Slapen, slapen, en nog eens slapen. Ik lijk Doornroosje wel!
In de zomer, je winterslaap doen, daar lijkt het op. Heeft iemand iets in mijn eten gedaan, of hangt er iets in de lucht?
Misschien heb ik wel zo’n lege plek nodig om tot rust te komen, en die winter, en de kat, maar die heb ik al… En vragen, die heb ik ook nog genoeg…
Een lege plek om te blijven
Geef mij maar de brede, trage rivieren,
de bewegingen die je niet ziet maar vermoedt,
de drinkende wilgen, de zinloze dijken,
een doodstille stad aan de oever.
Geef mij maar de winter, het armoedige
landschap, de akker zonder het teken van
leven, de kracht van de krakende heide.
Geef mij maar de kat als hij kijkt voor
hij springt, om te vechten, te vluchten,
te paren, te jagen, als hij kijkt.
Geef mij maar een paard in galop, maar
op zijn zij in het gras. Geef mij
maar een vraag en geen antwoord.