Jeugdzorg

Een rode neus is niets waard zonder echte psychologische hulp
De Morgen – 02-10-2018 – Matthias Somers

Matthias Somers is filosoof en wetenschappelijk medewerker van de progressieve denktank Minerva. Zijn column verschijnt wekelijks.

Dat jonge jongens en meisjes het afgelopen jaar meer dan vijftig nachten in een Antwerpse politiecel moesten overnachten omdat er nergens anders plek voor hen was, nergens een bed om in te slapen, is alleen nog goed voor een klein berichtje ergens op de binnenpagina’s van de krant: wie ligt er nog wakker van? We laten kwetsbare kinderen in de steek, maar zo gaat het al jaren; op meer dan schouderophalen wordt het nieuws niet meer onthaald. Zo ging het altijd, zo zal het altijd gaan.

Een minister zet een rode neus op om ‘aandacht te vragen voor psychologische problemen bij jongeren’ – ondertussen kunnen steeds minder kinderen terecht bij de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, moeten die kinderen steeds langer wachten op hulp, en blijft Vlaanderen kampen met schrikbarend hoge zelfdodingscijfers. Het is makkelijker een rode neus op te zetten – lekker ludiek – dan effectieve hulp bereikbaar te maken.

Collateral damage

Eind 2017 kregen bijna 5.300 kinderen met een zware zorgnood niet de intensieve zorg en ondersteuning waar zij nood aan hebben. Die vele duizenden kinderen stonden op dat moment gemiddeld al langer dan een jaar geparkeerd op een wachtlijst voor hulp. De wachtlijsten groeien aan, en ondertussen kan voor steeds minder kinderen met de nodige ondersteuning gestart worden: de jeugdhulp is volledig dichtgeslibd. Maar fondsen vrijmaken om die duizenden kinderen wél zorg te bieden, blijkt onmogelijk: zij zijn niet belangrijk genoeg, hun stem klinkt niet luid genoeg.

De tientallen jongeren die noodgedwongen de nacht doorbrengen in een politiecel, de duizenden kinderen met een beperking en een zware zorgnood die op een maanden- en zelfs jarenlange wachtlijst voor hulp worden geparkeerd: collateral damage van het gebrekkige Vlaamse welzijnsbeleid.

Vandaag wordt in het Vlaams Parlement het Jaarverslag Jeugdhulp besproken. Wat de vorige jaren al gezegd werd, kan nog eens uit de archieven opgediept worden: stof de tekst wat af en hij kan zo weer dienen; au fond verandert er toch niks. Te veel kinderen kregen geen hulp, krijgen nog steeds geen hulp, en als we blijven verder doen zoals vandaag zullen ze ook morgen geen hulp krijgen.

We zouden nooit aanvaarden dat een kind met een longontsteking zonder zorg naar huis wordt gestuurd omdat alle ziekenhuizen volzet zijn. Voor kinderen met een fysieke of een verstandelijke beperking is dat de realiteit van elke dag.

Van crisis naar crisis

Zonder een grondige discussie over het financieringsmodel van de jeugdhulp komen we er niet. Zolang het budget dat vrijgemaakt wordt voor jeugdhulp meer uitstaans heeft met wat er toevallig nog achter de zetel gevonden wordt bij begrotingsbesprekingen dan met de reële noden en behoeften, blijft het jeugdhulpbeleid louter het beheren van wachtlijsten, beredderen en behelpen, schaarse middelen heen en weer schuiven van crisis naar crisis, en de goden afsmeken dat er toch in hemelsnaam geen al te grote drama’s gebeuren.

Het is koken met ingrediënten voor tien man terwijl een veelvoud aan hongerigen op eten wacht, en hopen dat met een iets andere tafelschikking iedereen wel voldoende aan zijn trekken zal komen. Het kan zo niet verder.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *