maar helaas… Je kan mensen niet helpen, dat moeten ze zelf doen, en je kan mensen ook niet veranderen, ook dat moeten ze zelf willen. Wat je wel kan doen is van mensen blijven houden, ook tegen beter weten in.
maar van de mensen houden is niet altijd gemakkelijk alhoewel het diegene zijn die je het liefste ziet op je hart kunnen en mogen trappen hoe pijnlijk ook