Lentekriebels

De lente doet het fel, maar de natuur die volgt nog wel

De Standaard – Pieter Van Dooren – 27.02.2019

We rijgen de warmterecords aan elkaar en eigenaars van een gazonnetje voelen de gras­machinekriebel al opkomen. De natuur voelt de kriebels ook, maar zotte dingen doet ze niet. Al past dit vroege warme weer wel in een ruimer plaatje: dat van de klimaat­opwarming. En die legt wel een last op de natuur.

Wat die grasmachinekriebel betreft: niet doen, zegt tuinconsulent Louis De Jaeger. Huidig weer biedt geen garantie voor de toekomst. Het kan nog steeds gaan vriezen en zolang er nog kans is op nachtvorst, bewijst u het gras geen dienst door het al in te korten. Ook snoeien doet u voorlopig op eigen risico.

Desondanks: maandag sneuvelde in Ukkel het dagrecord voor 25 februari. Het is in één ruk van 15,4 op 18,8 graden gezet, meteen de warmste februaridag ooit. En gisteren sneuvelde om elf uur al het record voor 26 februari. Het stond sinds 1922 op 15,7 graden. Ook vandaag is er een goede kans op een nieuw record, dat bedraagt nu 17,2 graden.

Het minste wat je kunt zeggen, is dat we een zeldzame cluster van warme dagen beleven. Maar statistisch kan zoiets perfect. Records moeten ergens vallen, net zoals je zes keer na elkaar een zes kan gooien met een dobbelsteen.

Maar ook al is deze ‘superlente’ op zich niet superongewoon, ze past wel in een trend: de jongste vijf jaar sneuvelden al 55 warmtedagrecords – en geen enkel kouderecord. Plus, vult weerman Frank Deboosere aan: de zeven warmste jaren sedert de metingen vielen allemaal in deze eeuw en ook de volgende in het rijtje zijn bijna allemaal uit het recente verleden. De aarde warmt op, zoveel is zeker. En dat wij de hoofdschuldige zijn, is ook al een tijd niet meer te ontkennen.

Intussen: geniet van de warmte zolang ze duurt, want vanaf morgen wordt het weer kouder. De natuur is trouwens ook aan het genieten, zegt Natalie Sterckx van Natuurpunt. Met de eerste zonnestralen werden ook de citroenvlinders wakker (die overwinteren niet als pop, maar als vlinder). Al zijn de eerste aantallen al wat gedaald, want ze hebben zich mispakt aan de nachten die nog steeds koud zijn.

Bloemetjes en bijtjes

De allereerste sneeuwklokjes waren er zeer vroeg bij, maar de koude tweede helft van januari hield de opvolgers twee weken tegen. Intussen zijn er volop sneeuwklokjes en krokussen en komen de eerste wilde narcissen ook al piepen. Maar dat is de gewone gang van zaken rond deze tijd. Het betekent alvast dat de bijen, die volop wakker geworden zijn, iets hebben om te bezoeken.Maar zoemende bijen zijn met dit weer niet abnormaal, zegt Sterckx. De vroege individuen hebben pech als het weer gaat vriezen, maar als soort zijn ze daarop ingesteld.

De planten zijn inderdaad vroeger dan gemiddeld, en zeker de winterbloeiers waren sterk voorop, beaamt Koen Es van de Plantentuin van Meise. ‘Maar gelukkig is het ’snachts nog koud, zodat het niet te gek wordt. Appelbloesem moet je nog niet verwachten. De wilgen zijn er wel al, tot groot genoegen van de bijen.’

Dat de lente vroeger komt, is al een hele tijd bezig. Es: ‘De jongste twintig jaar zien we dat hazelaars en elzen steeds vroeger en steeds uitbundiger stuifmeel geven. Dat is niet leuk voor hooikoortslijders. Berkenstuifmeel heb ik nog niet gezien, maar lang kan ook dat niet meer duren.’

Het gevolg van die langzaam vervroegende lente is dat er een decalage optreedt tussen het moment dat de rupsen uitkomen – netjes in fase met de planten waarvan ze leven – en het moment dat trekvogels hier arriveren, in de verwachting van rupsen te vinden. Rupsen richten zich op temperatuur, vogels op daglengte, en die laatste verandert niet door de klimaatopwarming.

Lijken in de kast

‘Een typevoorbeeld is de bonte vliegenvanger’, zegt Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen. ‘Ik heb toevallig vandaag ons tijdschrift, Mens en Vogel, naar de drukker gedaan, en dat gaat daar over. De inwendige klok van de bonte vliegenvanger is nog niet naar voren bijgesteld, om weer gelijk te arriveren met de vervroegde rupsenpiek, die samenvalt met het ontluiken van de bladeren van de zomereik. Daardoor moet hij doorreizen naar noordelijker gebied, waar die piek later komt. Maar we hebben nu vastgesteld dat jonge bonte vliegenvangers kijken of de koolmeesjes bij ons al broeden – dat doen die alleen als er genoeg rupsen zijn – en dan niet meer verder trekken, maar proberen om de nestkastjes van de koolmezen in te palmen om er zelf in te broeden.

Dat leidt tot een bloedige strijd, met lijken in de kast. Lijken van bonte vliegenvangers.’
Sommige vogels beginnen zich aan te passen. In de lente van 2014 waren de planten er heel vroeg bij, terwijl de trekvogels klokvast arriveerden, uit fase met hun voedsel. Het jaar nadien arriveerden de ooievaars hier veel vroeger. Van koolmezen en pimpelmezen weten we dat ze evolueren naar een meer flexibele broedtijd.

‘Overigens zijn de vogeltjes volop aan het zingen dezer dagen. Niet door het warme weer, maar door het wolkeloze weer, waardoor de vogels meer licht zien en de lengende dagen hen extra opvallen. Heggenmus, winterkoning en roodborst zingen uitbundiger dan normaal, merels en zanglijsters wat vroeger dan anders. En terwijl ik hier aan de telefoon hang, is er een drukke mussen­vergadering bezig in mijn haag. De spechten zijn al aan het roffelen, om al een holletje te hebben vóór de halsbandparkieten, die er elk jaar vroeg bij zijn, dat komen inpikken. Boerenzwaluwen heb ik nog niet gezien, die komen normaal pas in maart aan.’

‘Niet alle vogels leggen hun ei in mei, er zijn al een paar vroege broeders bezig. Met alle risico’s van dien. Als er nog een koudegolf komt, gaan die broedsels verloren.’

Intussen zijn ook de kraanvogels gearriveerd. Ze vliegen op dit ogenblik over het oosten van ons land in wervelende slierten van soms honderden vogels, meldt Gert Vandezande van Natuurpunt. Natalie Sterckx: ‘Maar dat is niet ongewoon voor deze tijd van het jaar. Die dieren gaan af op het lengen van de dagen. Ze weten niet wat voor weer het hier is als ze uit hun wintergebied vertrekken.’ Door velen worden de kraanvogels als het formele begin van de lente gezien. Bij deze dus.

De eerste padden

De eerste padden zijn ook al gesignaleerd. ‘Bij Natuurpunt hebben we weet van zo’n tweeduizend waarnemingen, maar op een totaal van 250.000 padden kun je niet zeggen dat de trek al aan de gang is’, zegt Sterckx. ‘Warmte alleen is niet genoeg voor padden. We verwachten dat de paddentrek eind deze week op gang komt, wanneer het nog redelijk warm is, maar bovendien nat.’

Als je al die waarnemingen samenlegt, is de conclusie dat de natuur het warme weer volgt, maar dat dit nog niet betekent dat ze opvallende stunts uithaalt. Het weer is nu eenmaal elk jaar anders. Vorig jaar waren de padden erg laat, terwijl ze er in 2016 dan weer vroeg bij waren.

Het KNMI, het ‘Nederlandse Ukkel’, zette de januaritemperaturen sinds 1706 eens op een rij. Die schommelden tussen min zeven en plus zeven, met elk jaar al snel twee of drie graden anders dan het vorige.

Maar die zigzagcurve toont als geheel wel een stijgende tendens. Als je er een best passende rechte doorheen trekt, is die van toen tot nu een dikke graad gestegen. Het weer mag dan variabel zijn, de trend eronder, het klimaat, is wel degelijk stijgend.
‘We zien al decennia dat zuiderse soorten hun gebied noordwaarts uitbreiden’, zegt Wouter Van Landuyt van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Inbo). Maar rukken die exoten uit zichzelf op of komen ze mee met de steeds mobieler wordende mensen?

Van Landuyt: ‘Wij, maar ook de Britten, zien steeds meer wilde orchideeën. Die verspreiden hun zaden zelf ver. Of neem de mossen: die worden helemaal niet door mensen meegenomen, maar ik zie wel steeds meer zuiderse soorten opduiken die hier vroeger niet voorkwamen. Naast oude soorten die terugkeren, nu er hier geen zure regen meer valt.’

Kiemende platanen

‘Voor sommige soorten, die traag reizen, zal dat niet goed komen. De zevenster vind je alleen nog in de hoge Ardennen, maar hogerop kan ze niet meer. De groenknolorchis komt alleen nog in Mol voor, en in het Waasland. Een paar jaar geleden telden we er daar nog 4.800, vorig jaar in juni nog 40. En toen moest de droge zomer nog toeslaan. Die plant is zeer droogtegevoelig.’

‘Aan de andere kant: ik zie meer en meer kiemende platanen. Aan de grensmaas en de Gentse kaaimuren bijvoorbeeld. Die kwamen altijd al uit het zuiden met mensen mee, maar nu pas krijgen ze de kans om hier aan te slaan.’ En sinds 1980 zijn in Vlaanderen negen mediterrane libellensoorten opgedoken.

‘Al dat verhuizen van soorten en de nieuwe interacties die dat oplevert, leidt tot een biologische chaos, waar niemand het resultaat van kan voorspellen. Al is de kans groot dat we er bekaaid van afkomen’, meent Van Landuyt.

‘Op wereldschaal zie je nu al een uniformisering van de soorten: de speciaaltjes gaan eraan, alleen de middenmoot blijft over, de generalisten die overal gedijen. Al blijft de vraag of de wereldhandel daar niet meer mee te maken heeft dan het klimaat.’

Lentekriebels

Mijn hartje
heeft geen
krimp gegeven
toen ik hem
gisteren wederzag,
maar ik ben vandaag
wel zo krols
als een kat
met lentekriebels.

Micheline Baetens – 18.03.2018

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *