Drammen over het klimaat: irritant misschien, maar keihard nodig
Ruben Jacobs
Cultuursocioloog
Brainwash – 28.09.2019
Soms denk ik wel eens: zouden mensen mij irritant vinden? Altijd dat fanatieke gepraat en geschrijf over het klimaat en milieu. ‘Heb je hem weer met zijn klimaatgedram’, hoor ik mijn vrienden, familie, kennissen en online netwerk al in mijn hoofd zeggen. Vaak probeer ik me dan ook in te houden. Dat lukt maar zelden. Meestal overheerst de drang om mensen wakker te schudden, te motiveren om in beweging te komen. Het gesprek aan te gaan.
Ik doe dit alles eerlijk gezegd niet omdat ik nu zo ontzettend veel geef om smeltende gletsjers, wegkwijnende koraalriffen, bedreigde of uitstervende diersoorten (begrijp mij niet verkeerd: ik hou van de natuur). Nee, mijn primaire motivator is puur eigen belang. Dat wil zeggen: mijn eigen toekomst, die van mijn zoon, zijn moeder, familie, maatjes, lieve buren en collega’s, enzovoort. Kortom: alle mensen waar ik om geef, ook diegene die ik niet ken maar waar ik mij wel solidair mee voel. Noem het antropocentrisch, maar mijn grootste zwakte is nog steeds de (mede)mens.
‘I would never go to jail to protect animals or plants or wilderness. For me, it’s about the people’, zei de beroemde Amerikaanse milieuactivist Tim DeChristopher ooit als antwoord op de vraag wat hem motiveerde om 22.000 hectare inheems land te redden uit de klauwen van de olie-industrie. Tijdens een ‘openbare’ veiling wist hij de boel flink te verstieren door alles op te kopen zonder een cent op zak. Hij ging er twee jaar de cel voor in. Noem het moedig, noem het gek. Maar zijn statement is mij altijd bijgebleven. Niet alleen omdat ik het sentiment erken, maar vooral omdat het zo indruist tegen het clichébeeld van de misantropische milieuactivist die de barricade opgaat voor moeder natuur, en weinig oog heeft voor zijn soortgenoot. Want dat is een valse tegenstelling; wie strijd voor behoud van een gezond milieu en klimaat, strijd tegelijkertijd ook voor de mens.
Ben ik té radicaal geworden? Of leven we in radicale tijden? Ik dram in ieder geval niet omdat ik wil dat mensen worden zoals ik. Ik dram omdat ik met ze wil samenwerken, wil weten wat ze drijft en waarvoor ze bereid zijn te vechten. Ik dram ook voor mijn vaderland. Dit kikkerlandje dat zo ongelooflijk kwetsbaar is door de toenemende zeespiegelstijging, dat het hoogste aantal kinderen heeft met astma door uitlaatgassen, waar we onderaan alle lijstjes van het behoud van biodiversiteit bungelen, en waarvan de huidige regering nog steeds BV Nederland boven BV Leven plaatst. Ik dram voor de toekomst van mijn land (en daarmee ook van de wereld).
En, ik kan je vertellen: wie begint met drammen ontmoet snel veel mede-drammers. Afgelopen jaren heb ik allerlei inspirerende mensen ontmoet die allemaal op hun eigen manier drammers zijn. Ik heb boeren ontmoet die zich zorgen maken over hun gewassen en zich daarover stevig uitspreken, kunstenaars die hun mede-kunstenaars oproepen om hun artistieke talent in te zetten, goedgeluimde burgers die dorpsgenoten overhalen om ook klimaatneutraal te worden, vaders en moeders die bereid zijn een nachtje de cel in te gaan om daarmee aandacht te vragen voor de dreigende klimaatcatastrofe en bezorgde grootouders die slecht ter been zijn, maar vanachter hun computer geweldig werk doen. En ga zo door. Dat zijn de mensen die mij inspireren, en waar wij als Nederlanders trots op zouden moeten zijn.
‘De wereld heeft nog nooit een bedreiging voor de mensenrechten van deze omvang gezien’, verkondigde VN-commissaris Michelle Bachelet afgelopen week toen ze over de klimaatcrisis sprak. Het benadrukt nog maar eens wat er op het spel staat.
Wat we nu nodig hebben is geen hoop, maar moed. Moed om lawaai te maken, moeilijke gesprekken aan te gaan, prioriteiten te stellen, en ja, inderdaad: te drammen. Want, om in Dylan Thomas’ catharsische woorden te spreken:
‘Do not go gentle into that good night.
Rage, rage against the dying of the light.’
Ruben Jacobs