Het klimaatprobleem

Alles begint bij jezelf! Zo ook het klimaatprobleem oplossen.

Het milieu is voor de meeste mensen van geen tel, en het zijn dus wij die de natuur om zeep helpen, niet de politici, zoals tegenwoordig heel hard geroepen wordt.

Vroegere generaties hebben voor welvaart gezorgd, waar de huidige jonge generatie nu volop van kan genieten. Problemen van klimaat en milieu waren toen nog niet aan de orde, wel twee wereldoorlogen en veel miserie.

Daarna kwam de welvaartstaat en die moet nu bijgestuurd worden en dan vooral door ons, de mensen, en wel wereldwijd, opdat we onszelf niet naar de verdoemenis verhelpen met al onze luxe en overdaad.

Ik ben het dan ook helemaal eens met Jan Rotmans die stelt dat het klimaatprobleem oplossen, in de eerste en belangrijkste plaats, het probleem in onszelf oplossen is.

Het klimaatprobleem oplossen, is het probleem in onszelf oplossen

Jan Rotmans

In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans, die we de vraag voorleggen welk probleem er over vijftien jaar de wereld uit moet zijn.

“Als we het probleem van klimaatverandering willen oplossen, moeten we het probleem in onszelf oplossen. 34 jaar geleden begon ik onderzoek te doen naar klimaatverandering. Ik ben wiskundige. Toen ik als kleine jongen hardop droomde, wilde ik twee dingen. Ik wilde professor worden. Het liefst in de wiskunde. Iets met rekenen. En ik wilde de wereld een beetje mooier kleuren.

Ik ging wiskunde doen. Prachtig vak. Aan de TU Delft. Maar het was heel theoretisch. Het heette ’toegepaste wiskunde’, maar ik zag jarenlang alleen maar gamma’s, xi’s en psi’s. Totdat ik ging afstuderen. En ik kon twee dingen doen. Ik kon vliegtuigbewegingen simuleren, of simuleren hoe de ijskappen aan het smelten waren. In 1985. Ik wist er helemaal niets van, maar het leek me wel boeiend.

Ik ging werken bij een keurig instituut, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, waar ik eigenlijk helemaal niet paste. Want ik ben nogal ondeugend, om niet te zeggen recalcitrant. Ik begon daar met een leeg vel. Ik vroeg: ‘Wat is er allemaal aan onderzoek op dit gebied?’ En ik kreeg één boek. Dat was een gezaghebbend boek. Er waren een paar mensen in Nederland onderzoek naar aan het doen, die heb ik toen bezocht. Ik zei: ‘Ik wil eigenlijk één computersimulatiemodel maken waar alles in zit: de oorzaken en de effecten, maar ook het hele biologisch-fysisch mechanisme.’

Al die onderzoekers zeiden dat ik daar niet aan moest beginnen, omdat het te onzeker was. En als mensen mij iets afraden om te doen, dan ga ik er meestal mee door. Dat is een goede tip: als je een vernieuwend idee hebt en mensen zeggen: ‘Niet doen’, dan zou ik ervoor gaan. Maar als mensen zeggen: ‘Ja, ga ermee door’, dan zou ik gaan twijfelen. Dus ik ging ermee door. En na een jaar had ik iets gemaakt, waren er een paar mensen enthousiast. Een groot aantal mensen schudde het hoofd. ‘Mag dat wel, als je al die onzekerheden opstapelt?’

Dit was een tijd waarin we het probleem anders benoemden. Het heette het CO2-probleem. Later werd het het broeikasprobleem en toen pas het klimaatprobleem. Ik ben erop afgestudeerd. En ik werd gevraagd om erop te promoveren. In de tussentijd mocht ik er presentaties over geven, onder andere in de Tweede Kamer. En ik stond daar, en ik zie nog de verbaasde blikken van de Tweede Kamerleden. CO2-probleem?

Ed Nijpels was milieuminister en die had het per ongeluk over het CO-probleem. Ik zei: ‘Minister, het is CO2.’ Hij zei: ‘Ja, dat ene atoom… Wat maakt het uit?’

Die tijd. Ik promoveerde in 1990 en ik kreeg geen cum laude. Ik was wel een beetje verontwaardigd. Maar ik was ook wel onzeker, want het was ook allemaal onzeker. Wat ik gemaakt had, bleek het eerste integrale klimaatmodel ter wereld te zijn. Er zaten guldens in en moleculen. Eén van mijn commissieleden zei: ‘U heeft fascinerend onderzoek gedaan naar een probleem wat misschien over 25 jaar wel niet blijkt te bestaan.’ Toen heb ik daar een fles whisky op gezet. En die heb ik een aantal jaren geleden geïnd. Ik heb inmiddels zeventig flessen whisky staan in mijn kelder. Allemaal gewonnen met weddenschappen. Ik verlies ze ook weleens, maar niet zo heel veel.

Ik ben met dat model doorgegaan. En ik ben er ook wel trots op dat dat na al die jaren nog wordt doorontwikkeld. Er hebben honderden mensen aan gewerkt. Ook weer anderen zijn erop gepromoveerd. Het is actief gebruikt bij de klimaatonderhandelingen de afgelopen decennia. Dus: een mooi inzicht: dat je toch je eigen weg volgt als iedereen het je afraadt. Er zijn nu hartstochtelijke aanhangers die mij destijds afraadden om ermee door te gaan. Ik zal ze niet met naam en toenaam noemen. Maar het is een mooi levenspad.

En toen dacht ik: tien jaar onderzoek, wij weten nu genoeg. Dus laat ik eens kijken naar het hoe. Hoe gaan we dit probleem nou oplossen? Ik dook diep in de systemen: het economische, maatschappelijke en ecologische systeem. We hebben systeemtransities nodig. Dat is evident. Toen heb ik een heel transitie-onderzoeksprogramma opgezet, Samen met andere hoogleraren als Johan Schot en John Grin. We hebben, dat is wel ironisch, 10 miljoen euro gekregen uit de aardgasbaten om dat te doen. En we moesten zelf ook dat bedrag binnenbrengen. Dat hebben we gedaan.

Eén week voordat ik zou beginnen met het onderzoek maakte ik een fietstocht in de Franse Pyreneeën, want ik wil ook in mijn vrije tijd die toppen bereiken. Ik was een verwoed amateurracefietser. Ik had eerder al beklimmingen gedaan als de Mont Ventoux, maar ik wilde dolgraag naar de Pyreneeën. De eerste dag beklommen we de Marie Blanque en de Aubisque. De dag erna zouden we mijn droom gaan doen: de Tourmalet. Aan het einde van de eerste dag ging ik onderuit. Ik moest uitwijken voor een auto, kwam op slecht wegdek terecht, sloeg over de kop en viel plat op mijn gezicht. Mijn vrouw fietste voor mij. Die heeft het nooit zien gebeuren. Mijn vriend fietste achter mij, zonder helm. Ik had een helm op. Voor het eerst. Cadeautje van mijn moeder. Een paar weken voor ik vertrok van haar gekregen.

Ik werd wakker in het ziekenhuis van Lourdes. Nou ben ik niet rooms-katholiek opgevoed, maar ik dacht: ‘Hier komt de zegen van boven.’ Helaas, ik was een te gecompliceerd geval, want ik had alles gebroken wat je kunt breken: onder- en bovenkaak. Kaakbot weggeslagen. Groot deel van het gebit. Jukbeenderen. Oogkas. Neus. Alles. Voor de rest van mijn leven ben ik ‘een interessante casus’. Dat vonden die specialisten namelijk. De eerste was echt een vakman. Want ik was onherkenbaar. Aan de hand van foto’s heeft hij mijn gezicht moeten reconstrueren. En dank u wel, het is best goed gelukt. Vanbuiten. Vanbinnen voelt het anders.

Ik was zo kwetsbaar en weerloos. Maar al die specialisten die me hielpen zeiden: ‘Jij komt er sterker uit.’ Nou, zo voelde dat niet, maar ik kon niks zeggen natuurlijk. Drie maanden lang had ik een kaakfixatie. Bij de eerste specialist schreef ik op een briefje: ‘Wilt u wel opschieten, want volgende week begint mijn transitie-onderzoek.’ Toen zei hij: ‘Misschien kunt u wel nooit meer werken. Waarschijnlijk heeft u hersenschade.’ En mijn brein, dat is ongeveer mijn grootste bezit. Gelukkig bleek na uitgebreid onderzoek dat mijn hersens goed functioneerden. Ik kon een paar weken later naar Nederland worden vervoerd. Daar ging mijn revalidatie verder.

Terwijl mijn onderzoeksinstituut werd gestart door Marjan Minnesma en Derk Loorbach, die ik had aangetrokken, lag ik in het ziekenhuis en daarna thuis te revalideren. Ik kon maandenlang niks doen. Aan de ene kant een kwelling, maar aan de andere kant een opluchting. Voor het eerst van mijn leven viel alle druk van me af. Toen ging ik diep in mezelf kijken. Ik stelde mezelf één vraag: ‘Doe je nou werkelijk wat je wilt, of wil je wat je doet?’ Ik dacht: ‘Natuurlijk doe ik wat ik wil. Ik ben succesvol wetenschapper. Ik ben een pionier op het gebied van klimaatverandering, duurzaamheid en transities.’

Toch ging het knagen. Ik dacht: ‘Eigenlijk doe ik niet wat ik wil. Mijn kennis bereikt een paar duizend wetenschappers. De samenleving profiteert daar niet van.’ Toen dacht ik, ik moet activist worden. Ik moet zorgen dat de samenleving iets kan doen met die kennis. Dus ik werd scientivist. Scientist en activist. In Nederland zeggen ze soms: wetenschopper. En dan ben je in Nederland aan de beurt. Want ja, een wetenschapper moet objectief zijn. Hij mag geen partij trekken. Maar objectieve wetenschap bestaat niet. Er is intrinsieke subjectiviteit.

Toen ik dit pad koos, transformeerde ik als mens. Ik werd kwetsbaarder. Je verliest wat aan wetenschappelijke autoriteit, maar je wint wat aan maatschappelijke autoriteit. Er gebeurde heel wat vanbinnen en vanbuiten. Toen besloot ik om Urgenda op te richten, samen met Marjan Minnesma. Urgenda betekent urgente agenda. Agenda: de dingen die gedaan moeten worden. Urgenda betekent: nu, urgent. Want we hadden een schatkamer aan transitiekennis, die niemand gebruikte. Ik heb toen een stuk geschreven met veertig doelstellingen voor de komende veertig jaar. Een stuk dat integraal werd geplaatst in NRC. We kregen duizenden reacties. Eindelijk een inspirerend stuk over de duurzame toekomst.

Het leuke was dat we het in de kroeg hebben bedacht, dus het staat op twee bierviltjes. En tot op de dag van vandaag draagt Marjan Minnesma die twee bierviltjes in haar tas. Daar stonden de uitgangspunten op. Iedereen om ons heen raadde het ons af. Niet weer zo’n milieuclubje! Daar zijn er al zoveel van. En opnieuw, als mensen je afraden om iets te doen moet je het juist doen. We gingen ermee door. En we werden bekend, zelfs wereldberoemd. Marjan heeft dat uitstekend gedaan. Na verloop van tijd liet ik het los. Ik ben iemand die dingen opzet en ze overdraagt aan anderen. Ik kan dingen niet beheren of managen, daar ben ik niet goed in. Maar ik kan wel dingen opzetten en verzinnen. En toen gingen we, je raadt het al, een rechtszaak aanspannen tegen de staat. En wat zei iedereen? Dat moet je niet doen.

We deden dat wel, en we wonnen. En toen dacht ik: ‘Als we dit probleem van klimaatverandering nou willen oplossen, wat moet er dan gebeuren?’ Eigenlijk moeten we dan een probleem in onszelf oplossen. Ik heb dertig jaar geworsteld met systemen, maar eigenlijk zijn wij het systeem dat een oplossing in de weg zit. Ik droom van een economie en een samenleving die wel schoon en duurzaam zijn. Ik zie windmolenparken op zee, zonnepanelen op daken en velden. Ik zie dat we schoon rijden. Ik zie ook dat we zuiver en schoon eten. Ik zie dat we zelf zuiver worden.

Want dat is mijn grootste inzicht. We wijzen naar technologie, naar de economie, maar de markt, naar de overheid. Maar we duwen het allemaal buiten onszelf. We moeten het probleem in onszelf oplossen. Als wíj werkelijk willen, wíj onze leefstijl aanpassen, dan kunnen we dit probleem oplossen. Maar we leggen het te vaak buiten onszelf neer. Dus dat is mijn hele pleidooi: vandaag beginnen met een duurzame leefstijl, een paar keer per week minder vlees eten, minder gaan vliegen en uiteindelijk helemaal niet meer, en elektrisch vervoer nemen. Een elektrische fiets spaart heel veel autokilometers uit. Je kunt heel veel doen, nu al.

Als we het werkelijk nu doen, kunnen we dit probleem over 15 jaar oplossen. En al 34 jaar hoor ik: ‘Het kan niet, het mag niet.’ En heel soms komt er iemand langs die daar niet in gelooft en daar maling aan heeft. En dat was ik.”

Bron: Brainwash

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *