Wanen

Psychiater Jim van Os: iedereen heeft last van psychotische wanen

BRAINWASH – Jim van Os – 02.08.2019
deel tweet link

In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Hierboven terug te luisteren. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Deze lessen kunnen we leren van psychiater Jim van Os.

1. We hebben allemaal last van psychotische wanen

In een psychose verlies je de grip op de werkelijkheid. We hebben allemaal in meer of mindere mate last van psychotische wanen. Als je een enge griezelfilm hebt gezien en je gaat daarna in een bos lopen, ben je zeer vreesachtig. Je ziet achter elke boom een verschijning, omdat je bang bent. De emoties die je in de greep hebben, hebben een belangrijke rol op wat je ziet. Je kunt bijvoorbeeld een collega op de gang tegenkomen, die je straal voorbijloopt, en jij denkt dan dat die persoon een appeltje met je te schillen heeft. Als dat een paar keer voorkomt, kun je daar zo mee bezig zijn dat je je gedrag gaat veranderen en je hem tot de orde roept, waarna blijkt dat hij zijn bril niet bij zich had.

De manier waarop wij signalen uit de wereld opnemen kan bepaald worden door emoties. In een psychose bekijk je de wereld sterker door de bril van je emoties. Dat kan een eigen leven gaan leiden, vooral als je al veel hebt meegemaakt. Het basale gevoel van onveiligheid dat je hebt, kan gaan bepalen hoe je de wereld bekijkt. Je kunt sneller tot de conclusie komen dat mensen het kwaad met je voorhebben. Dat kan ertoe leiden dat je te angstig wordt om het huis te verlaten, of dat je het idee krijgt dat je bedreigd wordt en dat het beter is jezelf te gaan beschermen. Dan heb je hulp nodig, dat is heel eenvoudig.

Schizofrenie is een woord dat gebruikt wordt voor mensen die in de greep zijn van een psychose. Maar als je het gedrag van die mensen bekijkt vanuit het hele spectrum aan menselijke emoties, is het eigenlijk niet zo gek anders dan wat je doet als je een horrorfilm hebt gekeken. De verschillen die er zijn, zijn kwantitatief van aard, niet kwalitatief. We denken te weinig in gradaties als we het hebben over psychose. Een zestienjarige jongen vertelde me laatst dat hij stemmen hoorde, maar bang was om naar de GGZ te gaan, omdat hij dan de diagnose schizofrenie zou krijgen. Het is fijn voor mensen om te weten dat het om menselijke ervaringen gaat. Je kunt dingen horen, je kunt dingen zien, of ongewone gedachten hebben. Als je begint bij het idee dat het onderdeel is van het menselijk repertoire, dan schrikt het niet zo af. Bij een psychose geef je eigenlijk te veel betekenis aan dat wat neutraal is. Je kijkt er met andere ogen naar.

De Franse psychiater Clérambault beschreef het syndroom van psychotische verliefdheid. De-Phazz maakte er het nummer Chez Clérambault over: ‘psychotic rendez-vous, obsession avenue’, zingt de zangeres over de obsessie met de ander die optreedt bij deze waanstoornis. Maar ook ‘gewone’ verliefdheid is een soort psychotische ervaring. Je kunt in je angst om afgewezen te worden tot een wanhopige overtuiging komen dat de ander jou liefheeft, en daar zo van overtuigd raken dat je niet meer van het tegendeel overtuigd kunt worden. Iedereen weet hoe verliefdheid je waarneming van de werkelijkheid verandert: niet alleen hoe je de kleuren waarneemt of geluiden hoort, maar ook de waarneming van de ander. Het is voorstelbaarder dat je daar zo in door kunt schieten dat er een zorgbehoefte onstaat. Zo komt psychose dicht in de buurt van wat we allemaal herkennen.

2. Je genen bepalen niet of je psychisch ziek wordt

Psychiater René Kahn zei: ‘Schizofrenie kan je zien.’ Dat is de droom van elke wetenschapper: die ingewikkelde ziekte, die kan ik hier in het brein zien. Toch is dat niet zo. Als je honderd mensen met de diagnose schizofrenie in een hersenscan legt, zie je gemiddelde, hele kleine verschillen in hersenvolume. Daarvan weten we niet precies of dat door gevoeligheid voor schizofrenie komt, of veroorzaakt wordt door een jeugdtrauma, of anders eten en slapen of uitgesloten worden. Al die zaken hebben effect op het brein. Dus ja, je ziet iets, maar je weet niet of dat aangeboren is, of door de omgeving komt.

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de genetische factoren voor psychisch lijden. De mate en manier waarop je reageert op je omgeving is genetisch bepaald. Maar deze bepaaldheid gaat alleen over de gevoeligheid van het individu voor een bepaalde gemoedstoestand. De een reageert bijvoorbeeld heftiger op stress dan een ander. Bij de een gaat die reactie vaker gepaard met angst, bij een ander met somberheid of paranoia. Maar of dat zich ooit tot ziekte ontwikkelt, en of je daar ooit hulp voor nodig hebt, is nog altijd een kwestie van waarschijnlijkheden, niet van zekerheid. Dat maakt het zo ingewikkeld.

Het is dus niet zo dat je genetisch voorbestemd bent voor de diagnose schizofrenie. We hebben allemaal duizenden risicovarianten, die in bepaalde omstandigheden aanleiding kunnen geven tot een psychose. Die varianten zijn ook nuttig, omdat ze je helpen om betekenis te geven aan de wereld om je heen, en daar gevoelens bij te genereren. Dat hebben we allemaal nodig. Om veilig op te groeien moéten we angstig of met een beetje wantrouwen naar de omgeving kunnen reageren, anders ontkom je niet op tijd aan gevaar. Een psychose is in feite niets anders dan een overdrijving van een manier van reageren op de omgeving, die ons in staat stelt om te overleven via betekenisgeving.

3. Mensen kunnen veranderen (en een meta-perspectief helpt daarbij)

De gevoeligheid die we voor invloeden van buitenaf hebben is bij iedereen anders afgestemd, en we ontwikkelen onze eigen manieren om daarmee om te gaan. Je kunt bijvoorbeeld gevoelig zijn voor de psychotrope effecten van bedwelmende middelen, zoals alcohol. Sommige mensen verlangen er niet naar, die kan je een glas voorschotelen zonder dat ze ernaar omkijken, en anderen zijn zeer gevoelig voor het ontwikkelen van zuchtigheid: na het ene glas hebben ze alweer dorst naar het andere.

Zij zijn gevoelig voor het belonende effect van alcohol. Het gevaar is dat je – in stressvolle situaties waarin je jezelf wilt ‘helpen’ – je je beloningssystemen gaat kortsluiten met chemie. Bij de een is dat alcohol, bij de ander cocaïne of heroïne.

De vraag of je dat kan veranderen is cruciaal. Dat is dan ook dé vraag waar de psychiatrie om draait: hoe veranderen mensen? Hoe ze dat doen is best wel raadselachtig. De psychiatrie probeert mensen te initiëren tot verandering. Het is opvallend hoe vaak dat mogelijk wordt gemaakt door een metaperspectief, waarbij je uitzoomt van je eigen situatie en jezelf van een afstandje gaat bekijken. Dan heb je de eerste stap te pakken voor verandering als je verslaafd bent, of tegen probleemdrinken aan zit. Mensen beschrijven turning points die ze hebben meegemaakt in hun proces van verandering. Dat zie je ook vaak bij mensen die leren leven met ernstig psychisch lijden, die zichzelf snijden en in het psychiatrisch ziekenhuis leven. Zij vertellen vaak: ‘Ik kwam iemand tegen, en die zei dit of dat tegen me.’ En zij zeggen dat wat hen door die ander verteld werd over henzelf, hun leven veranderde. Toen ik in mijn studententijd een moeilijk te lessen dorst naar alcohol had, waarschuwden mensen mij dat ik tegen probleemdrinken aan zat. Dat heeft mij toen wel de ogen geopend. Mensen met een verslaving die in therapie zijn geweest vertellen soortgelijke verhalen. Je kunt dan zeggen dat dit een interpretatie achteraf is en het eigenlijk de behandeling was die het verschil maakte, maar we komen er steeds meer achter dat het aannemen van zo’n meta-perspectief heel belangrijk is bij verandering.

Jim van Os
Hoogleraar Psychiatrie

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *