BOEK: Over normaliteit en andere afwijkingen

Nogmaals een stukje uit het boek van Paul Verhaeghe, dit keer over hoe opgroeien en leven in een gestoorde maatschappij.

De psychiater heeft ooit tegen mij gezegd dat een depressie tegen zichzelf gekeerde agressie is…

Het merendeel van ons is het merendeel van de tijd normaal.
Soms zijn er van die dagen dat het niet zo voelt.
Het gezicht dat je ‘smorgens in de spiegel aanstaart, lijkt nergens op.
De gedachten die door je hoofd schieten,
kan je beter niet uitspreken waar anderen bij zijn.
Je kan jezelf wel voor de kop slaan. Of iemand anders.

Een dergelijke ruzie-met-mijzelf illustreert hoe wij verdeelde wezens zijn.
Verdeeld tussen een lijf dat we hebben en een ik dat we zijn (of zouden moeten zijn).
Dat lijf heeft af en toe zo zijn eigen prioriteiten en het ik dat ik ben, daar ben ik niet altijd even gelukkig mee.

Op zo’n moment hebben we nood aan een ander die helend werkt.
Voor het merendeel van ons lukt dat vrij goed, we hebben het als kind geleerd.
Onze ouders en ruimer, de omgeving waarin we opgroeien hebben ons geruststellende antwoorden voorgehouden, samen met de overtuiging dat het wel goed komt, ook als het even slecht gaat.

Op die manier hebben we vooral voordeel bij onze verdeeldheid, want op grond daarvan worden zelfreflectie en creativiteit mogelijk.

Een minderheid onder ons heeft dat geluk niet gehad en is opgegroeid bij ouders die niet in staat waren om helende antwoorden te bieden, vaak in een omgeving die meer afwijzend was dan iets anders. Het kan nog erger, er zijn ook misbruikende ouders en giftige omgevingen waar kinderen leren dat niemand te vertrouwen valt en agressie het beste verweer is, hetzij tegen je eigen lijf, hetzij tegen de ander en vaak tegen beiden. De kans dat zij opgroeien tot ‘gestoorde’ en storende volwassenen is zeer groot.

Mochten wij in hun omgeving zijn opgegroeid dan stonden wij in hun schoenen. Zijn zij ziek? Is hun gestoorde gedrag en denken een gevolg van een nog niet onderkende biomedische aandoening? Daar is géén enkel bewijs voor. Daartegenover staat overweldigend bewijs voor een causaal verband tussen psychologische en psychiatrische problemen en een traumatische voorgeschiedenis. Traumatisch op fysiek, emotioneel, seksueel en sociaal vlak.

In plaats van biomedisch georiënteerde psychiatrie hebben we een sociale psychiatrie nodig.

‘Sociaal’ heeft hier meerdere betekenissen, aansluitend bij de verschillende functies die de psychiatrie doorheen haar geschiedenis heeft verworven.

Bescherming van de groep tegen gestoorde individuen.
Bescherming van het individu tegen zichzelf.
Bescherming van het individu tegen een gestoorde groep.

In al die beschermende en helpende functies treedt de psychiatrie noodzakelijkerwijs beoordelend en disciplinerend op, telkens met het oog op hulpverlening.

Een ontkenning van deze morele positie, zoals tegenwoordig het geval is, reduceert de psychiater tot iemand die kritiekloos macht uitoefent als handhaver, casu quo handlanger van een gevestigde orde, ook wanneer die orde ziekmakend en immoreel is. Een erkenning van deze positie maakt discussie mogelijk. Discussie is noodzakelijk want de criteria voor het al dan niet gestoord zijn van een individu zullen altijd normatief blijven en nooit definitief zijn.

Bovendien houdt een sociale psychiatrie onvermijdelijk een moreel oordeel in over de omgeving die de stoornissen veroorzaakt en bevordert, zowel de familiale omgeving als de maatschappelijke.

Wie werkt met gestoorde jongeren, hoef ik niet te vertellen waar de oorzaak van hun stoornissen ligt. Iets veranderen aan die oorzaken is aartsmoeilijk. Wat in de ene situatie werkt, kan in een andere contraproductief zijn. Eén factor treedt steeds naar voren: Wat helpt zijn mensen, niet methoden en laat staan pillen. Helende mensen die een disciplinerende houding aannemen om iemand te beschermen of anderen in bescherming te nemen tegen iemand. De oorzaak van stoornissen zoeken in de omgeving is steeds beschuldigend voor die omgeving. Het is uitermate belangrijk die omgeving voldoende ruim te bekijken en ons niet te beperken tot het gezin (laat staan tot de moeder!). Een maatschappij waar steeds meer mensen, kinderen én volwassenen uitvallen is een gestoorde maatschappij.

De psychiatrie heeft hier niet alleen een signaalfunctie maar ook een opdracht:
(het voorstellen van) en aandringen op structurele veranderingen bijvoorbeeld op het vlak van kinderzorg en arbeidsorganisatie. Ter vergelijking: de reusachtige vooruitgang van onze volksgezondheid tussen pakweg 1850 en 1950 is grotendeels te danken aan de geneeskunde die structurele veranderingen voorstelde inzake hygiëne, voeding, inentingen en een overheid die daarnaar luisterde. Had de geneeskunde zich in die periode enkel gebogen over individuele patiënten, dan zou de gemiddelde levensduur ongeveer hetzelfde zijn gebleven. Het is nu aan de psychiatrie om hetzelfde te doen.”

Uit: Paul Verhaeghe zijn boek ‘Over normaliteit en andere afwijkingen’

BRON:
https://thedarkreactivechild.wordpress.com/about/

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *