Durf te twijfelen

Durf te twijfelen, en je wereld wordt zoveel groter
Brainwash – Maartje Wortel

Als ik een verhaal begin, dwaal ik meestal nogal af. Gelukkig hoort dat bij dit onderwerp; de schrijver die mijn denken heeft beïnvloed dwaalt in haar werk voortdurend af en laat de lezer ook zoekend achter. Haar naam is Clarice Lispector. De Groene Amsterdammer omschrijft haar als iemand met een intelligent hart. Een aantal jaar geleden kreeg ik haar boek Het uur van de ster voor mijn verjaardag cadeau en sindsdien ben ik onbedaarlijk verliefd op haar. Ik zal je niet te veel vermoeien met mijn verliefdheden, maar ik wil je wel graag vertellen waarom Clarice Lispector zo’n groot schrijver is en waarom ik het specifiek over haar en haar werk wil hebben.

Allereerst even de feiten: Clarice Lispector werd op 10 december 1954 in de Oekraïne geboren. Haar ouders vluchtten met haar naar Brazilië toen ze twee maanden oud was. In Brazilië schreef ze dagelijks stukjes voor de krant (die overigens zijn gebundeld in het boek De ontdekking van de wereld). Ze geniet een heldenstatus in dat land. Fans brachten haar octopussen, borden rijst, zelfgebreide truien, belden aan met huwelijksaanzoeken. Ze viel ooit in bed in slaap met een brandende sigaret in haar handen, waardoor ze haar rechterhand bijna niet meer kon gebruiken. In 1977 stierf Lispector één dag voor haar 57e verjaardag aan de gevolgen van kanker.

Ze zei eens over zichzelf: ‘Ik ben zo mysterieus dat ik mezelf niet begrijp.’ En dat typeert haar en haar werk volledig. Er is weinig over haar bekend. Zelfs haar vertaler en biograaf vinden haar raadselachtig. Dit jaar verscheen De passie volgens G.H., een wonderlijk boek over lijden en passie in de Nederlandse vertaling.

Voorin het boek staat een leesinstructie van Lispector:

‘Dit boek is als ieder ander boek. Maar ik zou blij zijn als het alleen zou worden gelezen door mensen met een volwassen ziel. Degenen die weten dat je alles, wat dan ook, stapsgewijs en moeizaam benadert – waarbij je ook door het tegendeel van wat je wil heen moet.’

In mijn Brainwash Talk sta ik door het tegendeel van wat ik wil heen te gaan. Want als je over een schrijver of filosoof komt vertellen, moet je dat heel precies en helder aanpakken. Je moet bepaalde kennis bezitten. Eventueel wat arrogantie. Ik denk altijd – en dat is wellicht mijn eigen denkfout – dat je een rasintellectueel moet zijn om kennis over te kunnen brengen, dat je zonder twijfel met keiharde feiten op de proppen moet komen. Mijn zwakte zijn keiharde feiten, mijn kracht is twijfel. Ik heb mezelf lang proberen te troosten met een uitspraak van Frank Lloyd Wright: ‘Een expert is iemand die is opgehouden met denken.’ Maar dankzij Lispector – uiteraard zelf een intellectueel – ben ik pas werkelijk vergroeid geraakt met het idee dat er verschillende manieren van weten bestaan, dat lang niet al het weten berust op feitelijke kennis, sterker nog: dat feitelijke kennis uiteindelijk – hoe handig en waardevol het ook kan zijn – de minst interessante of dan toch zeker de minst elegante manier van weten is. Het weten moet vrij zijn van weten. Dat is misschien wat leven is. Lispector schreef in haar kronieken onder de veelzeggende titel: Intellectueel? Nee. ‘Intellectueel zijn is vooral je intelligentie gebruiken, wat ik niet doe. Ik gebruik mijn intuïtie, mijn instinct.’

Als je op je intuïtie durft af te gaan, durf je ook toe te geven dat er maar weinig in de wereld echt te begrijpen valt. En op die manier rek je de grenzen van je begrip op.

Of zoals Lispector schrijft:

‘Ik begrijp niet. In die woorden zit zoveel vervat, dat het elk begrip te boven gaat. Begrijpen is altijd beperkt, maar niet begrijpen kan simpelweg geen grenzen kennen. Ik voel me completer wanneer ik niet begrijp. Niet begrijpen zoals ik hier bedoel is een gave. Niet begrijpen, maar niet als eenvoudige van geest. Intelligent zijn en niet begrijpen. Alleen word ik soms onrustig omdat ik toch ook wel wat wil begrijpen. Niet te veel, maar in elk geval dat ik niet begrijp.’

Zoals je inmiddels waarschijnlijk al doorhebt, is het dankzij Clarice Lispector en ook voor haar dat ik mijn niet-weten ben gaan begrijpen. Ik zal zo precies mogelijk proberen uit te leggen hoe zij mijn grenzen heeft opgerekt.

Ik ben opgegroeid in een boerendorp in een nogal wild gezin. Ik ben er nog steeds niet precies achter wat voor werk mijn vader en moeder deden, want werk en status vonden ze niet zo belangrijk. Er werd bij ons thuis veel geschreeuwd, veel gedronken, veel gelachen, veel weggelopen en veel met van alles – het liefst gehaktballen – gegooid. Er kwam een gezin bij ons in de straat wonen met drie keurige kinderen. De vader van de kinderen is huisarts. De moeder is hoogleraar. Ze zijn bevriend met andere artsen en advocaten. De drie kinderen zijn hyperintelligent. Ze speelden allemaal een muziekinstrument. Ze hadden een Foster Parents-broertje. Ze lazen de Bijbel, niet omdat ze in God geloofden, maar omdat dat cultuurhistorisch verantwoord was. Uiteindelijk zijn de kinderen zelf ook huisarts, rechter en advocaat geworden.
De dochter uit dat gezin werd mijn beste vriendin. Op zaterdagavond speelden we bij hen thuis met hun hele gezin Triviant. Ik wist vaak het juiste antwoord niet op de vraag. Dan werd ik door hen allemaal uitgelachen. En ze zeiden: ‘Dat je dat niet weet!’ Of: ‘Dat hoor je echt te weten, hoor Maart!’

Met elke vraag werd ik onzekerder. En met elke vraag groeide mijn schaamte en met elke vraag raakte ik er meer en meer van overtuigd dat ik dom was omdat ik niet over de juiste kennis beschikte. In de wereld van de literatuur en de wetenschap gaat het niet zelden over wat iemand weet. Vaak is wat iemand weet een reproductie van iets wat iemand anders weet. Het maakt daarbij niet zoveel uit of je doorleeft en doorvoelt wat je weet. Ik heb me daar altijd geïntimideerd (en in zeker zin dus onvrij) door gevoeld, tot ik Lispector las. Er is te weinig tijd om haar boeken uit te leggen. Ze vallen ook niet uit te leggen. Je moet ze lezen.

Ik heb bij niemand zo het idee dat ze het leven begrijpt als bij Clarice Lispector. Juist omdat zij iemand is geweest die vragen heeft durven stellen zonder per definitie antwoorden te verwachten. Iedere vraag roept een nieuwe vraag op. Als je haar boeken leest snap je vaak niet precies wat je leest, maar gek genoeg wel dat het waar is.

Lispector daalt af in de menselijke ziel en raakt daarbij af en toe ook aan het goddelijke, het lezen van haar werk is wat mij betreft ook een intuïtieve aangelegenheid. Benjamin Moser die de biografie Waarom deze wereld? over Clarice Lispector schreef, zegt in een Kunststof-interview op NPO Radio 1 dat Lispector zichzelf altijd vragen is blijven stellen die adolescenten zich stellen.

Wie ben ik?
Waarom ben ik hier?
Wat is God?
Wat is het leven?

Op een gegeven moment worden die vragen afgedaan als naïef; er is geen antwoord op, een onbegonnen werk. Mensen gaan simpelweg door met leven. Proberen makkelijkere vragen en antwoorden uit. Scheppen heldere kaders om binnen te kunnen overleven. Maar Lispector bleef zichzelf deze onuitputtelijke vragen continu stellen. Dat moet je durven. En willen. En kunnen. Want je weet nooit waar je uit zult komen. Er zal nooit iets zijn om aan vast te houden. Je hebt geen zekerheden. Alleen dat je niets weet.

Precies dat is er natuurlijk zo fantastisch aan. Want wie in het leven weet waar hij uit zal komen? En waarom spelen we graag alsof we dat wel weten?

Even los van de feitelijke kennis, begint het bouwen van zekerheden al vroeg. Mijn nichtje van vier was onlangs jarig. Ik vroeg haar wat ze voor haar verjaardag wilde hebben. Ze had bij de speelgoedwinkel in het dorp een mand gevuld, en de genodigden van het feest konden langs die winkel om de kado’s te kopen die zij van tevoren had uitgezocht. Zo zou ze op haar verjaardag krijgen waarnaar ze verlangde. Omdat ik mijn nichtje alles gun wat ze wil, was ik al ongeveer onderweg naar die winkel tot een vriendin zei: ‘Dat moet je niet doen. Je moet haar om leren gaan met verrassingen. Anders raakt ze nu al gewend dat alles gaat zoals zij het heeft bedacht. Zo werkt het leven niet. Ze moet om leren gaan met het onverwachte. Bovendien creëert een cadeau dat jij haar zelf wil geven een vertrouwensband. Zij leert omgaan iets te krijgen wat ze niet per se wilde en ook dat jij geeft wat je te geven hebt.’

Ik dacht aan mijn eigen kindertijd en dat ik mijn beste vriendin altijd een cadeau gaf dat ik zelf zou willen hebben. Ik mocht geen plastic van mijn vader en moeder. Al mijn speelgoed was van hout. Ik gaf de vriendin wat ik zelf graag zou willen hebben: G.I. Joe-poppen, robots en vrachtwagens.

Pas later heb ik begrepen dat die vriendin die cadeaus niets aan vond, maar zag dat ik zo gelukkig werd van het feit dat ik haar kon geven waar ik zelf naar verlangde dat ze er niets van durfde te zeggen. En dat ze het later als liefde is gaan zien. Omdat ik haar gaf wat ik zelf wilde hebben is ze me bovendien beter gaan begrijpen; het bracht haar dichter bij mijn belevingswereld.

Dus laatst gaf ik de hoogleraar, de moeder van die vriendin waarbij ik me zo’n idioot voel, een boek van Clarice Lispector. Ze nemen me in dat gezin inmiddels iets serieuzer omdat ik weleens in de krant sta. Ze zei dat ze het zou lezen met haar leesclub die geheel bestaat uit Neerlandici. Belezen mensen. Mensen die dan toch in ieder geval van zichzelf zouden zeggen dat ze het leven wel onder de knie hebben.
Niet veel later ontving ik een mail van haar met een leesrapport. Niemand uit de leesclub had ook maar iets van Clarice Lispector begrepen. Ze hadden haar cijfers gegeven. En die cijfers waren niet best. Aan de toon van de mail te lezen nam die moeder mij het zelfs kwalijk haar met Lispector opgescheept te hebben.

En voor het eerst in mijn leven voelde ik dat ik iets was ontstegen: dat de wereld van de kennis en de feiten en de cijfers een platte begrensde wereld is. En dat ik niets heb om me voor te schamen. Dat mijn niet-weten een veel groter gebied omvat dan ik ooit had gedacht. Of zoals G.H., het hoofdpersonage uit De Passie volgens G.H., met een schok beseft als ze een kakkerlak doodplet tussen de deur: ik ben van dezelfde drabbige stof. En die is even goddelijk of hels als die van een kakkerlak. Als je alle kennis weghaalt is iedereen gelukkig gelijk. En als je dat weet, weet je alles.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *