Woorden in een veranderende wereld

Als straks het meest politiek beladen museum van België heropent, zal over elk woord nagedacht zijn. Bambi Ceuppens, wetenschappelijk commissaris van het AfricaMuseum, zou het pas gek vinden als dat niet zo was. ‘Maar ik ben de taalpolitie niet. Als u kwetsende woorden wilt gebruiken, zal ik u dat niet verbieden.’ ‘Wie mensen kaaskop of neger blijft noemen, heeft een probleem’
De Standaard – Wouter Woussen – 08.09.2018

‘Als je voor het AfricaMuseum werkt, moet je een olifantenvel hebben’, zegt Bambi Ceuppens. De wetenschappelijk commissaris humane en sociale wetenschappen van het AfricaMuseum in Tervuren is niet helemaal verbaasd dat er de voorbije week commotie ontstond over enkele taalrichtlijnen die ze had opgesteld voor haar collega-wetenschappers en museologen. Wat haar wel verwondert, is dat mensen zich opwinden over een tekst die ze nooit gezien hebben. ‘De hele discussie gaat nu over een paar geïsoleerde voorbeelden van woorden die wij niet gebruiken: hut, jungle, tamtam. De foute indruk ontstaat dat we een lijstje hebben gemaakt met verboden woorden en politiek correcte alternatieven.’

Ze toont de tekst, een document van 25 pagina’s. Een groot deel is erg technisch en gaat onder meer over het verschil tussen Congo en Kongo, of tussen kolonisering en kolonialisme. De vraag of de dood van miljoenen Congolezen onder het bewind van de Belgische koning Leopold II een genocide genoemd kan worden, beslaat meerdere pagina’s. ‘U ziet: dit is een genuanceerd verhaal, niet zwart-wit, geen lijstje do’s-en-don’ts.’

‘Bij het AfricaMuseum werken antropologen, historici, archeologen, kunsthistorici, musicologen, taalkundigen, biologen, cartografen, geologen. Als het museum op 8 december volledig vernieuwd heropent, willen wij dat de zaalteksten zowel accuraat als leesbaar zijn. Ik zeg niet welke woorden een archeoloog of een taalkundige moet gebruiken. Ik ben juist bij mijn collega’s gaan vragen welke woorden we kunnen gebruiken als het om hun vakgebied gaat. Ik wijs hen er ook op dat sommige woorden gecontesteerd of historisch beladen zijn. Als een bioloog het woord “hybride” gebruikt, zal ik uitleggen dat dat woord een beladen geschiedenis heeft. Als hij tot de conclusie komt dat het in een bepaalde context toch bruikbaar is, is dat prima. Woorden die ronduit kwetsend zijn, gebruiken we niet.’

Wat is er mis de woorden hut, jungle en tamtam?

‘Als je een algemene term zoekt voor zeer uiteenlopende Afrikaanse woningtypes, zeg je niet “hut” maar “huis”, dat universeel is en zonder connotatie. Als je specifiek wilt zijn, benoem je de bouwstijl. Het woord “jungle” gebruiken biologen niet, omdat er meer accurate woorden bestaan om landschapstypes te beschrijven. Musicologen noemen een spleettrommel dan weer geen tamtam, simpelweg omdat beide woorden iets anders betekenen.’

Waarom is die tekst niet publiek?

‘Onze directie heeft dat beslist en als ambtenaar schik ik mij daarnaar. Het Nederlandse Museum voor Wereldculturen heeft eerder dit jaar wel een woordenlijst gepubliceerd. Persoonlijk zou ik het interessant vinden om daarover met de andere Belgische musea samen te zitten. Ook elders circuleren woorden die op zijn minst een achterhaalde wetenschappelijke oorsprong hebben. Maar ik ben de taalpolitie niet. Het is niet omdat het AfricaMuseum op zijn woorden let, dat wij u voortaan zullen verbieden om bepaalde woorden te gebruiken.’

Misschien weten sommige mensen niet meer welke woorden ze nog kunnen gebruiken.
‘Ik begrijp dat het soms moeilijk te volgen is, maar er is ook onwil. Sommige mensen willen kunnen zeggen wat ze willen. Als iemand daardoor beledigd is, vinden ze dat niet hun probleem. Ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat je een probleem hebt als je een ander graag “smous”, “kaaskop” of “neger” wilt blijven noemen. Tegelijk kan ik mij niet voorstellen dat er bij de opening van het museum mensen angstvallig naar woorden zullen zoeken en teleurgesteld weglopen als blijkt dat we ze niet gebruiken. Ik hoop dat ze de inhoud van onze teksten belangrijker zullen vinden dan de woordkeuze.’

U had uw richtlijnen niet geschreven als u de woordkeuze onbelangrijk vond.

‘Uiteraard. Woorden worden gebruikt om verhalen te vertellen die wel degelijk een impact hebben op de wereld, bijvoorbeeld omdat ze mensen kwetsen, of omdat ze discriminatie legitimeren.’

Begrijpt u dat mensen die voor hun eigen huidskleur altijd het woord ‘blank’ hebben gebruikt, steigeren wanneer ze plots ‘wit’ worden genoemd?

‘Doorheen de koloniale geschiedenis hebben witte mensen zich het recht toegekend om anderen te benoemen met woorden als “eskimo”, “hottentot” en “bosjesman”. Dat zien we nu als een onrecht. Sommige mensen willen dat historische onrecht ook omkeren. Je kunt erover discussiëren of dat de beste reactie is. Idealiter beschrijf je mensen met de term die ze zelf verkiezen. Een uitzondering zou ik maken wanneer mensen zichzelf een naam willen geven die superioriteit uitdrukt.’

Drukt het woord ‘blank’ superioriteit uit?

‘In het Duits, Frans of Engels is er geen onderscheid tussen “blank” of “wit”. “Blank” is een verouderd woord dat rein en schoon betekent. Het wordt nu vrijwel alleen gebruikt voor huidskleur, met een positieve connotatie. Het heeft dus minstens een zweem van superioriteit. Woorden als “zwart” of “wit” zijn dan neutraler. Voor alle duidelijkheid: “wit” wordt slechts drie keer gebruikt in alle zaalteksten op een oppervlakte van 11.000 cm². We zullen zien wat de consensus wordt. Als er meer mensen aan de discussie deelnemen, kan dat ongemak creëren bij wie vroeger alleen aan het woord was. Wie het problematisch vindt dat iemand tegen zijn zin “wit” wordt genoemd, heeft hopelijk evenveel begrip voor mensen die Zwarte Piet een kwetsende karikatuur vinden, of vrouwen die niet meer nagefloten willen worden op straat.’

Is er geen risico dat we telkens nieuwe eufemismen bedenken, maar de negatieve connotatie mee verschuift?

‘Zwarte mensen in de Verenigde Staten noemden zich “negroes” tot dat woord werd vervangen door “black Americans”. Tegenwoordig verkiezen ze “African Americans” en binnen twintig jaar zullen ze misschien weer een nieuwe term verkiezen. Zolang er structurele vooroordelen bestaan, zal die naam een negatieve weerklank krijgen, maar in afwachting van een structurele oplossing hebben we woorden nodig om te communiceren. Dat we daarbij rekening houden met hun gevoeligheden, is een kwestie van elementaire beleefdheid.’

Is zo’n devaluatie van eufemismen niet verwarrend?

‘Taal evolueert. “Wijf” was vroeger een neutraal Nederlands woord. Dat is het nu niet meer. Niemand staat op de bres als “immer” vervangen wordt door “altijd”. Als woorden in een politieke context gecontesteerd worden, leidt dat wel tot discussie.’

Is uw tekst over het taalgebruik van het museum dan een politieke tekst?

‘Dat is onvermijdelijk. Wetenschap onttrekt zich niet aan politieke motieven. Niet in dit museum, niet aan universiteiten. We kunnen wel neutraliteit nastreven. Bovendien zijn er weinig musea met een voorgeschiedenis die zo politiek beladen zijn als dit. Het is ooit opgericht als een propaganda-instrument, maar we willen dat niet opnieuw worden. Dit gaat niet om politieke correctheid of om orwelliaanse newspeak. We lopen niet mee met de waan van de dag. Wetenschappers werkten hier vroeger in een koloniale context, nu in een postkoloniale. Bewust of onbewust beïnvloedt dat wetenschappelijke praktijken. We leven in een wereld in verandering, wetenschap verandert en ons taalgebruik zal dat weerspiegelen.’

Bent u progressief?

‘Ik heb er geen probleem mee om mezelf progressief te noemen, maar de permanente tentoonstelling van dit museum is niet mijn tentoonstelling. Ze is een institutioneel project, waar tientallen experts aan meewerken en waarover de directie het laatste woord heeft. Denkt u dat die mensen allemaal dezelfde politieke opvattingen hebben? Deelnemen aan de permanente tentoonstelling betekent dat je overlegt en compromissen sluit. Als dit mijn eigen tentoonstelling was, zou ze er heel anders uitzien, al is het maar omdat ik niet van opgezette dieren houd.’

Toen op Pukkelpop gezongen werd over afgehakte handen in Congo, wees dat volgens sommigen op een gebrek aan kennis over het kolonialisme. Deelt u die mening?

‘Integendeel. Het wees op de verheerlijking ervan. Waar wel een gebrek aan kennis speelde, was bij in het opiniestuk in Veto van de student Maxime Goris, die vond dat de kolonisering van Congo vooral een positief verhaal was. Hij bestendigde de foute opvatting dat er voor de kolonisering in Congo niets was. De nieuwe permanente tentoonstelling zal tonen dat dat niet klopt en dat Congo toen al een rijke politieke, religieuze, culturele en economische geschiedenis had.’

Is het een goed idee om de zangers van dat lied naar het AfricaMuseum te sturen?

‘Dat is een rol die het museum in de toekomst waarschijnlijk wel vaker zal vervullen.’

Een oud-koloniaal vertelde onlangs in het weekblad Knack dat het museum in handen is gevallen van gefrustreerde Congolezen en radicale activisten. Wat denkt u als u dat leest?

‘We hebben tot nu toe erg weinig gecommuniceerd over de permanente tentoonstelling. Dan loop je het risico dat er samenzweringstheorieën ontstaan. Oud-kolonialen zijn op de koop toe gefrustreerd omdat ze, in tegenstelling tot mensen uit de Afrikaanse diaspora, niet betrokken zijn bij de renovatie van het museum. Ze voelen zich geïsoleerd omdat ze niet langer het maatschappelijke debat domineren. Ik krijg e-mails waar dat duidelijk uit blijkt. Ze zagen het museum als een bondgenoot, wat het ook lang is geweest. Leopold II was voor hen een visionair en dat beeld willen ze niet meer bijstellen. Ik hoop dat ze komen kijken naar de tentoonstelling en dan pas hun oordeel vellen.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *