BOEK: Ontvadering

 

BOEK

Ontvadering
Frank Koerselman
Omvang
96 p.
Druk
1
Verschenen
24-02-20
Fonds
P – Nieuw Licht
Paperback
9789044642018
€ 15,00

Stoommachine en verbrandingsmotor hebben mannenkracht overbodig gemaakt. De vrouw is sinds de pil van onvermijdelijk moederschap verlost. Vaders zijn dus niet meer nodig om hun gezin te onderhouden en te beschermen. Het patriarchaat verdwijnt. Maar wat is de prijs van die bevrijding?
In navolging van de Duitse denker Alexander Mitscherlich (1908-1982) analyseert Frank Koerselman de gevolgen van de ontvadering. Veroordeelt die het individuele mensenkind niet tot permanente ‘selfie’-bevestiging?
Moderne vaders zullen moeten kiezen: gaan ze mee op de politiek correcte golf van vaderschaamte of durven ze te tonen dat flinkheid, beheersing en zelfrelativering nog steeds onmisbare deugden zijn?
Frank Koerselman is emeritus hoogleraar psychiatrie en psychotherapie en auteur van onder meer Wie wij zijn. Tussen verstand en verlangen.

Psychiater Frank Koerselman: „Ik zie in de Nederlandse politiek geen vaderfiguur. Bovendien, men wíl geen vaderfiguur meer zijn.”
Foto Merlijn Doomernik

Interview
‘Een vader moet flink zijn. Niet huilen’
Psychiater Frank Koerselman

We moeten mannelijke autoriteit weer gaan waarderen, zegt Frank Koerselman in zijn pamflet Ontvadering.

Bron: NRC.NL – Jannetje Koelewijn – 26.02.2020

Een jongen van school had zelfmoord gepleegd en hulpverleners kwamen met de leerlingen praten over de schok die dat teweeg had gebracht. In de jaren zestig. „Dat gebeurde toen dus ook al”, zegt Frank Koerselman. Hij was er zelf ook nogal door aangeslagen, en toen hij er ’s nachts niet van kon slapen stuurde zijn moeder hem naar de huisarts. „Een bullebak”, zegt Koerselman. „Weet je wat hij zei?” Hij buigt voorover in zijn stoel. „GAAN WIJ ONS AANSTELLEN?”

Hij lacht en leunt weer naar achteren. Frank Koerselman (72) is psychiater en psychoanalyticus, emeritus hoogleraar aan het UMC Utrecht. Hier in zijn werkkamer, in een achttiende-eeuws koopmanshuis in Weesp, ontving hij tot voor kort nog patiënten. „Die huisarts”, zegt hij, „had groot gelijk. En ik was meteen van mijn probleem af.”

Ontvadering heet Koerselmans nieuwe boek, een pamflet eigenlijk, honderd pagina’s, en daarin analyseert hij de gevolgen voor gezin en samenleving van het einde van de mannelijke autoriteit. Want zo ziet hij het. Mannelijke kracht is door machines overbodig geworden, traditioneel mannelijke deugden als flinkheid, vastberadenheid, zelfbeheersing en moed zijn verdacht, en gezag door kennis en ervaring wordt niet meer geaccepteerd. In een wereld waarin vrouwelijke waarden als inclusiviteit en egalitarisme zijn gaan domineren, zegt Koerselman, kunnen jongens daardoor moeilijk meer tot rijpe en wijze vaders uitgroeien.

Dus zitten vaders nu in hun hoodies te gamen en willen ze vriendjes met hun kinderen zijn, in plaats van hun verantwoordelijkheid te nemen en ze op te voeden. Vaak bruisen ze van energie en schrikken ze nergens voor terug, maar ze doen alles ten behoeve van zichzelf en de bevrediging van hun wensen zien ze als hun recht. Of ze claimen alleen maar en gaan bij frustratie verongelijkt klagen.

Zullen we het eerst over uw eigen vader hebben?

„O, eh, nou ja, haha.”

Hoe was hij?

„Heel klassiek, streng. Iemand die eisen stelde en nooit complimenten gaf, alleen kritiek. Zelfbewust. Duidelijke normen en waarden. Hij was directeur Publieke Werken en daar was hij trots op. Op zondag reden we met de auto door de stad om naar de projecten te kijken die hij deed.”

Tiranniek?

„Eh, laten we het houden op te streng.”

U schrijft dat de vrouwen van al te strenge of tirannieke vaders meer moeite hebben hun kinderen basale veiligheid te bieden.

„Dat is zo. Ik heb dat zelf wel ondervonden. Je hoort mij ook niet zeggen dat vroeger alles beter was. In het patriarchaat, zoals dat in de jaren vijftig nog bestond, hadden vrouwen te weinig invloed en konden mannen hun gang gaan. En niet elke vader was een rijpe en wijze vader, die zijn zoon stimuleerde en bemoedigde, die hem dingen leerde, doelen stelde en hem zonodig mild bekritiseerde. Er zijn veel ontsporingen geweest.”

Ontsporingen?

„Ik heb het nu niet specifiek over mijn vader, maar over vaders in het algemeen die vaak gevoelloos waren, eisend, egocentrisch, en zo sterk gericht op hun eigen succes in de buitenwereld dat ze vrouw en kinderen verwaarloosden. Het is logisch en goed dat daar een reactie op is gekomen.”

U bent, neem ik aan, tijdens uw opleiding in analyse geweest?

„In die tijd, jaren zeventig, moest je in analyse zijn geweest als je verder wilde komen in je carrière. Ik heb het vijf jaar lang vijf dagen per week gedaan, wat toen relatief kort was.”

En dan ging het over uw vader?

„Ook ja. Ik was begin dertig en op die leeftijd worstelt iedereen nog wel met wie je vader en je moeder waren en wie je zelf bent. Wat vooral aan de orde is geweest, was mijn behoefte aan meer nabijheid. Achteraf ben ik positief over mijn jeugd, laat dat duidelijk zijn. Maar de afstand tussen mijn vader en mij was heel groot. Daardoor zocht ik toen ik volwassen werd vaderfiguren, onder meer in mijn opleider, en ik raakte in hem teleurgesteld. De analyse heeft me geholpen in te zien dat wat ik in hem zocht, uit een andere bron kwam. Het is goed om je dat te realiseren, en ook dat je wel kunt blijven zoeken, maar het toch niet zult krijgen. En dat je daarmee moet zien te dealen.”

Toch schrijft u op uw oude dag een pamflet over vaderschap.

„Ja, kijk, het is wel een thema voor mij gebleven. De tekst van Alexander Mitscherlich die ik als uitgangpunt gebruik, Op weg naar een vaderloze maatschappij, is van 1963 en heeft me altijd gefascineerd. Mitscherlich en zijn vrouw Margarete waren grootheden in de analytische wereld, onder meer door hun onderzoek naar de verwerking van het nazisme in Duitsland, en hij voorvoelde dus al vroeg het einde van de vaderlijke autoriteit. In Ontvadering beschrijf ik de ontwikkeling na 1963 en laat ik zien hoezeer hij gelijk heeft gekregen.”

Net als Mitscherlich begint u met een klassieke analyse van de vaderrol en de moederrol.

„Die strikte taakverdeling die er tot de industriële revolutie was, daar zat een biologische kant aan, maar ook een sociale. De kinderen kwamen zonder dat je het wilde, er moest voor gezorgd worden, en het leven was hard. Er moest hout worden gehakt, oorlog gevoerd, en dan was de vrouw meer geschikt voor het een en de man voor het ander.

Nu zitten we in de bijzondere situatie dat de techniek dat allemaal veranderd heeft. De noodzaak voor die taakverdeling is verdwenen, maar de basis ervoor is niet verdwenen – dat heb ik willen laten zien. Mensen hebben behoefte aan veiligheid en geborgenheid en ze hebben behoefte aan outgoing zijn en dingen tot stand brengen. Vroeger werd het ene domein gerepresenteerd door vrouwen en het andere door mannen, nu zou je die twee domeinen moeten mengen. Maar gebeurt dat? Het lijkt van niet, althans, niet in de westerse wereld. Het lijkt erop dat de mannelijke, verticale, hiërarchische en op traditie gebaseerde wereld aan het verdwijnen is en dat de vrouwelijke, horizontale, op gelijkheid en de hier en nu gerichte wereld meer en meer overheerst.”

Mitscherlich was een groot voorstander van het doorbreken van die traditionele rolverdeling.

„Ja, natuurlijk, want die klassieke vader had niet alleen voordelen. Er viel wat te winnen. Mitscherlich was ook sterk voor vrouwenemancipatie, al denk ik wel dat hij dat moest schrijven van zijn vrouw. En dan zie je dat in de revolutie van 1968, vijf jaar na Op weg naar een vaderloze maatschappij, het patriarchaat het doelwit wordt. Al die oude, autoritaire structuren zijn toen omver geschopt. Alleen, heel fascinerend, gebeurde dat niet door de feministische beweging, maar door de jongens. Het waren de zonen die hun vaders onttroonden.”

U deed eraan mee?

„Jazeker. Ik was bij de bezetting van het Universiteitsgebouw in Utrecht, in 1969, en ik heb met een linkse studentengroep een zogenaamd burgerlijke toneelvoorstelling verstoord, zonder dat ik me achteraf maar ook op enige manier kan herinneren wat daar verkeerd aan was. Ik had Sanskriet gestudeerd voor ik aan geneeskunde begon en dat instituut stond onder de dominante leiding van een patriarchale hoogleraar. Over hem heb ik toen een kritisch stuk geschreven in een studentenblad. Dat had een ongelooflijke impact. Daar heb ik wel spijt van gekregen. Ik had onvoldoende oog voor de verdiensten van die man.”

U was uw vader aan het vermoorden.

„Dat is nou een duiding, hè. Een klassieke duiding. En die zou bést eens waar kunnen zijn. Daarom voelde het ook niet goed. Bij mijn eigen vader kon ik het niet, dus deed ik het bij die hoogleraar.”

Vier jaar na 1968 werd u zelf vader en uw vrouw, die rechten had gestudeerd, ging voor de kinderen zorgen.

„Kijk, ja, kijk, we wilden het graag anders doen en dat hebben we ook geprobeerd. Beetje lastig hoe persoonlijk ik nu moet worden, maar eh, nou ja, je kunt het je nauwelijks meer voorstellen, maar in die tijd moest je trouwen om in aanmerking te komen voor een tweepersoonskamer in een studentenflat, en vervolgens was het voor een getrouwde vrouw moeilijk om werk te krijgen. En ik zat inmiddels in de opleiding tot psychiater, die buitengewoon tijdconsumerend was, en toen is de situatie ontstaan dat ik het kostwinnerschap inging en mijn vrouw thuisbleef. Ik wilde het anders doen, maar als zeer drukke en ook ambitieuze man ben ik toch wel veel afwezig geweest. Ja, ja, dat denk ik wel.”

Was u autoritair?

„Nee. Nee. Wel streng. Wel van eh, nou ja, gewoon, flink zijn en niet zeuren.”

Wat een vader hoort te doen, zegt u.

„Ja. En als ik daar even op mag doorgaan: denk aan de situatie van een pasgeboren kind waarvan iedereen blij is dat het er is, zeg maar Jezus in het kribbetje, met een aura om zijn hoofdje, en herders en koningen die hem bewonderen. Vanuit die veiligheid moet een kind de wereld in geduwd worden en traditioneel was het de vader die dat deed. En als het kind dan na een wat al te harde confrontatie huilend terugkwam, was het de moeder die het opving.

Prachtig voorbeeld, tijdje geleden, in Parijs. Mijn vrouw en ik zaten in een van die leuke parkjes waar altijd heel veel kinderen spelen, en de ouders of grootouders letten op ze vanaf de kant. Dat gaat leuk en niet leuk, die kinderen maken ook ruzie, er wordt geschopt en geslagen, en met enige regelmaat schiet er dan zo’n kind naar de bank om zich door zijn moeder te laten troosten, precies wat een moeder hoort te doen. Naast ons zat een opa en een jongetje dat ontzettend gepest werd door een ander jongetje vluchtte op zeker moment naar hem toe, huilend. Weet je wat die opa deed? Die draait dat jongetje om met zijn gezicht naar dat andere jongetje en zegt: défends toi. Verdedig je. Nou, dacht ik, dát is het.”

Dat moet een opa doen.

„Voilà. Of de vader. Een kind moet niet blijven hangen in wat psychiaters de primair narcistische fase noemen. Het moet uitgedaagd worden, geconfronteerd worden met de realiteit. En wat je nu ziet, is dat jongens – de meisjes laten we even buiten beschouwing – er door het ontbreken van vaderlijke autoriteit wél in blijven hangen. Ze worden niet volwassen, en dan zie je het passieve type dat zich blijvend laat verwennen, en het actieve type dat denkt dat alles wat ze doen goed en geweldig is, en dat ze bewondering verdienen, gewoon, omdat zíj het zijn.”

En de jongens met een te strenge vader?

„Als die onvoldoende zelfvertrouwen hebben om zich tegen hem af te zetten, kan dat ontsporen in wat psychiaters secundair narcisme noemen. Dat zijn de mannen die wel de confrontatie zijn aangegaan, maar het niet gered hebben. Het worden geen volwassen, rijpe vaders. Ze zijn gekrenkt en vernederd, en denken: dit nooit meer. Dat type probeert zichzelf groot te maken en macht uit te oefenen en ervoor te zorgen dat niemand ze ooit nog van de troon kan stoten. Je ziet ze als ceo’s van bedrijven, als hoogleraren, als minister, als president. Ze hebben een enorme drive en kunnen heel ver komen, maar ze vinden nooit bevrediging. Ze willen altijd meer.”

U herkent uzelf in dat type?
„Nee.”

Uw vader?

„Hij had er trekken van.”

Wat te denken van Donald Trump?

„Het absolute voorbeeld van een narcistische, onrijpe vader die in reactie op de horizontale, inclusieve, identitaire linkse beweging aan de macht is gekomen. En dat is geen incident. Waar ter wereld zien we nog rijpe en wijze vaders als leiders? Hoe ik ook rondkijk, ik zie ze niet.”

Angela Merkel?

„Merkel?” Koerselman spreidt zijn armen. „Kom maar binnen, wir schaffen das. Dat is toch een moeder? Dat is dé moeder. En ze heeft het niet gered. Als ze het gered had, was het wat anders geweest. Maar ze heeft het niet gered.”

Mark Rutte?

„Rútte.” Hij is even stil. „Laat ik het zo zeggen: ik zie in de Nederlandse politiek geen vaderfiguur. Bovendien, men wíl geen vaderfiguur meer zijn. Iedereen wil hip zijn en jong doen, en zit op de hurken om maar niet volwassen te lijken.”

Toch lijkt er bij een deel van de kiezers een groot verlangen te zijn naar een vaderfiguur.
„Ja, tegen wat Mitscherlich de stuurloosheid noemt. Een vader moet sturen en als hij dat niet doet, en de moeder doet het ook niet, want ze werkt buitenshuis, of ze zegt zoals Merkel dat alles goed is, wat hou je dan over? De kinderen. Dat is wat je ziet: een samenleving van zichzelf besturende kinderen. Haal de ouders eruit, zet de kinderen bij elkaar en je krijgt sibling rivalry, onderlinge rivaliteit. En die uit zich in achterdocht en gigantische controledwang, want als er van bovenaf niets geregeld is, dan moeten we elkaar de hele tijd in de gaten houden.”

Kees van der Staaij van de SGP loopt weg met uw werk. Thierry Baudet misschien ook wel.

„Moet je luisteren…” Hij lacht ongemakkelijk, geïrriteerd. „Nou en?”

Wat is de oplossing?

„De gang van de geschiedenis is dialectisch en zoals we in 1968 een linkse opstand hadden, hebben we nu een rechtse opstand. Ik denk dat dat nog een hele tijd gedoe en onzekerheid zal geven. Je zou hopen dat rijpe, wijze vaders tegenwicht gaan bieden, bijvoorbeeld tegen het idee van toxic masculinity, giftige mannelijkheid. Rutte die huilt vanwege het leed van die gedupeerden van de belastingdienst – ja, halló zeg. Een huilende minister-president, en dat wordt dan gezien als positief.”

Wat is daar erg aan?

„Laat hij het voorkómen. Er iets aan dóén.” Hij is even stil. „Een man moet flink zijn. Een váder moet flink zijn. Wat op het ogenblik helemaal weg is, is de norm van flink zijn, van niet zeuren, niet klagen, niet bij het minste of geringste getraumatiseerd zijn, niet meteen eisen stellen, niet meteen op je rechten staan. Het lijkt me goed dat die moraal weer terugkomt.”

Frank Koerselman (Batavia, 1947) is psychiater, psychoanalytus en emeritus hoogleraar aan het UMC Utrecht.
Daarnaast was hij hoofd van de afdeling psychiatrie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam.
In 2016 verscheen zijn boek Wie wij zijn, waarin hij laat zien hoezeer onze keuzes worden bepaald door vaak tegenstrijdige psychologische behoeften.
Het pamflet Ontvadering is afgelopen dinsdag verschenen bij Prometheus.

——————————————————————————————————————–

Voor mij moet een vader vooral recht in zijn schoenen staan en betrouwbaar zijn. Dit gedicht schreef ik ooit voor mijn vader. Hij heeft het destijds gelezen maar niet begrepen.

Later (voor mijn vader)

Later bestaat niet,
Later is de dood,
Een gemiste kans,
Een onvervulde droom.

Later is een zoethouder,
Een slechte herinnering,
Een uitvlucht…
Later is van de lafaard
En de vrek,
Later is voor wie
Niet kan geven
En toegeven.

Later is niet van ons,
Maar harteloze onzin.
Later is groot beginnen
En klein eindigen
Voor wie niet bewust
Nu leeft.

Micheline Baetens

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *