Kort verhaal

Kort verhaal: Kruisje door Lize Spit

De Standaard – 19.10.2018

Lize Spit laat zich inspireren door ‘Het meisje met de dode vogel’ (Zuid-Nederlandse School, begin zestiende eeuw) in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel.

Tot mijn zesde was ik ervan overtuigd dat wie dood ging, werd aangetroffen in dezelfde pose: op de rug, met de benen netjes naast elkaar en de armen opengespreid, een kruis vormend. Dat kwam door de Jezusbeelden die overal in mijn omgeving tentoongesteld hingen; in het groot boven het marmeren altaar in de kerk, in het klein boven vrijwel elke voordeur in het dorp, naast het bed van mijn ouders. De bleke benen mooi recht naast elkaar, de armen gespreid. Jezus was lang de enige dode die ik kende.

Zes is een prachtige leeftijd, die het je toestaat veel zaken op te pikken, maar daar selectief mee om te gaan. Wat er gebeurde met mensen die stierven met de autogordel nog om, met mensen die niet de tijd kregen om zich goed te leggen, met zij die geen armen meer hadden, ik vroeg het me zelfs niet af. Wanneer ik voor dood speelde op de keukenvloer om mijn moeders aandacht te krijgen, of wanneer ik werd geraakt door de straal van een waterpistool tijdens een watergevecht op het speelveldje naast de kerk, dan maakte ik een kleine pirouette, spreidde ik in de val mijn armen, ging ik liggen in een zo recht mogelijk kruis, liefst evenwijdig met de voegen van de tegels, alsof het een choreografie was die ik moest uitvoeren. Toch stak ik telkens een vinger op, zoals wanneer je een prangende vraag hebt, zo zou de dood me van de levenden kunnen onderscheiden, en me niet per ongeluk meenemen.

‘Zo sterven mensen wel niet, hé’, schimpte de schutter. Alle andere leeftijdsgenootjes imiteerden de cowboys uit hun tekenfilms, grepen met beide handen naar de plek waar het water hen raakte, stortten kreunend op hun knieën in het zand of gras, vleiden rommelig neer, als kleren die uit de kast donderden. ‘Jij hebt zeker nog nooit in de bibliotheek of op de computer naar plaatjes van dode mensen gezocht?’

‘Mijn vader is dokter. Ik zal het wel weten’, zei ik. Zelfs al zouden we in die tijd televisie of internet gehad hebben thuis, zelfs al zou mijn vader het me toelaten eens mee te gaan naar zijn praktijk, dan nog zou het niet in me zijn opgekomen om dode mensen op te zoeken, uit te vissen hoe die er precies bij lagen.

Ik bleef geloven in het kruis, tot de dag waarop de buurman werd aangereden, ter hoogte van het kruispunt dat grensde aan onze met coniferen omhaagde tuin. Vader had net melk in zijn kom ontbijtgranen geschonken. We hoorden piepende banden, een luide doffe smak, die klonk alsof mijn broer weer met een metalen baseballknuppel een kokosnoot had willen openen.

Dit klinkt niet goed, zei vader. Hij liet zijn ontbijt achter, liep het huis uit, riep dat ik binnen moest blijven. Hij bleef lang weg. Toen reeds alle chocolade van zijn Coco Pops was geweekt, stak hij zijn hoofd binnen, en riep paniekerig naar moeder dat ze een laken moest brengen.

‘Een warm laken of een dun?’ riep zij terwijl ze de trap al opging.
‘Een dat weg mag!’

Ze nam een van mijn oude lakens mee, er stond de afdruk van een astronaut op, zonder hoofd of helm, want die stonden op de kussensloop afgedrukt.

Aan de vorm die het textiel over het lichaam op het wegdek aannam, kon ik zien dat de buurman zijn armen niet gespreid hield, er was geen kruis te zien. Hij lag op zijn zij, het laken bedekte ook zijn gezicht, toonde een onthoofde ruimtevaarder. Een van zijn schoenen werd een eindje verder gevonden in de wei, omdat het paard eraan stond te snuffelen. Iemand kwam ermee aanlopen, legde hem erbij onder het doek. Toen de hulpverleners aankwamen en het laken weer ophieven, bedekte mama mijn ogen met geopende vingers zodat ik er toch doorheen kon kijken als ik wilde.

‘Hij leefde nog, pap’, zei ik die avond. Voor het eerst sinds lang stopte hij me onder en niet mama. ‘Hij lag niet in de goede houding, hij kan zo niet worden meegenomen, hij zal door Jezus worden teruggestuurd.’

‘Muis, je hebt te veel fantasie.’
‘Kun je daar dood aan gaan?’
‘Nee, het helpt je juist om gezond oud te worden.’

Hij wilde het niet demonstreren, ook niet in de plaats van een verhaaltje, hoe de buurman er precies had bijgelegen toen hij gevonden werd.

‘We kopen voor jou een nieuw astronautenpak, beloofd’, zei hij.

Die nacht probeerde ik onder m’n deken dezelfde vorm aan te nemen als het lichaam op het wegdek. Nadien durfde ik niet in slaap te vallen.

Maandenlang schetste ik tijdens de schooluren, in de kantlijn van mijn opdrachtbladen, figuurtjes die aan hun einde kwamen, op allerlei manieren, in alle mogelijke houdingen. Toen ik op de achterkant van de nieuwjaarsbrief voor oma een mannetje met geknakte benen tekende, schreef de juffrouw een notitie in mijn agenda, gericht aan mijn ouders, of ze eens zouden konden langskomen op school.

Nadien moest ik gaan praten met een dokter die me vragen stelde over de buurman. Ik kon niets vertellen over hem, behalve dat hij elke ochtend en avond door het steegje fietste, dat hij een blauwe schort droeg omdat hij een duivenmelker was. Wie zorgde er nu voor zijn vogels? Wat zouden ze met al die melk van de duiven doen?

De dokter was diegene die het durfde uit te leggen, aan wie ik al mijn vragen mocht stellen.

Hij maakte me duidelijk dat ik jarenlang zou kunnen tekenen in een schrift, maar dan nog zou ik geen compleet overzicht hebben van alle manieren waarop mensen stierven. Ze konden gewoon neervallen zoals ze wilden, met armen en benen alle kanten op. Op de toilet, tijdens het sporten, in bad, in hun slaap of terwijl ze handstand deden.

‘En vogels, kunnen die dan ook gewoon in de lucht omkomen, en naar beneden vallen met hun vleugels toe?’

Hij knikte. Min of meer.

Ik legde me erbij neer. In de kerk stopte ik een kruisteken te maken, maar raakte ik willekeurige plaatsen van m’n lichaam aan.

Ganymed goes Brussels
Lize Spit schreef deze tekst voor ­Ganymed goes ­Brussels, een origineel project met theater, muziek, dans en performances in de zalen van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel. Het idee is van regisseuse Jacqueline ­Kornmüller en producer ­Peter Wolf, die gelijkaardige voorstellingen in Wenen opzetten.
Negen auteurs en componisten creëerden origineel werk, geïnspireerd op de kunst van grote meesters in het museum. Hun teksten en muziek worden door acteurs, muzikanten, zangers en dansers tot leven gewekt met de kunstwerken als decor.
Behalve Spit werkten onder anderen Zadie Smith, Stefan Hertmans en Jean-Philippe ­Toussaint mee. De volgende voorstellingen zijn op 25 ­oktober, 8, 15, 22 november en 11 december om 19 uur.
www.fine-arts-museum.be/nl/ganymedgoesbrussels

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *