Zijn we er genoeg voor de kinderen?

Ouders hebben horloges, kinderen hebben de tijd

De Standaard – Peter De Lobel – 08.08.2019

Vroeg of laat knaagt het bij elke ouder. Het is druk, we moeten zoveel, en soms lijkt er nauwelijks echt vrije tijd. Hoe maken we dan nog genoeg ruimte voor de kinderen? ‘Goed naar hen luisteren helpt.’

Hey Peter, jij hebt toch kinderen, hè? En heb jij niet een hele tijd vier vijfde … Ja toch, hè? Perfect. Zeg, wat ik je wou vragen … Zo onschuldig en op kousenvoeten worden opdrachten bij de krant soms aangebracht. In dit geval voor een artikel over hoeveel tijd je als ouder wilt/moet/kunt doorbrengen met je kinderen.

Van die kinderen heb ik er inderdaad twee rondlopen. En dat van die vier vijfde klopt ook. Vaderschapsverlof, ouderschapsverlof, gemotiveerd tijdskrediet, op, op, alles is op. Al toen onze meisjes nog in de conceptfase zaten, vond ik het bijna een evidentie om tijdelijk minder te gaan werken. Gelukkig doe ik dat op een plek waar leidinggevenden er ook zo over denken.

Mijn eerste blik ouderschapsverlof trok ik meer dan tien jaar geleden open toen ze nog erg klein waren. Terugkijkend vond ik dat de gemakkelijkste leeftijd om met hen thuis te zijn. Alles is nog leuk, er wordt nog niet met deuren geslagen, jij bent een held en met een protzoen op hun buik gieren ze het uit. Fantastisch! En zijn ze ziek of hangerig, in wiens armen liggen ze dan beter dan in de jouwe?

‘Er zijn’

Alle kinderen zijn natuurlijk anders, het volstaat om er twee te hebben om dat vast te stellen. Daarom bel ik Johan Meire van het Onderzoekscentrum Kind & Samenleving. Hij schreef het boek Over vrijbuiters en ankertijd, over hoe kinderen en jongeren zelf kijken naar tijd en naar de tijd die ze met je doorbrengen. Hij sprak daarover met eindeloos veel meer kinderen dan ik er in huis heb en vindt die eerste periode de belangrijkste om ‘er’ gewoon te zijn. ‘Als kinderen echt klein zijn of in de lagere school zitten, is bereikbaarheid heel belangrijk. Er moet iemand anders in huis zijn, die ze erbij kunnen roepen als dat nodig is. “Er zijn” kan op verschillende manieren en net die diversiteit vinden ze prettig. Je hoeft dus niet de hele tijd met je kinderen te spelen. Thuiswerken kan ook. Maar als het keihard werken wordt, waarbij je niet gestoord mag worden, daar houden ze dan weer niet van.’

Mooi meegenomen is dat ze dan nog te klein zijn om een vinger in de pap te hebben bij hoe de dag ingedeeld wordt. Als jij beslist dat je samen een leuke wandeling gaat maken in het bos, dan gebeurt dat gewoon. Idem als jij beslist dat het tijd is voor een puzzel, lego, een boek, boodschappen of een doordeweeks museumbezoek om hen wat cultuur in te lepelen. Moet je vijf jaar later niet meer proberen.

‘Je deelt de tijd nu eenmaal in omdat er een hoop dingen moeten gebeuren. Wat zij willen, wordt dan ondergeschikt’, zegt Bruno ­Vanobbergen, directeur van het Vlaams Agentschap Opgroeien. Ook de momenten waarop je thuis bent en niet op het werk, worden vaak nog altijd gedomineerd door dat werk, zegt hij. Het klinkt verdomd herkenbaar. ‘En op zondag slepen we ze dan mee naar familie, het bos … Ook dát vullen we weer in voor hen!’ Mmmh. Klinkt een pak minder rooskleurig dan die ‘mooi meegenomen’ van zonet. ­Vanobbergen sust. ‘Ik maak die fouten ook, maar goed naar hen luisteren helpt.’

Dan hebben we het nog niet gehad over die vier andere dagen in de week. En voor wie niet voor minder werken wil of kan kiezen zelfs vijf. Minstens! Dagen waarop de tijd je van ’s morgens al door de vingers lijkt te glippen. Vanobbergen schreef er vorig jaar een treffende blog over. Zijn bottomline: kinderen vragen tijd, daar is weinig romantisch aan.

‘Maar toch is het voor kinderen heel moeilijk om gehoord te worden als het gaat over tijd. Hen een stem geven in maatschappelijke debatten, is een evenwicht dat moeilijk te vinden is. Ik heb het als kinderrechtencommissaris tien jaar lang ervaren. “Waarom zouden we naar hen luisteren, zij zijn nog veel te klein”.’

Taxi Lobel

Luister ik te weinig? Het is toch wat Vanobbergen zegt, er moeten nu eenmaal een hoop dingen gebeuren in een dag. Maar ze vragen inderdaad tijd. Altijd. Ook als jij ziek, moe, bweuh of gehaast bent. Oh! Gehaast! Dat ruiken ze. Dan treuzelen ze met hun eten, huilen ze omdat je ze hebt wakker gemaakt, willen ze stokken en steentjes oprapen langs de kant van de weg terwijl jij gewoon wil voort-maken, willen ze die broek niet aan maar een rok. Of neen, díe rok. Of andersom. Of allebei. Enzovoort, en zo eindeloos voort. Lang geleden, maar het lijkt alsof het gisteren was.

Blij dat ik het destijds opgeschreven heb, want het was duidelijk niet allemaal qualitytime die ik met hen doorbracht. Helpt dat trouwens? Meire lijkt geen grote fan. ‘Qualitytime komt meestal voort uit een schuldgevoel. Dat je op zo’n moment speciale dingen gaat doen, vinden kinderen uiteraard wel leuk, maar voor hen bestaat dat soort vrijgemaakte tijd eigenlijk niet.’

Toen ik een paar jaar later voor gemotiveerd tijdskrediet ging, waren onze meisjes al wat ouder, midden en eind lagere school. Zelfstandiger ook. Veel van wat ik net aanhaalde, ging toen al een pak vlotter. Maar ze kregen wel drukkere agenda’s. Zwemmen, dansen, atletiek, muziekschool, huiswerk, boekenjury. Wat heb ik hier nu aan? Dat vraag je je dan weleens af terwijl je met taxi Lobel van a naar b, c, terug naar a, d, b en e rijdt. ‘Kinderen zijn omnivoren op die leeftijd. Ze willen alles proberen en ze vinden bijna alles leuk’, zegt Meire. ‘Ook wanneer ze zes, zeven keer een activiteit na school hebben, ervaren zij dat niet als drukdrukdruk. Wij wel, maar dat is omdat wij met hen van de ene plek naar de andere hollen.’

Maar wat is dan de beste periode om veel tijd met je kinderen door te brengen? Als ze nog klein zijn? Tussenin? Of later, als tiener en puber? Hebben ze dan niet liever het rijk voor zich alleen, zonder ouders in huis? ‘Als ouder sta je dan plots wat aan de kant, dat klopt’, zegt Meire. ‘Het is geen eenvoudige periode. Ze mogen nog niet alles wat ze zouden willen. Maar toch verwachten ze tegelijk nog de veiligheid die je hen biedt. Hun beoordelingsvermogen staat zacht gezegd nog niet helemaal op punt. Het is dus aan de ouders om grenzen te stellen. Ze zullen daarover zagen en klagen maar het in zekere zin ook appreciëren.’
Mooi. Ik onthoud: luisteren en niet panikeren. Ik bel naar huis. Vanobbergens advies volgen en eens horen hoe zij het zelf allemaal ervaren. ‘Huh? Boeie, papa. Ben jij bijna thuis?’

Peter De Lobel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *