Vooroordelen over depressie

“Je hebt toch alles om gelukkig te zijn?” Dit zijn de grootste vooroordelen over depressie.
Libelle – Door Charlotte Teugels

Één op de vijf Vlamingen krijgt ooit te maken met een depressie, en toch is er niet altijd evenveel begrip. Deze lezeressen en deskundige reageren er graag op.

Vooroordeel 1: Depressie zit tussen de oren
Psychiater dr. Hannelore Tandt: “Een depressie is een psychiatrische aandoening, waarbij daadwerkelijk dingen gebeuren in je hersenen en lichaam. Er kan bijvoorbeeld een onevenwicht zijn in je neurotransmitters of hormonen, waardoor je te weinig serotonine aanmaakt of te veel stresshormonen. Het kan ook zijn dat je immuunsysteem verstoord is, of dat de informatieverwerking in je hersenen niet goed verloopt. We zien zelfs dat een depressie een soort litteken achterlaat in de hersenen: veranderingen in de zenuwbanen, die ervoor zorgen dat je nadien gevoeliger bent om opnieuw depressief te worden.

Daarnaast is er vaak sprake van een genetische aanleg: als depressie voorkomt in de familie, heb je tot drie keer meer kans om zelf ook depressief te worden. In feite is een depressie dus een heel complexe combinatie van neurobiologische en genetische factoren. Dat afdoen als ‘inbeelding’ is absoluut onjuist.”

Psychiater Hannelore Tandt
“Een depressie is geen inbeelding. We zien zelfs dat het een soort litteken achterlaat in de zenuwbanen, waardoor je nadien gevoeliger bent om weer depressief te worden”

Vooroordeel 2: Iemand met een depressie is gewoon niet zo’n goeie vechter
Lezeres Lien (24): “Mensen met een depressie zwak? Integendeel. Als je een depressie hebt, vecht je net kéihard. Elke dag opnieuw. Ik weet waarover ik spreek, ik vecht al bijna tien jaar. Ik was amper 15 toen het begon. Ik voelde me apatisch, gevoelloos, alsof ik overal buiten stond. Ik begon mezelf te snijden om toch maar iéts te voelen. Ik kreeg medicatie en therapie voorgeschreven, maar ik voelde me steeds slechter. Op een keer sneed ik mezelf zo hard dat ik in het ziekenhuis belandde. Ik werd opgenomen op de psychiatrische afdeling, waar ik nog dieper leek weg te zinken. Op een dag werd het me allemaal te veel, ik kon niet meer. Heel even gaf ik het gevecht op, ik wilde er een einde aan te maken, maar een verpleegster vond me net op tijd. Is dat zwak? Ik vind van niet. Ik was op dat moment gewoon moe gestreden van te lang sterk te willen zijn.

Ik was niet blij dat ze me op tijd hadden gevonden, nee, dat ben ik nog altijd niet. Ik heb sindsdien niets anders gekend dan pijn. Geen enkele arts kan verklaren wat er aan de hand is. Waarom ik zo ongelukkig ben. Ook zelf weet ik het niet. Het is niet dat ik niet wil leven. Dat wil ik wél. Maar niet op deze manier. Niet in deze depressie. Mijn gedachten gaan er regelmatig met mij vandoor. Dan denk ik: wat doe ik hier nog? Ik kijk naar mezelf in de spiegel, en vraag me af: wat is mijn toekomst? Ik volg therapie, en neem nog steeds medicatie, maar het lijkt niet te helpen.

Het enige dat ik doe, is vechten. Vechten, vechten, vechten. Vechten tegen het mes om mezelf te snijden. Vechten tegen mijn eigen gedachten. Vechten om te overleven. Vierentwintig uur per dag woedt die strijd in mijn hoofd: haak ik af, of ga ik door? Zeg me dus alsjeblieft niet dat mensen met een depressie zwak zijn. Geloof me, als ik niet zo sterk was als ik ben, dan was ik hier al lang niet meer…”

Vooroordeel 3: Een avondje met je vrienden zal je deugd doen
Caroline (57): “Voor de meeste mensen is een avondje met vrienden ontspannend. Ik begrijp dus wel waar dit misverstand vandaan komt. Maar voor mensen met een depressie is het verschrikkelijk. Sociale contacten vragen heel veel energie, zeker in een groep, en die energie heb je gewoon niet als je depressief bent. Ik heb het de eerste jaren nog geprobeerd. Ik wilde niet altijd ‘nee’ zeggen als vriendinnen me meevroegen, ik was bang dat ik op den duur niemand zou overhouden. Maar het waren telkens vreselijke avonden. Uiterlijk lachtte ik, praatte ik mee.

‘Ze heeft er deugd van’, dachten de mensen dan. Maar vanbinnen ging ik kapot. Het kostte me zoveel energie om dat masker op te houden, en na zo’n avond was ik meestal zó leeg, dat ik nadien dagenlang m’n bed niet uitkwam. Intussen ga ik nog maar zelden weg in groep. Wat wel deugd kan doen, is afspreken met één vriendin. Dat doe ik af en toe. Ik ken mijn beste vriendin al meer dan dertig jaar, en bij haar kan ik mezelf zijn en tonen wat ik voel. Dat geeft rust. Ergens klopt het dus wel, dat sociale contacten goed doen als je depressief bent. Maar – althans toch in mijn geval – dan enkel als je afspreekt met één vriendin, niet met een hele groep.”

Vooroordeel 4: Je hebt toch alles om gelukkig te zijn?
Nancy: “Ik heb het vaak moeten horen: ‘Je hebt een man, gezonde kinderen, een mooi huis en een goede job. Waarom zou jij depressief zijn?’ Ik snap die redenering niet. Alsof je ervoor kiest om je slecht te voelen?”

Anneleen: “Depressie is een ziekte. Dat je – in de ogen van anderen – alles hebt om gelukkig te zijn, betekent niet dat je de ziekte niet kunt krijgen.”

Sofie: “Sommige mensen durven niet te zeggen hoe slecht ze zich voelen, uit angst om deze reactie te krijgen.”

Sandra: “Ik kreeg dit van mijn eigen moeder te horen. Wat een klap in mijn gezicht.”

Lieve: “Er wordt soms geprofiteerd van de ziekte om niet te hoeven werken. Dat maakt mensen achterdochtig. Heel jammer voor wie er écht in zit, en daardoor minder begrip krijgt.”

Annick: “Nog zo’n dooddoener: ’Je moet de knop omdraaien’. Elke keer zou ik het wel willen uitschreeuwen: ik héb geen knop!”

Sanne: “Soms zou je hopen dat mensen met deze vooroordelen het zelf eens meemaken. Maar eigenlijk wens ik het niemand toe.”

Carine: “’Je bent nog zo jong, je hebt nog een heel leven voor jou, denk aan de goede dingen…’ Goed bedoeld, maar er is maar één iemand die weet hoe jij je voelt, en dat ben je zelf.”

Vooroordeel 5: Iedereen heeft weleens een dip
Psychiater dr. H. Tandt: “We hebben inderdaad allemaal wel eens een mindere dag, maar zo’n dipje is niet te verwarren met een depressie. Van een depressie spreken we pas als aan drie voorwaarden is voldaan:

Je hebt minstens vijf van de negen symptomen van een depressieve stoornis: de hele dag door een depressieve stemming hebben, geen of minder plezier in iets hebben, gewichtstoename of –verlies, slaapklachten, een gejaagd gevoel, vermoeidheid, schuldgevoelens, concentratieverlies en terugkerende gedachten aan zelfmoord.
Het sombere gevoel, het interesseverlies of de verminderde plezierbeleving duurt langer dan veertien dagen.

De sombere stemming heeft een duidelijke impact op het functioneren, bijvoorbeeld thuis of op het werk.”

Vooroordeel 6: Mij overkomt het niet
Myrthe (33): “Drie jaar geleden had ik een postnatale depressie, en het heeft maanden geduurd voor ik dat zelf inzag. Ik voelde wel dat ik slecht in m’n vel zat, maar daar had ik zoveel redenen voor. De zwangerschap was sneller gekomen dan verwacht, mijn relatie liep niet goed, ik had een heel zware bevalling gehad, het prille moederschap viel me zwaar… Bovendien was ik meteen weer voltijds aan de slag gegaan, en had ik weinig hulp van mijn (intussen ex-) partner, waardoor ik de zorg voor ons zoontje haast helemaal alleen droeg. Dat ik wat moe en prikkelbaar was, leek me dus niet meer dan normaal. Zelfs toen vriendinnen voorzichtig polsten of er toch niet meer aan de hand was, had ik niks door.

Een depressie, dat was iets voor anderen, voor mensen met een melancholisch karakter. Toch zeker niet voor mij? Ik, die normaal gezien altijd zo vrolijk en actief van aard ben? Het besef kwam pas toen ik enkele weken later besloot om toch eens met iemand te gaan praten, en op advies van een vriendin een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg binnen stapte. Ik las er een folder over depressie, en toen ik het lijstje met symptomen afging, kon ik niet anders zeggen dan: check, check en check. Ik had ze allemaal. Eindelijk zag ik in wat er met me aan de hand was. Sindsdien praat ik heel open over wat ik toen voelde. Postnatale depressie is nog steeds een beetje taboe, en dat is jammer, want ik heb zelf gemerkt dat het iederéén kan overkomen.

Het heeft helemaal niks te maken met je karakter, wél met wat je meemaakt en hoe je lichaam en brein daarop reageren. Dat wil ik graag meegeven aan andere jonge mama’s, die het, net als ik toen, moeilijk hebben. Want het is pas als je beseft wat er écht aan de hand is, dat je ook gepaste hulp kunt zoeken.”

Vooroordeel 7: Depressie is iets voor vrouwen
In Vlaanderen krijgt ongeveer 20 procent van de vrouwen en 10 procent van de mannen ooit in hun leven te maken met een vorm van depressie. Het komt dus inderdaad vaker voor bij vrouwen, maar dat het mannen niet kan overkomen, is onjuist.
“‘Ah, genezen?’ zeiden de mensen als ze me op straat zagen. Niemand begreep dat buitenkomen bij de therapie hoorde. Dat ik eigenlijk veel liever in bed lag met de gordijnen dicht”

Vooroordeel 8: Als je op een terras kunt zitten, kun je ook gaan werken
Christel (55): “Toen de diagnose depressie viel, en de arts me voor het eerst ziekteverlof voorschreef, zei hij heel nadrukkelijk: ‘Sluit je vooral niet op’. Hij raadde me aan om elke dag naar buiten te gaan, al was het maar voor een korte wandeling. Zo zou ik mensen tegenkomen, een praatje maken, mijn gedachten verzetten…

‘Als je tussen die vier muren blijft, ga je alleen maar meer piekeren’, zei hij. Natuurlijk wilde ik zijn raad opvolgen, maar makkelijk was het niet. Als je depressief bent, heb je heel sterk de neiging om je te verstoppen, wil je het liefst de hele dag met de gordijnen dicht in bed liggen. Toch probeerde ik het. Zo vaak ik kon, ging ik naar buiten. Het trof me hoe snel ik reactie kreeg. Hoe snel mensen hun conclusies trokken.

‘Ah, weer op de been!’ zeiden ze dan. Alsof het feit dat je buitenkomt, meteen ook betekent dat je ‘genezen’ bent. Dat is natuurlijk niet zo. Het betekent enkel dat je aan je genezing werkt, dat je al je moed bij elkaar hebt geschraapt om door die deur te gaan, gewoon omdat je zo graag beter wilt worden. Nog erger werd het toen collega’s me een keer op een terras een kop koffie zagen drinken. Mijn mama had me overtuigd om het te proberen, en voor het eerst in lange tijd voelde ik inderdaad dat iets me deugd deed. Tot ik ’s avonds van mijn man, die in hetzelfde bedrijf werkt, hoorde hoe ze over mij hadden geroddeld.

‘Werken kan ze niet, maar op een terras zitten lukt wél.’ Ik kan je niet zeggen hoe hard dat aankwam. Ik was zo trots geweest op het feit dat het me was gelukt, dat ik daadwerkelijk op dat terras had gezeten. Het had me meer energie gekost dan ik had, en ik voelde al dat ik het de dagen nadien zou bekopen. Maar tegelijk beschouwde ik het als een kleine overwinning, een stapje in de goede richting. En dan kreeg ik zo’n reactie? Dat deed pijn. Ik begreep het ook niet. Op een terras hoef je eigenlijk niets te doen, je zit er gewoon. Dat is toch iets helemaal anders dan aan het werk gaan, achter de computer gaan zitten, en je acht uur lang concentreren? Dat moesten de collega’s toch ook begrijpen?

Ik ben na die dag een tijdlang niet buiten geweest, gewoon uit angst om bekenden tegen het lijf te lopen en weer op dat onbegrip te botsen. Gelukkig is mijn mama altijd blijven proberen om me mee te trekken. Eerst samen tot aan de bakker, dan een korte wandeling… Ik ben haar daar nog steeds dankbaar voor, want alleen was het me misschien niet gelukt. Na enkele weken merkte ik wel dat de opmerkingen minder werden. Dat mensen zelfs begonnen te vragen hoe het met me ging. Blijkbaar moet je langere tijd thuis zitten, voor anderen geloven dat er écht iets mis is, en je niet zomaar wat wilt ‘profiteren’.”

Bron: Libelle –  Evelien Roels

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *