De begrafenisondernemer

‘Je kunt al die regels niet consequent handhaven. Ik wil een mens zijn, niet een robot’

‘Het is ne covid.’ Of: ‘Het is gene covid.’ Zo klinkt het dagelijks door de telefoon van Gert Verhaert (42). De Antwerpse begrafenisondernemer kent het sterven: hij staat dagelijks kniehoog in het coronaverdriet. Dezer dagen is Verhaert op Eén te zien in drie nieuwe afleveringen van ‘Komen te gaan’, dat mooie document over mensen die om den brode een put graven voor een ander. Zelden vallen ze er zelf in.

HUMO – Jeroen Maris – 25.05.2020

GERT VERHAERT (Rustpunt Begrafenissen) «Het is soms het eerste wat je als begrafenisondernemer te horen krijgt van het ziekenhuis of het woon-zorgcentrum: gaat het om een coronadode of niet? Ik vind dat verschrikkelijk. Kun je mij niet eerst vertellen wie gestorven is? Hoe die man of vrouw geleefd heeft? Wie de geliefden zijn die achterblijven?

»Zoals iedereen zie ik elke dag de coronacijfers. Ik begrijp dat dat turven belangrijk is – natúúrlijk begrijp ik dat – maar ik hoop dat we een generatie doden niet gaan reduceren tot ‘de covids’. Mensen zijn meer dan het virus waaraan ze sterven, toch?

»Bovendien: hoe graag we de dingen ook in overzichtelijke tabellen gieten, in dit geval lukt dat gewoon niet. Stel: iemand sterft nu in een verkeersongeval. Dan wordt het lichaam niet getest op corona, en wordt die dood als een klassiek overlijden genoteerd. Maar dat sluit niet uit dat die persoon misschien wél besmet was, hè. Ik merk ook dat er veel meer thuisoverlijdens zijn dan gewoonlijk. Vermoedelijk zijn er veel mensen die zich niet lekker voelen, maar niet naar het ziekenhuis durven te gaan. En: ouderen die vermoedelijk corona hebben, maar bang zijn voor de isolatie en dus zwijgen. Als huisartsen daaraan meewerken, vind ik dat eerlijk gezegd alleen maar van menselijkheid getuigen. Als de bomma van 87 longproblemen en koorts heeft, ga jij haar dan doorverwijzen naar het ziekenhuis, in de wetenschap dat ze daar allicht in quarantaine moet, en de kans dus groot is dat ze in totale eenzaamheid sterft?

»Enfin, ik denk dat we rustig kunnen stellen dat er behoorlijk wat coronadoden níét in de statistieken zitten.»

HUMO Het zijn veelal snelle overlijdens: een corona-ziekbed duurt doorgaans niet lang.

VERHAERT «Onlangs belde een man me om alvast eens te informeren hoe het praktisch allemaal in z’n werk gaat na een coronaoverlijden. Zijn vader had net positief getest, en de vooruitzichten waren somber – de kans was reëel dat hij een paar weken later zou sterven. Een kwartier later belde de man me al terug: zijn vader was overleden.

»We behandelen een coronadode als een onverwacht overlijden. Het is nog het best te vergelijken met een dodelijk verkeersongeval: het komt snel en onverwacht. In zo’n geval is het belangrijk dat de begrafenisondernemer zijn tijd neemt. Want net na het overlijden zijn de nabestaanden in shock. Verder dan ‘Doe maar, meneer’ komen ze doorgaans niet. Ik geef de familie dan twee dagen de tijd om enigszins te bekomen. Want daarna zijn mensen wél in staat om uit te drukken hoe zij afscheid willen nemen.»

BRICO-BEGRAFENIS

Het sterven ontsnapt niet aan regels en reglementen. Tussen het gedroomde afscheid en de werkelijkheid staan wetten in de weg en praktische bezwaren – om eens een niet-coronadode te citeren.

VERHAERT «Er is een omslachtig protocol dat we moeten volgen. Als we coronadoden gaan ophalen in een ziekenhuis of een woon-zorgcentrum, moeten we een beschermingspak en een chirurgisch mondmasker dragen. En het draaiboek is heel strikt en klinisch. Binnengaan in het mortuarium. Het lichaam meteen in de kist leggen, in een dubbele lijkwade. De kist ontsmetten. En bij het buitengaan: al het beschermingsmateriaal weggooien. In theorie is dat logisch en verstandig, maar de praktijk laat zich moeilijker hanteren. We horen ons FFP2-masker na eenmalig gebruik weg te gooien, maar onze voorraad is klein. (Cynisch) En we weten allemaal dat je die chirurgische mondmaskers overal vlotjes kunt bestellen.

»Hoe logisch ook, iets in me revolteert tegen die maniakale voorzichtigheid. Je wordt verplicht om zo’n lichaam als een bacteriehaard te zien, in plaats van als een mens die net opgehouden is met denken, voelen en herinneren. In het crematorium sta ik vaak tussen een hoop kisten met een grote sticker erop: ‘Biohazard!’ Vanuit praktisch opzicht begrijp ik dat, maar moeten we dat écht doen? ‘Gevaarlijk biologisch afval’: dat is niet hoe ík iemand die net gestorven is wil noemen.»

HUMO De gesprekken met de familie horen jullie vervolgens op kantoor te voeren, en liever nog online.

VERHAERT «Er zijn collega’s die dat effectief doen, met de nabestaanden praten via Skype. (Schudt het hoofd) Ik kan me dat echt niet voorstellen.
»In het begin volgden we de maatregelen strikt op en vroegen we de mensen dus om naar ons rouwcentrum te komen. Dat heeft maar standgehouden tot het eerste thuisoverlijden. Toen moesten we dus het lichaam gaan ophalen en vervolgens zeggen: ‘Kom maar naar ons kantoor om daar alles te regelen.’ Volkomen absurd. Dus ja, wij gaan nog naar de mensen thuis. Maar we houden afstand, we nemen alcoholgel mee, we zorgen ervoor dat balpennen en foto’s niet van hand tot hand gaan. Opnieuw: heel logisch allemaal, maar het kost veel energie – energie die ik liever in de familie zou steken.»

HUMO Kan er nog een laatste groet gebracht worden aan een coronadode?

VERHAERT «Dat laten we over aan het ziekenhuis, want we hebben hier in ons rouwcentrum simpelweg de middelen niet om het protocol te volgen. Iedereen moet een beschermingspak aantrekken, en handschoenen en een mondmasker dragen. Het groeten hoort snel te gebeuren en vanop anderhalve meter afstand. Dat heeft niets meer te maken met hoe ik zo’n laatste groet zie: als nog één keer dichtbij komen. In een marsmannetjespak een geliefde dag zeggen: dat gaat niet, hè. Zeker als je dan ook nog eens te horen krijgt dat je je tranen maar moet laten lopen, ‘want je mag absoluut niet aan je gezicht komen’.

»Mensen die niet aan corona gestorven zijn, kunnen we wel nog steeds opbaren in het rouwcentrum. Maar ook dat is niet evident. Onlangs belde een man me huilend op: hij was besmet met corona, en dus kon hij zijn gestorven schoonvader niet komen groeten. Ik heb hem meteen geantwoord dat dat wél kon. We spraken een moment af waarop we zelf even niet aanwezig waren, lieten de deur openstaan en vroegen de man om niets aan te raken. En voilà: zo kon hij toch nog die laatste groet brengen.»

HUMO Misschien wel de droevigst stemmende maatregel: er werden aanvankelijk maar vijftien mensen toegelaten op een afscheidsplechtigheid – intussen zijn het er dertig.

VERHAERT «’We kunnen het afscheid beter in de Brico organiseren,’ zei een vrouw van wie de moeder gestorven was aan corona. ‘Want daar mag je met vijftig mensen komen binnenlopen.’ Je krijgt het niet uitgelegd aan mensen: in de IKEA ben je welkom, voor de Action staan lange rijen, in de kledingboetieks mag je vrolijk een nieuwe outfit kiezen. Maar in een gigantische kathedraal moet je met vijftien mensen afscheid nemen van iemand die gestorven is. Ik had een uitvaart in de Sint-Lambertuskerk in Ekeren: daar kunnen bijna vijfhonderd mensen binnen. Er zaten er zeven – want omdat de nabestaanden geen onmogelijke keuzes wilden maken, hadden ze alleen de allerdichtste familie uitgenodigd. Het was even onthutsend als surrealistisch: de dochter van de overleden vrouw las een tekst voor waar ze dagenlang op gezwoegd had – haar hele ziel zat erin, uit elk woord stroomde ontroering – in een galmende, lege kerk. Dat heb je met algemene regels: ze zijn nodig, maar ze leiden ook tot absurde toestanden.

»Het is telkens weer zo’n moeilijke, pijnlijke vraag: wie mag komen, en wie niet? En ik ben er niet van overtuigd dat het makkelijker wordt nu er dertig mensen toegelaten worden. In zekere zin is dat moeilijker dan vijftien, want dat komt in de praktijk meestal neer op de kinderen en de kleinkinderen. Bij dertig moet je kiezen uit de kring daarrond. Het was beter geweest om gewoon de graad van verwantschap te definiëren, in plaats van er een concreet getal op te plakken. Bijvoorbeeld: alleen de kinderen en de kleinkinderen, en – als die er zijn – de partner en de ouders.

»We raden aan om op de rouwbrief het tijdstip van het afscheid te vermelden. Zo kunnen mensen er tenminste toch in gedachten bij zijn. Soms staat er zelfs expliciet de vraag bij om op dat moment een kaarsje te branden, of op een andere manier de overledene te herdenken. Bij de kist of de urne leggen we ook altijd bloemen die de mensen symboliseren die er niet bij mogen zijn.»

HUMO Wat als er toch meer mensen dan toegelaten naar een afscheidsplechtigheid komen?

VERHAERT «Goh, hoe zal ik hierop antwoorden zonder mezelf in de nesten te werken? Laat ik het zo zeggen: wat doe ik als nonkel Luc ook absoluut binnen wil, terwijl dat niet de bedoeling is? De politie bellen? Nee, hè.»

HUMO Kan zo’n kleine kring ook een voordeel zijn? Er zijn op een afscheidsplechtigheid ook altijd mensen die uit beleefdheid komen, bij wijze van sociale verplichting, maar het grote verdriet van de nabestaanden niet delen. Of mensen die de overledene helemaal niet konden luchten.

VERHAERT «Inderdaad: het helpt soms dat er mensen níét bij zijn. We kennen in onze samenleving geen sociaal verband waarbinnen er zoveel suddert, sluimert en schuurt als in een familie. Er zijn altijd spanningen, nooit verteerde ruzies en ongemakkelijke relaties. Door de maatregelen is er nu een excuus om die ene tante niet uit te nodigen die al jaren niets meer met de familie te maken wil hebben, of die broer met wie de band volkomen verzuurd was.

»Nog een voordeel: kleiner betekent vaak persoonlijker. Onlangs stierf er iemand uit een grote familie die ik goed ken. In normale omstandigheden zou dat een barokke plechtigheid worden, wist ik, volgens de klassieke regels en met de gekende rituelen, en zonder eigen inbreng. Maar nu, in die kleine kring, was beslist dat iedereen foto’s van de overledene zou meebrengen naar de plechtigheid. En er was afgesproken dat ze die niet op voorhand aan elkaar zouden tonen. Dat leverde een heel spontaan, ontroerend afscheid op, ver weg van het klassieke protocol.»

HUMO ‘Gij zult anderhalve meter afstand houden’ geldt ook in de kerk of de aula.

VERHAERT «In het begin was ik daar ook heel strikt in. Altijd waken over die anderhalve meter, géén contact. Mensen waren daar soms zelfs té flink in. Dan kwam een gezin samen in de auto aan, en ging iedereen vervolgens netjes op anderhalve meter van elkaar zitten (lacht).

»De rauwe wreedheid van dat centimeters tellen zit voor mij vervat in één beeld: dat van een tachtiger die onlangs zijn vrouw moest begraven. In de kerk zat hij helemaal alleen – links en rechts van hem waren drie stoelen leeg gelaten. Dan wordt verdriet iets héél eenzaams, hè. Op het kerkhof zag ik hem moeizaam zijn rollator voortduwen, de familie op anderhalve meter achter hem. Plots stopte hij: het lúkte niet meer. Hij kon alleen nog hartstochtelijk huilen, maar niemand durfde te bewegen. Op zo’n moment wil ik een mens zijn, niet een robot die een paragraafje uit een protocol keurig volgt. En dus heb ik die man bij de arm gepakt. (Schudt het hoofd) Je kúnt al die regels niet consequent handhaven. Het is onmenselijk: je vraagt te veel van mensen met verdriet. Afstandelijkheid druist fundamenteel in tegen hoe ik een afscheid zie.»

HUMO Ook de koffietafel is nu verboden. Dat lijkt een detail, maar ik vind het telkens weer de enig denkbare manier om van stilstaan naar weer voortgaan te kunnen.

VERHAERT «Ik ben blij dat je dat opmerkt. Nu komen we op de begraafplaats, houden we daar nog een kleine ceremonie, en dan is het gedaan. Hop, iedereen naar huis! De auto in, alleen met je verdriet! Dat is hartverscheurend.

»Het is zo’n cruciaal ritueel, die koffietafel. Ik hou van het moment waarop de sfeer kantelt: de tranen zijn gedroogd, de stropdassen worden wat losser geknoopt, aan elke tafel hoor je het geroezemoes van de grote familieverhalen die verteld worden. Een koffietafel verzacht de dingen. Dat is nu bruutweg geschrapt.»

DE HEILIGE GRAAL

De dood is altijd weer een inbreker die met beschimmelde handschoenen een stuk van je geluk komt jatten. Corona heeft het allemaal nog zwaarder en zwarter gemaakt, ziet Verhaert.

VERHAERT «Het zijn onbehaaglijke tijden. Je mag niet onderschatten hoe bang mensen zijn. Angst regeert: angst voor het virus, angst voor een boete, angst voor een ontslag. Angst voor een toekomst die even geleden nog zo vanzelfsprekend leek. Als je dan ook nog eens met verlies geconfronteerd wordt, is dat van een haast ondraaglijke zwaarte.

»Voor de plechtigheid vraag ik nu altijd of iedereen comfortabel zit. Of er niemand is die zich op z’n ongemak voelt omdat er iemand te dichtbij zit. En daarna zeg ik dat ik het de rest van de dag niet meer over het c-woord zal hebben. Telkens weer zie ik dan een dankbare glimlach bij iedereen. Want zo’n virus is er te veel aan op een afscheid. Je wilt je verdriet, en alleen je verdriet.»

HUMO Door de quarantainemaatregelen hebben de nabestaanden de overledene vaak al lang niet meer gezien. En hebben ze dus ook geen afscheid kunnen nemen.

VERHAERT «Onlangs stierf een vrouw van wie de man ook besmet was met corona. Ze lagen beiden in het ziekenhuis, en mochten hun kinderen dus niet zien. Toen de mama stierf, mocht de papa geen laatste groet brengen, omdat een coronapatiënt niet in een andere afdeling van het ziekenhuis mag komen. Dat levert littekens op, hè. De doden zijn niet de enige slachtoffers van corona: ook van de achterblijvers wordt een stukje leven verwoest.

»Wie iemand verliest aan corona, krijgt te kampen met iets dat neigt naar het posttraumatisch stresssyndroom. Dat meen ik: die mensen maken iets mee dat én keihard én volkomen onverwacht én ontzettend bevreemdend is. En dan moet je hun een uitvaart aanbieden waarbij ze hun verdriet nauwelijks mogen ventileren, en al helemaal niet kunnen delen. Terwijl er maar één manier is om een trauma van je af te schoppen: erover vertellen – tientallen keren, honderden keren – en elkaar vastpakken. Dat kan nu allemaal niet, en ik verwacht dat de weerslag groot zal zijn.

»Om die reden leg ik de nadruk vooral op wat wél nog kan. Ik probeer mensen uit te leggen dat aan hun eigen grote verdriet, aan hun eigen verwerkingsproces, niet zo gek veel verandert. Een lege of een gevulde kerk: voor de eerste drie rijen maakt dat eigenlijk niet uit. Want pijn is pijn als je moeder sterft. Daarom blijft het belangrijk om van die plechtigheid iets moois te maken.»

HUMO Mensen kiezen er soms voor om het afscheid uit te stellen.

VERHAERT «Vooral in het begin van de crisis, toen we allemaal nog dachten dat het iets van een paar weken zou zijn, gebeurde dat. We hebben nog een aantal urnen bij ons staan van mensen die in de eerste week van de lockdown gestorven zijn. Ik vrees dat van uitstel afstel komt: ik denk niet dat je na pakweg een halfjaar nog de behoefte voelt om zo’n plechtigheid te organiseren.»

HUMO Je praat heel bevlogen over je vak. Is elke begrafenisondernemer zo betrokken bij het verdriet van z’n – opgepast: cynische term in aantocht – klanten?

VERHAERT «Helaas niet. Corona wordt soms zelfs misbruikt om te zeggen dat niets nog mogelijk is. ‘De maatregelen, meneer.’ En los van het virus zie ik al een poos een kwalijke tendens: grote ketens kopen zowat alle familieondernemingen op, en installeren daar hun koele, zakelijke manier van werken. Het gaat er ook allemaal zo snel: lichaam binnen, lichaam zo snel mogelijk weer buiten. Als zelfstandige begrafenisondernemer kun je daarentegen echt je ziel in je werk steken. Dat is gewoon anders. Een supermarkt is geen speciaalzaak.

»Ik krijg gigantisch veel families over de vloer die die afstandelijkheid niet willen, die een mens willen begraven in plaats van een factuur.»

HUMO Je ziet het ook aan de prioriteiten bij het versoepelen van de lockdown: alles is economie.

VERHAERT «Ja. En er is nog iets wat me stoort: we leven in een overwetenschappelijke maatschappij. Harde feiten zijn de heilige graal. Kennis en controle. Alleen wat bewezen is, is waar, en iets bestaat pas als het een plaats kan krijgen in grafieken en tabellen. Ik voel me daar heel onbehaaglijk bij. Waarom moeten we alles absoluut kunnen meten? Waarom is er geen plaats meer voor wat we niet kunnen verklaren, voor verbeelding en intuïtie? Je merkt het aan de stelligheid waarmee de mogelijkheid van een leven na de dood weggelachen wordt. Ik durf niet zeggen dat er hierna niets meer volgt, hoor. Want ik wéét dat simpelweg niet. Zomaar zeggen dat er niets is, dat vind ik pretentieus.

»Enfin, dat is een voorbeeld, maar het gaat nog veel verder. In zo’n maatschappij van de feiten moet alles clean en comfortabel zijn. Wat groter is dan de wetenschap, wat ons uit evenwicht zou kunnen brengen omdat het niet te vatten is in een wiskundig bewijs, stoppen we weg. De dood is daar het beste voorbeeld van. We negeren die, we doen alsof ze niet bestaat. Vroeger was dat anders: zestig jaar geleden stierven mensen thuis, en schoten familie, buren en vrienden je een week lang te hulp. De dode werd gewassen, er was plaats voor rouw, mensen dronken samen koffie – zo is trouwens de koffietafel ontstaan. De dood was zichtbaar en aanwezig. Letterlijk: iedereen in het dorp zag weleens een dood lichaam. Nu sterven de meeste mensen in een ziekenhuis of een woon-zorgcentrum. En hoe reageren we – vooral dan de mensen van mijn generatie? We maken het einde liever niet mee. We willen de bomma niet zien in haar laatste uren. En we vinden het te confronterend om een laatste groet te brengen.

»Ik heb zelf al vier keer de hand vastgehouden van iemand die stierf: dat is iets móóis. Maar als je je afwendt van verval en vergankelijkheid, als je je terugtrekt in je leven van zakelijkheid, competitie en succes, dan wordt de dood plots iets lelijks. Ik zie vaak een soort van boosheid: mensen zijn gechoqueerd omdat uitgerekend in hún familie iemand doodgaat. Want ze weten niet meer dat dat de natuurlijke gang van zaken is, dat elke familie z’n verliezen telt. De dood is een vergissing geworden, of erger nog: een nederlaag.»

BLOEMEN EN KRANSEN

Zes jaar zit Verhaert intussen in het vak, en hij praat erover met een kristallen enthousiasme. Bijzonder is dat, want ‘Later wil ik begrafenisondernemer worden’ treft men eerder zelden aan in poëziealbums van lagereschoolkinderen.

VERHAERT «Het is een roeping. Een late roeping, weliswaar: mijn ogen zijn opengegaan toen mijn schoonvader stierf. De schoonheid van de stiel van begrafenisondernemer trof me. Ik heb toegepaste psychologie gestudeerd, en ik zocht naar een manier om van betekenis te zijn voor mensen. En plots zag ik het: dat kon ik het best als begrafenisondernemer.

»Een uitvaart is een middel om verlies te verwerken. Geen doel op zich. Dat is niet gewoon een nuance, wel een cruciaal verschil.»

HUMO Leg ’s uit?

VERHAERT «Drie generaties geleden waren begrafenisondernemers timmermannen. Ze maakten een kist en droegen die naar de kerk. Al de rest was voor de pastoor. Zo eenvoudig zat de maatschappij zestig jaar geleden in elkaar. De volgende generatie dacht: we doen er wat bloemekes bij. En de generatie daarna begon oog te hebben voor de kracht van mooie woorden. Zo is alles beginnen te schuiven, maar nog steeds zijn er veel begrafenisondernemers die vinden dat ze gewoon voor een mooie uitvaartplechtigheid moeten zorgen: een geschikte kist, voldoende bloemen en een troostend muziekje. Alleen: dat volstaat niet meer. De seculiere samenleving rekent niet meer op de pastoor, die vroeger het hele menselijke aspect op zich nam – de nabestaanden laten praten, mensen troosten, verdriet omarmen. Nu is daar een leegte. Mensen verliezen iemand en weten niet hoe ze vervolgens voort moeten.

»De afscheidsplechtigheid moet uiteraard onberispelijk zijn, maar voor mij zit de essentie van mijn werk in de week die daaraan voorafgaat. In die dagen moet iedereen het gevoel hebben dat hij of zij op een persoonlijke manier kan bijdragen aan een mooi afscheid. Dat staat haaks op hoe het in dit vak lang ging, en soms nog gaat. ‘Oei, er is iemand gestorven? Wij zullen het allemaal wel regelen.’ Daar help je mensen niet mee. Je moet ze vragen wat ze willen, wat ze zelf kunnen doen, waar de gevoeligheden liggen. En wat er nog allemaal gezegd moet worden. Want het gebeurt zo vaak dat mensen vinden dat hun relatie met de overledene niet klaar was. Dat er nog een gesprek had moeten zijn, dat er dingen niet uitgeklaard werden, dat de grote verzoening er niet gekomen was. Hol je daar als begrafenisondernemer gewoon overheen, dan zal de plechtigheid geen groot louterend effect hebben op die mensen. Dan laat je ze achter met spijt of rancune.»

DE KOLIBRIE

Ik vertel Verhaert over de mooiste mensen die ik ken. Hilda en Jozef, Rosa en Frans, mijn grootouders, gestorven vóór corona, die ik zo erg mis. Van die vier begrafenisplechtigheden herinner ik me telkens het einde: het schuifelen over de koude plavuizen in de kerk, dan weer de deur naar de wereld door. En het warme zonlicht dat buiten zonder waarschuwen op me regende, en riep dat alles voortaan anders zou zijn, en toch hetzelfde.

VERHAERT (knikt) «Heel herkenbaar. Een mooie uitvaart is een cadeau: we komen als andere mensen terug van een begrafenis. Het is de beste cursus mindfulness die er bestaat. Zelf heb ik ook al ervaren hoe ingrijpend het kan zijn: mijn vader en ik werden veel fysieker met elkaar na de dood van mijn grootouders. Op de begrafenis hebben we elkaar eens goed vastgepakt, terwijl we voorheen elkaar nooit meer dan een hand gaven.

»(Denkt na) Ik kom mezelf heel erg tegen in deze periode. Ik besef nu hoe hard ik dat nodig heb, iets betekenen voor mensen die net de grond onder hun voeten voelden openscheuren.»

HUMO Dat begrijp ik. Maar de consequentie is wel dat je voortdurend omgeven bent door de dood.

VERHAERT «Eerlijk: ik heb nauwelijks behoefte aan iets anders. Het vervult me helemaal. Dit is één van de enige sectoren waarin je de naakte mens te zien krijgt. Je wordt binnengelaten in families, in mensenlevens, en niemand doet zich anders voor dan hij is.»

HUMO Betekent die passie dat je heel gevoelig bent? Of net het omgekeerde: dat je een vaccin tegen verdriet hebt?

VERHAERT «Het eerste: als je het goed wilt doen, móét je gevoelig zijn. De helft van de tijd sta ik mijn tranen te verbijten. Het gaat over inleving. Over dingen – in weerwil van het cliché – wél mee naar huis nemen. Als je na de uitvaart van een kind niet huilend in je auto zit, moet je iets anders gaan doen. In heel drukke periodes gebeurt het soms dat ik het allemaal niet meer zo intens voel. Zodra ik dat merk, ga ik een eindje wandelen. Een afgestompte begrafenisondernemer is een slechte begrafenisondernemer.

»Ken je dat Japanse verhaal van de kolibrie? Een groot bos staat in brand, en alle dieren staan aan de rand te kijken naar het vuur dat hun huis vernietigt. De kolibrie vliegt naar een nabijgelegen beekje, pikt daar een druppel water op, en laat die los boven het bos. En dat herhaalt hij de hele tijd. De andere dieren vragen wat hij in hemelsnaam aan het doen is. En de kolibrie antwoordt: ‘Ik doe wat ik kan.’ Dat is wat wij doen: wat we kunnen.»

https://www.humo.be/meningen/waarom-moet-de-hele-economie-stilgelegd-worden-als-de-ouderen-spijtig-genoeg-toch-het-slachtoffer-van-corona-worden~b84926c8/?utm_medium=Social&utm_source=Facebook&fbclid=IwAR2MTdOUlDPzpkIZ8ShcpTaTwnGGSwudW2DbLk7ek3PpZLAmNh279R–ae8#Echobox=1590428145

https://www.humo.be/meningen/de-psychiatrische-patient-wordt-opnieuw-de-dupe-van-een-maatschappelijke-crisis~b1ba37e8/?utm_source=messagent&utm_medium=email&utm_campaign=Humo%20Vandaag-2020-05-25-1721&utm_content=artikel&ctm_ctid=a57e40ae9feefc6f3d4cf29b9a49158e

 

Tuin – Seringen van de tuin in de vaas

Ook hier bij mij staan ze in de tuin, dubbele witte seringen, en ik had ze graag in een vaas gezet, maar na een paar uur gaan ze hangen, en ze komen ook nooit helemaal mooi open. Nu ga ik deze tip eens uitproberen, en we zullen zien wat het geeft.

Seringen uit de tuin

Ze zijn vroeg, meestal bloeien seringen zo rond Moederdag. Ze in de vaas zetten is altijd best een kunstje. Niet het aansnijden op zich natuurlijk maar vaak gaan ze vrij snel slap hangen en dan heb je spijt. Spijt dat je je weer niet kon beheersen en ze naar binnen hebt gehaald. Buiten had je er dan toch nog meer plezier van gehad. Toch kan het wél hoor. Seringen uit de tuin kunnen zeker ook in je vaas overleven.

Een tip

Hoe blijven je seringen uit de tuin het langste mooi?

Ook bij seringen uit de bloemenwinkel komt het vaak voor dat ze snel slap gaan hangen, da’s zonde! Als je er zeker van wilt zijn dat je net geknipte seringen uit de tuin lang mooi blijven moet je even de volgende stappen volgen:

– Vul je vaas voor de helft met heet (!)
– Voeg twee schepjes/klontjes suiker toe
– Nog een scheut koud water erbij en dat is je mix.

Plet een cm of 4/5 van de steel met een hamertje……voorzichtig, ze hoeven niet plat! Zet ze in het water en geniet langer van je bloemen! Als het goed is (het kan natuurlijk altijd een keer mislukken) gaan alle bloemetjes gewoon goed open.

BOEK: Rust voor je brein

‘Elk halfuur door het raam turen, voorkomt stress en burn-outs’

Rust voor je brein. Wie wil dat nu niet in deze tijden? Stresscoach Luc Swinnen zag het coronavirus op tijd aankomen en mikte zijn gelijknamige boek perfect getimed in de winkelrekken. Met Swinnens tips en tricks fietst u gezwind door deze angstige of slapeloze periode.

HUMO: Katrien Depecker – 18.05.2020

Swinnen, van opleiding geneesheer, buigt zich al twee decennia over de impact van emoties op het functioneren van de mens, en coacht hem rustig een weg uit burn-out en stress.

LUC SWINNEN «Vroeger nam de wetenschap aan dat alles in ons brein een vaste plaats had, maar dat klopt niet: alle gebieden zijn op de één of andere manier met elkaar verbonden. Als je brein zijn netwerken moeizaam synchroniseert, raak je in de problemen: dan slaap je slecht, ben je slechtgehumeurd en nauwelijks nog creatief. Dan loert een burn-out om de hoek.»

HUMO Uw boek is een betoog voor de opwaardering van ons offlinebrein.

SWINNEN «Zo noem ik dat: de geleerde term is default mode network, het rustnetwerk van je brein. Dat deel wordt pas erg actief als we niets doen. Het aandachtsnetwerk of central executive network – zeg maar het onlinenetwerk – is actief als we taken uitvoeren, piekeren, slapen en deelnemen aan de ratrace: dan valt het offlinebrein stil. Het is een of-ofverhaal: als het ene netwerk actief is, valt het andere uit. Om het offlinenetwerk in gang te zetten, moet je bijvoorbeeld mijmeren. Ik heb dat mezelf aangeleerd: elk halfuur kijk ik eens twee minuten door het raam of naar het aquarium. Daar word je op den duur creatiever, empathischer, veerkrachtiger en rustiger van. De laatste decennia werd dat netwerk verwaarloosd. Alles staat in functie van werken en bezig zijn, met de burn-outepidemie tot gevolg.»

MODERN FOLTERTUIG

HUMO We moeten ons meer vervelen?

SWINNEN «Ja, want dan is het offlinenetwerk aan zet en word je creatiever. Denk maar aan hoe J.K. Rowling Harry Potter bedacht: op een trein van Manchester naar Londen terwijl ze naar het voorbijglijdende landschap keek, in plaats van te telefoneren of op haar laptop te werken. Of aan Archimedes, die in bad zijn eurekamoment beleefde en de wet van het soortelijk gewicht bedacht.

»Wie mijmert, kan ook empathischer zijn. Toen we ‘in ons kot’ moesten blijven, hoorde je overal: ‘Zorg voor jezelf en voor anderen’ – je onlinebrein redeneert: ieder voor zich. Mensen gingen pluchen beertjes voor hun raam zetten, zodat kinderen op ‘berenjacht’ konden gaan: je komt vaker op dat soort ideeën als je hoofd niet vol to-dolijstjes zit. Tenminste, als je niet continu op de sociale media zit. Je telefoon is een modern foltertuig: hij houdt je in je onlinebrein.»

HUMO Het smartphonegebruik nam net toe. Eenzaamheid is toch ook niet goed voor het offlinebrein?

SWINNEN «Het is niet omdat je je smartphone gebruikt, dat je niet eenzaam bent. Mensen willen lijfelijk contact, écht contact. Ik denk ook niet dat het telewerken na deze crisis zal toenemen: mensen zullen eerder blij zijn dat ze ervan af zijn.

»In het begin belde ik mijn vrienden vaak op, maar dat nam sterk af. Wat viel er nog te zeggen? Soms verplicht ik mezelf een dagje rond te bellen om te horen of iedereen nog leeft, maar als je een lijstje met namen voor je liggen hebt, wordt ook dat weer een taak.

»Weet je waarom kleurboeken voor volwassenen een tijdje populair waren? Omdat je tijdens het kleuren kunt mijmeren en naar je offlinebrein kunt gaan. Puzzelen of kruiswoordraadsels invullen kan ook, zolang je ze maar niet per se goed wilt oplossen – dan ben je weer gericht op presteren.

»Ook boeken lezen is een goed tijdverdrijf. Momenteel ben ik bezig in de drie joekels van Yuval Noah Harari: tijdens het lezen droom ik dan weg naar hoe het eraan toeging in de oertijd. Ik wil het niet allemaal exact weten.

»Een powernap van twintig minuutjes ’s middags werkt ook zeer goed voor mij. Belangrijk is dat je niet écht in slaap valt, want dan wordt je brein weer actief: het activeert zijn opkuisfunctie. Tijdens de slaap krimpen je hersenen lichtjes, zodat de giftige eiwitten – die zich doorheen de dag hebben opgehoopt wanneer het brein maximaal aan het werk was – worden verwijderd. Door die inkrimping komt dat ‘afval’ makkelijker via het bloed bij de lever terecht, waar het wordt verbrand. Tijdens een powernap houd ik een bos sleutels in mijn handen, zodat ik wakker schiet als die op de grond valt.

»Eén van de beste dingen die je kunt doen, is wandelen. Weet je waarom je idealiter 10.000 stappen per dag zet? Omdat je dan nieuwe hersencellen aanmaakt. Het brein is plastisch: nieuwe ervaringen leiden tot nieuwe verbindingen, en oude verbindingen zonder nut worden opgeruimd. Het is niet de bedoeling dat je jezelf een aantal kilometers oplegt. Ga gewoon wandelen zonder verplichting: straatje in, straatje uit, op goed geluk. Dan ben je aan het mijmeren en zit je in je offlinebrein. Als je daarnaast ook nog eens voldoende en regelmatig slaapt – wat belangrijk is voor een optimale opkuisfunctie – en gezond eet, ben je al goed bezig.»

HUMO Wat raadt u de slapelozen aan?

SWINNEN «Een piekerkwartiertje. Mensen piekeren nu eenmaal, en er zíjn nu ook veel redenen toe. Maar als je de hele dag piekert, kun je ’s avonds niet slapen. Het is beter een kwartiertje in te lassen waarin je je afzondert en jezelf verplicht te piekeren over alles waarover te piekeren valt. Daarna mag je niet meer piekeren. Merk je dat je dat toch doet, dan moet je jezelf luidop een halt toeroepen: ‘Stop!’

»Ademhalingsgericht inslapen werkt ook goed. Zelf gebruik ik de 4-7-8-methode: je ademt met gesloten mond 4 seconden rustig in door je neus, houd dan je adem 7 seconden vast, en ademt ten slotte 8 seconden via de mond uit. Je moet je die techniek wel aanleren en tweemaal per dag oefenen, maar nooit meer dan vier keer na elkaar. Met 4-7-8 adem je dubbel zoveel uit als in, waardoor je automatisch tot rust komt – mensen die hyperventileren als ze erg gestresseerd of angstig zijn, doen dat net omdat ze meer in- dan uitademen. Wie in bed ligt en deze methode toepast, valt meteen in slaap. Maar je moet oefenen: ze werkt pas na veertien dagen.

»Ik pas dit ook toe als ik in een saaie vergadering zit waarin iedereen zijn eigen waarheid zit te verkondigen. Niemand merkt dat aan mij, maar ik ben dan doodkalm en hoor bijna niet meer wat er gezegd wordt. Win-winsituatie: zo ben ik creatief met iets anders bezig én van die zeveraars verlost.»

CTRL-ALT-DELETE

HUMO Zelfs wie niet van nature angstig is, ervaart nu meer angst. Met welke klachten bellen uw angstpatiënten zoal?

SWINNEN «Sommigen hebben angst voor de dood: ‘Als ik op intensieve zorgen terechtkom, ben ik er geweest. Zou ik mijn familie al verwittigen? Zal ik al een testament opmaken?’ Ik raad dan altijd aan je alleen bezig te houden met wat je zelf kunt veranderen: de richtlijnen opvolgen – dus niet de rebel uithangen die feestjes geeft. Als je doet wat je kúnt doen, geeft dat je een zekere vorm van autonomie. Als je ondanks alle voorzorgen toch besmet raakt, dan heb je tegenslag. Maar daar hoef je niet over te piekeren, want je kunt daar niets aan veranderen. Schuif dat door naar het piekerkwartier.

»Ik stel ook samen met mijn patiënten een duidelijk dagschema op: om rustig te kunnen leven, moet je gestructureerd leven. Onlangs was er een tijdssocioloog te gast in ‘De afspraak’, iemand die zich bezighoudt met hoe mensen hun tijd indelen. We hebben voor alles een uur: om op te staan, om te gaan slapen, tijd om te werken, tijd om te ontspannen of om met vakantie te gaan. Doorbreek dat eens, en maak er een tijdschema van dat meer gericht is op je gezondheid. Dat valt niet allemaal te regelen, maar je kunt het opstellen in samenspraak met je gezin. Ik wil bijvoorbeeld voor tien uur ’s ochtends geen enkele telefoon meer, zodat ik de tijd heb om te praten met mijn partner. De kinderen zijn de deur uit: met hen plan ik dan wanneer ik ga bellen – zo hoef ik me niet op te jagen als ze niet opnemen.

»Beperk ook het aantal prikkels: in plaats van continu nieuwssites te refreshen en informatieve programma’s te volgen, kies je beter één bron. Ik organiseer mijn leven ook zo dat ik niet de hele dag met mails of telefoons hoef bezig te zijn. Ik zie nu dat ik 22 mails en 82 berichten heb, maar ik weiger ernaar te kijken.»

HUMO Die aantallen zien geeft u geen stress?

SWINNEN «Dat doet mij niks meer. Ja, op maandagmorgen zitten er inderdaad tot 150 mails in mijn inbox, maar als ik me daarmee moet bezighouden, is mijn week voorbij voor ze goed en wel begonnen is. Wat doe ik dus op maandagmorgen? Control-alt-delete van de inbox. Als het dringend is, bellen mensen wel of mailen ze opnieuw. En als ik offline wil gaan, zet ik mijn telefoon op vliegtuigstand. Het geluid van een binnenkomende mail of een bericht activeert je stress-hormoon.

»Ook belangrijk: pauzéér in je pauze. Ik heb een school voor burn-outcoaching, waar elke dag in twee pauzes voorzien is. ’s Morgens zeg ik: ‘Je kunt twee dingen doen: ofwel laten we die pauze bestaan en dan wil ik geen enkele telefoon zien, ofwel schaffen we ze af, want anders ga je toch aan het werk.’ De meesten kiezen voor die pauze en slaan dan een praatje.»

HUMO Ik heb de schaal van Holmes en Rahe uit je boek, die de hoeveelheid stress berekent, eens toegepast op deze coronatijden: gevangenschap; verandering in financiële toestand, in werkuren en werkomstandigheden; een herziening van persoonlijke gewoontes; verandering in vrijetijdsbesteding, in sociale activiteiten en in slaapgewoontes… Alles samen goed voor 213 punten.

SWINNEN «Dan zit je al hoog, hè. Een score van 150 tot 299 geeft een matig risico op ziekte, een score van boven de 300 betekent een ontegensprekelijk risico op ziekte. Na deze periode gaan er heel veel psychische klachten naar boven komen. Wie van nature al angstig is en nu een angstaanval krijgt, contacteert beter meteen een psychiater. Maar de angsten van de doorsneemens zijn aan te pakken met de tips en tricks in het boek – het kon op geen beter moment uitkomen, al was het natuurlijk al geschreven voor de corona-uitbraak.»

Luc Swinnen, ‘Rust voor je brein’, Lannoo

https://stressmanagement.be/luc_swinnen_stress_management-nieuws.asp?taal=nl&rubriekID=JMMMNPGRG4

 

De man van het goeie leven: Wim Lybaert

Wim Lybaert: ‘Waarom ben jij niet zo tof als je bij ons bent, vragen mijn kinderen dikwijls’

Zodra hij achter het stuur van zijn Columbus klimt, is tijd voor Wim Lybaert (51) niet meer dan een relatief gegeven, en een dienstregeling slechts een kladpapiertje. Weldra wordt hij geheadhunt door De Lijn, maar in afwachting mag er in zijn bus nog altijd gezongen en gepraat worden, gezwegen en geslapen – in het derde seizoen van ‘De Columbus’ onder meer door Maaike Cafmeyer en Dieter Coppens. Het startpunt blijft ongewijzigd: Lybaert nodigt iemand uit in zijn bus, en samen rijden ze naar een bestemming waar ze nooit zullen aankomen. Onderweg doen ze aan kundig lanterfanten.

HUMO – Jeroen Maris – 18.05.2020

Net nu Lybaerts ode aan het nonchalante rondkarren is teruggekeerd op Eén, kent corona geen compromissen: ook de reiziger, de vrijbuiter en de avonturier zijn gekooid.

HUMO Kun jij dat goed, Wim, thuis zijn?

WIM LYBAERT «Ja, omdat ik net als iedereen alleen maar kan bestaan als er een nest is waarop ik altijd weer kan komen aanvliegen. En neen, omdat ik een rusteloze ziel ben. Een paar jaar geleden hebben we ons huis verbouwd, en sindsdien heb ik mijn bureau in een kot in de tuin. Dat kot heb ik nódig. Ik mis die plek als ik er te lang niet heen kan. En omgekeerd: ik mis het huis, ik mis de mensen die ik graag zie, als ik weer eens te gulzig in m’n eigen wereld heb zitten te dromen.

»Die drang om me terug te trekken in mijn hoofd maakt dat ik niet de perfecte echtgenoot ben – en al zeker niet de perfecte vader. Een avond televisiekijken met mijn kinderen: ik ben daar niet goed in. Alles wat knus en vertrouwd is, wordt voor mij ook snel beklemmend. Het voelt als een voortdurende tweestrijd, ja. Ach, het is wat het is: op mijn lichaam staat een kop die af en toe met rust moet worden gelaten. Mijn huisgenoten weten intussen dat ik soms in m’n eentje in een vliegtuig moet kunnen stappen. Een klein beetje eenzaamheid, een klein beetje isolatie: dat zal ik altijd nodig hebben.»

HUMO Het is een vreemde ervaring, naar ‘De Columbus’ kijken terwijl onze wereld noodgedwongen een woonkamer en enkele winkelstraten groot is.

LYBAERT «Ja. Bij het bekijken van de afgewerkte afleveringen werd ik heel emotioneel. Omdat ik heel gelukkig ben met het resultaat – dat gebeurt niet zo vaak – én omdat het heel bevreemdend is. Het leek alsof ik zat te kijken naar een andere, zorgeloze, onbekommerde tijd. Ik werd er nostalgisch van, terwijl de opnames dateren van nog geen jaar geleden. Het is het argeloze van ‘De Columbus’ dat nu zo vreemd lijkt, de vanzelfsprekende manier waarop we reizen zonder plan, grenzen oversteken, mensen ontmoeten.»

HUMO Voel je iets bijzonders wanneer je naar de tv-figuur Wim Lybaert zit te kijken?

LYBAERT «Het klinkt gek, maar ik zie hem niet. Ik kan heel analytisch naar ‘De Columbus’ kijken, als de monteur die ik vroeger was. Dat is comfortabel: ik wéét intussen dat ik er vaak belachelijk uitzie en soms dommigheden uitkraam, maar ik erger me er niet meer aan.»

HUMO Je gaat telkens vier dagen op pad met je passagier. Maar het is televisie, en dus is er ook altijd een ploeg mee. Hoe duw je je gast richting intimiteit en kwetsbaarheid als die buiten beeld voortdurend omgeven wordt door mensen die een goed televisieprogramma proberen te maken?

LYBAERT «Het is een misverstand dat die ploeg ons op de huid zit. In de bus zijn we écht alleen: er zit nergens een cameraman of regisseur verstopt. Er zijn wel drie volgwagens, maar die houden afstand. Dankzij een gps-tracker weet de ploeg op elk moment waar ik me bevind – en dus ook: waar en wanneer ik ergens stop. Dan komen ze zo snel mogelijk aangereden, maar dan nog vallen we elkaar niet in de armen: er blijft altijd een zekere afstand. Ik zíé het ook niet meer wanneer er gefilmd wordt: ik ben écht alleen met mijn gast.»

HUMO Naar verluidt onderteken je je mails aan de ploeg van ‘De Columbus’ consequent als ‘de buschauffeur’. Dat is sympathiek.

LYBAERT «O, maar dat is veel meer dan een zelfrelativerend grapje. ‘De Columbus’ is echt een programma waar op gezwoegd en gezweet wordt. En nog het minst van al door mij: ik moet gewoon rijden en praten. Ik ben altijd doodbeschaamd als ik op café als ‘de man van ‘De Columbus” begroet word, terwijl mijn monteur (Jeroen De Jaeger), regisseur (Bart Goossens), en eindredacteur (Laurens Verbeke) erbij zijn. Want zij steken er veel meer uren in dan ik.»

HUMO Wat moet ‘De Columbus’ met mensen doen?

LYBAERT «Een tijdje geleden kreeg ik een prachtige mail van iemand bij wie lymfeklierkanker was vastgesteld. Tijdens haar chemokuur had ze alle afleveringen van ‘De Columbus’ bekeken, en ze schreef dat dat een onmisbaar houvast geweest was voor haar. (Stil) Ik heb die mail met tranen in mijn ogen gelezen.

»Ik hoop dat ‘De Columbus’ net iets meer dan fijn vermaak is. Dat mensen er winst aan overhouden, iets dat ze in hun eigen kleine leven kunnen gebruiken. Maar makkelijk is dat niet. (Denkt na) Weet je, ik ben eigenlijk jaloers op jou.»

HUMO Ik huil mezelf elke avond in slaap en eet te weinig groenten: natúúrlijk ben je jaloers op me.

LYBAERT (lacht) «Omdat jij een schrijver bent, bedoel ik. Je gaat aan de slag, en op een bepaald moment is je werk klaar, het wordt iets tastbaars. Iets dat je kunt lezen, kunt wegleggen en weer oppakken. Iets dat je kunt herlezen, ook. Ik weet dat dat in principe ook kan met een televisieprogramma, maar toch: het is zoveel vluchtiger. Ik maak iets, dat schiet voorbij, en dan is het weer uit het zicht. Dat voelt soms bevreemdend, want ik steek er wel mijn hele ziel in. Die nieuwe reeks van ‘De Columbus’ is niet gewoon het resultaat van wat ik tijdens de werkuren heb gedaan. Neen, het is een jaar van mijn leven, het is wie ik de afgelopen twaalf maanden ben geweest.

»Zonder impact zou ik geen televisie kunnen maken. Als ik zou weten dat het helemaal niets doet bij mensen, zou ik er onmiddellijk mee ophouden. De droom is altijd: de dingen een klein beetje mooier maken. Ik ben een beetje een wereldverbeteraar – maar dan zonder een moraliserend vingertje.»

HUMO Je bent meer hippie dan pastoor?

LYBAERT «Voilà. Dat is het helemaal.»

HUMO In de eerste aflevering counterde je de fascinatie van Lieven Scheire voor het heelal: ‘Zolang ze er geen côte à l’os met bearnaise, verse frietjes en mayonaise maken, ga ik niet naar de ruimte.’

LYBAERT «Dat is helemaal wie ik ben. Ik begrijp de rusteloze megalomanie van veel mensen niet, die drang om het altijd verder en verder en verder te zoeken – met als uiterste consequentie: buiten onze planeet. Dat vloekt met de verwondering die ik ervaar als ik de perfecte aardbei pluk in mijn moestuin. (Bevlogen) Je host een jaar of tachtig rond op de planeet, en als je je ogen maar een béétje openhoudt, word je voortdurend omvergelopen door schoonheid. Prachtig, toch?»

ALLEMAAL TJOOLDERS

HUMO Wie meereist met ‘De Columbus’ slaapt op een paar centimeter van je.

LYBAERT «Dat wilden we absoluut zo. Samen slapen is het intiemste dat je kunt doen. Samen wakker worden, vooral: nergens ben je meer jezelf dan in dat mistige grensgebied tussen je laatste droom en de nieuwe dag. Ik merk het telkens weer: op de eerste dag van een reis tasten de gast en ik elkaar wat af. Maar zodra we op de tweede dag samen wakker worden, vallen alle reserves weg.

»Wat vind jij de sterkte van ‘De Columbus’?»

HUMO Dat je je gasten niet lastigvalt met steile ambities. Ze hebben niet het gevoel dat ze hun ziel op tafel móéten leggen.

LYBAERT «Mensen als Eric Goens, Luc Haekens en Arnout Hauben zijn rasinterviewers. Met Luc en Arnout heb ik nog gewerkt, en dan dacht ik in de montagecel vaak: ‘Straf dat je dát durft te vragen.’ Zelf ben ik geen interviewer. Er zit een diepgewortelde schroom in mij, een reserve tegenover het ongegeneerde pieren naar het gevoeligste stukje van iemand. Ik kan dat niet. Maar wat ik wel kan: het mensen comfortabel maken. En vaak komen ze dan zélf met hun verhalen.
»Het helpt ook dat ik veel van mezelf laat zien. En dat we onszelf vier dagen lang wegknippen uit de werkelijkheid. Aanzien, decorum, hiërarchie: het valt allemaal weg zodra mensen in die bus stappen.»

HUMO Was ‘De Columbus’ aanvankelijk geen opgave voor je? Je bent toch niet zo’n vlotte boy die met een onbekende in een bus stapt, het avontuur tegemoet?

LYBAERT «Het strookt alleszins niet met wie ik lang geweest ben: een verlegen jongetje, iemand die stil is wanneer de grote mensen praten, en anderen vooral niet wilt lastigvallen met zichzelf. Maar gaandeweg heb ik geleerd dat dat een onproductief perspectief is. Ik legde de aandacht altijd bij mezelf: wat heb ik te vertellen, wat heb ik iemand anders te bieden? En mijn antwoord was uiteraard altijd: ‘Niets, toch?’ Intussen weet ik dat je omgekeerd moet redeneren. Je moet je aandacht op de andere richten: ‘Tiens, die mens lijkt me boeiend, of slim, of in staat om mij rijker te maken. Laat ik maar eens kennismaken.’»

HUMO Dit seizoen was ook Tom Van Dyck te gast in ‘De Columbus’. De moeilijkste rol om te spelen, zegt die, is jezelf.

LYBAERT «En dat zegt hij als acteur, maar het geldt voor iedereen. Het moeilijkste is: jezelf zijn. We kiezen snel voor de vermomming. Omdat we niet content zijn met onszelf, omdat we bang zijn van kwetsbaarheid, omdat we het oordeel van anderen vrezen… Dat is eigenlijk het enige dat ik mijn gasten in ‘De Columbus’ vraag: laat je zien. Wees niet bang om samen te vallen met jezelf.

»Ik heb het vlies tussen mezelf en de wereld afgepeld. Omdat het in de weg zat, ja: ik behandelde mezelf als een kasplantje dat absoluut niet gekwetst mocht worden. Nu zeg ik: fuck it. Als ik op iemand afstap en het draait verkeerd uit, dan is dat maar zo. Het is niet érg als iemand je niet moet, of als dingen niet lopen zoals je het gedroomd had.

»Het is de grootste les die ‘De Columbus’ me al heeft geleerd: we zijn allemáál wankele, kwetsbare poppetjes in het ruwe theater dat het leven is. Zodra ik dat besefte, ging er een wereld voor me open. Ken je de West-Vlaamse uitdrukking tjolen – rondlopen zonder te weten waarheen precies? Wel: we zijn allemaal tjoolders.»

HUMO Heb je enig idee waar je schroom vandaan kwam?

LYBAERT «Ik heb lang heel onhandig in het leven gestaan. In sociale relaties leek het alsof ik een blinddoek omhad: ik tastte naar mensen, maar kon ze niet zien zoals ze waren. Daardoor schatte ik voortdurend dingen verkeerd in, en toonde ik me kwetsbaar net wanneer ik dat beter niet kon doen. Ik ben een paar keer ontzettend teleurgesteld, en reageerde daarop door een pantser rond mezelf te bouwen. Ik wilde geen patatten meer krijgen van het leven. Het is een volkomen logische reflex, maar wel een verkeerde. Want als je dat muurtje niet bouwt, komt er heus wel een moment waarop je iemand ontmoet die je vertrouwen wel waard is.

»Ik ga altijd eerst op zoek naar wat me verbindt met iemand. Naar de gelijkenissen. Dat komt omdat ik een fundamentele pleaser ben. Alles aan mij schreeuwt: ‘Vind mij leuk! Zie mij graag!’ Ik ben diegene die het altijd gezellig wilt maken. Maar de échte banden in een mensenleven, de relaties die vol en diep zijn, gaan natuurlijk over verschil. Je kunt pas echt dicht bij iemand komen als je aanvaardt dat de andere niet jouw spiegelbeeld is. Of het nu een vriendschap is, een liefde of een ouder-kindrelatie: zodra je de andere probeert te veranderen, ben je de catastrofe aan het installeren. Het is het moeilijkste in een mensenleven, verschil aanvaarden, maar tegelijk ook het boeiendste.»

DE HAANTJES

HUMO Pas na je 40ste werd je een televisiegezicht. Zie je jezelf als een laatbloeier?

LYBAERT «Toen ik wist wat ik in mijn leven wilde, was ik al bijna 30. Het waren de pioniersjaren bij Woestijnvis en ik voelde: ik wil iets vertellen dat me zelf interesseert. Maar bijna twintig jaar lang heb ik dat voor anderen gedaan, op de achtergrond, meestal in een donker montagehok. Ik vond dat een fijn bestaan, en ik dacht er toen helemaal niet aan dat ik ook zélf programma’s kon maken en met m’n kop op tv kon komen.

»Naar mijn gevoel is het allemaal op een rustige, logische manier geëvolueerd: elke stap zette ik pas wanneer het er het moment voor was. Wat wel zo is: ik ben geen tafelspringer. Bij Woestijnvis was ik plots omgeven door creatieve genieën, mensen met een heel dwingend talent. In mij kwam het nooit op dat ik ook zoiets in me had. Mensen die het ver schoppen, zijn vaak haantjes. Ze roepen: ‘Hier ben ik!’ En als ze ook nog effectief iets te vertellen hebben, ligt de wereld voor hen open. Maar ik heb dat niet. Is dat jammer? (Haalt de schouders op) Ik ben vooral blij met het parcours dat ik gelopen heb.»

HUMO De haantjes zijn niet altijd de meest aangename mensen.

LYBAERT «Neen, neen, daar heb je gelijk in. Maar ik heb nog zoveel programma’s in mijn hoofd zitten die ik wil maken, en er is maar zo weinig tijd. Ik denk dat ik nog een jaar of vijftien kan werken: nog maximaal vijftien programma’s dus. Terwijl ik er – ik overdrijf niet – nog honderd wil maken. In die zin is het dus wél een beetje jammer dat ik er zo laat aan begonnen ben.

»Maar mensen worden soms té snel voor de leeuwen gegooid. In de aflevering met Ingeborg vertelde ze hoe ze tien jaar alles gegeven had voor televisie. En plots was het gedaan, het was op. Ze zat thuis en wist niet meer wie ze was. Haar verhaal toonde goed aan hoe televisie je kan opeten.»

HUMO Je lijkt me heel goed te kunnen inschatten wat je kunt.

LYBAERT «Ja, en misschien nog meer: wat ik niet kan. Ik word weleens gevraagd voor panelshows waarin je bijdehand en grappig moet zijn. Maar dan klap ik dicht: ik zit me tien minuten het hoofd te breken over een goeie mop, en zodra ik ze heb, is het moment al lang gepasseerd. Dat doe ik dus niet meer. Want dan word ik weer dat makkelijk te intimideren jongetje van vroeger. Waarom zou ik mezelf dat aandoen?»

HUMO Is dat het comfort van ouder worden: dat je steeds beter kunt aflijnen wie je bent? En dus ook: wie je niet bent?

LYBAERT «Allicht. Maar ouder worden is toch vooral een les in bescheidenheid. Ik wil je niet ontmoedigen, maar het is niet zo dat je plots de handleiding van het leven doorgrondt. Het blijft op goed geluk proberen.
»Voor het eerst in mijn leven heb ik wel het gevoel dat ik echt iets kan. Of beter: dat ik het begin te kunnen – een beetje.»

HUMO Het valt op hoe vaak je in ‘De Columbus’ in gedachten terugkeert naar de jongensschool waar je jonge jaren zich afspeelden.

LYBAERT «Ja, en dat lijkt me logisch: als je in de meest bepalende jaren van je leven in een afgesloten wereldje leeft, en niet op de hoogte gebracht wordt van het bestaan van nog een ander geslacht, bepáált dat je. Ik ben opgegroeid in de rand van Brugge, in een heel beschermd milieu, zonder veel van de wereld te weten. Het was een idylle. Maar vervolgens brak het echte leven aan.

»Eerst trok ik naar Gent, maar daar kon ik niet aarden. Toen ik later bij Woestijnvis ging werken, was dat ook een cultuurshock. Ik was het jongetje van Brugge dat zich plots tussen de highbrow intelligentsia moest rechthouden, het twijfelende mannetje tussen de zelfzekere genieën. Althans, zo zat het in mijn hoofd. Het contrast tussen die prachtige, kleine kindertijd en de ruwe, grote wereld maakte me onzeker.»

HUMO De ironie van de gelukkige jeugd: ze maakt het moeilijk om volwassen te worden.

LYBAERT «Dat is 100 procent mijn verhaal. Ik heb altijd de drang gehad om naar buiten te gaan. Maar zodra je naar buiten gaat, krijg je weleens een patat tegen je kop. En mijn reactie was: ‘Oei. Laat ik mezelf maar beschermen.’ Ik weet nu ook waar ik de verantwoordelijkheid niet moet leggen: bij de mensen die ik ontmoette, bij de wereld die soms vijandig aanvoelde. Neen, het was mijn verantwoordelijkheid: ik had tijd nodig. Ik heb lef moeten kweken, mezelf moeten duidelijk maken dat schaamte naast contraproductief vooral heel nutteloos is. Veel mensen komen niet eens tot dat punt. Je moet daar eens bij stilstaan: hoeveel talent krijgt nooit een publiek? Hoeveel vitale, sprankelende persoonlijkheden blijven bedeesd op de achtergrond? Hoeveel mooie liefdes worden in de kiem gesmoord omdat mensen beschaamd wegkijken van hun spiegelbeeld?»

HUMO Voedt die mooie jeugd je vandaag nog?

LYBAERT «O ja. De inspiratie komt altijd weer uit die jaren. (Droomt weg) Hoe héérlijk was het toch om uit logeren te gaan bij m’n grootouders. We mochten lang opblijven, we keken op de Nederlandse televisie naar Ron Brandsteder, we kregen een cornetto, en ’s ochtends was er vers fruitsap.»

HUMO Dat is…

LYBAERT «… ‘De Columbus’, ja! Met die bus keer ik terug naar toen ik 12 was. Dat moment waarop je nog vol onschuld bent, net voor je de wereld instapt waarin je die onschuld zult kwijtraken… Het is makkelijk om daar schamper over te doen, maar gewoon even eerlijk in de spiegel kijken volstaat toch om te beseffen dat dát is wat we een leven lang zoeken: het gloedvolle en het onbekommerde van die eerste jaren? Ik heb al lang aanvaard dat het volwassen leven je verdriet en teleurstelling brengt, en dat je nooit meer terug kunt naar dat spannende gevoel net voor het allemaal begint. Maar in ruil mag ik toch wel proberen om een stukje van mijn 12-jarige zelve in leven te houden?»

HUMO Je bent een merkwaardige hybride van joie de vivre en melancholie.

LYBAERT «Zo is het. Als het gezellig is op café, bestel ik zeven keer de laatste pint – ook al moet ik vroeg op. Tegelijk ben ik een gevoelige jongen, altijd bang om verpletterd te worden. (Denkt na) Ik zou niet graag met mezelf leven. Ik denk dat ik een moeilijke mens ben. ‘Waarom ben jij nooit zo tof als je bij ons bent?’ vragen mijn kinderen als ze naar ‘De Columbus’ kijken. Dat snijdt door mijn hart, maar ik begrijp ze. Het idee van onvolmaakt te zijn, schrikt me niet meer af. Content zijn met jezelf: je moet dat dúrven.»

Vlierbloesemsiroop

Ik heb een aantal gewone vlieren in mijnen hof staan en regelmatig komt er eentje bij. Het zijn heel gemakkelijke struiken die weinig onderhoud vragen en waarvan de bloesems ’s avonds na een warme dag heerlijk ruiken.

Naar het schijnt zijn het diverse soorten vlieren, dat verschilt van continent tot continent. Maar ik ben al blij met een gewone. En tegen zwarte magie ben ik dus lijkbaar heel goed beschermd, alhoewel dat kan ook best spannend zijn!

De vlierbloesemsiroop heb ik al gemaakt en vooral in de zomer kan die fris maken, aangelengd met wat spuitwater en ijs.

De gewone vlier ( Sambucus nigra )

De vlier is van oudsher gekend om bescherming te bieden tegen zwarte magie, boze geesten, brand of blikseminslag. Dit zou zijn mede dankzij de goedgezinde huisgeesten in de struiken. Een ander verhaal vertelt dat Judas zich zou hebben opgehangen aan een vlier. Van de takken maakten we vroeger dan weer fluiten en ik persoonlijk gebruikte ze om een windvlieger te maken.

De gebruikte onderdelen zijn voornamelijk de bloesems en bessen. Al wordt het blad ook uitwendig toegepast. En kan men de schors mede dankzij het ijzersulfaat gebruiken om een grijsbruine tot zwarte kleur te geven aan katoen of wol. Het blad geeft dan weer een gele tot groen kleur.

In de bloesems vind men oa vitamine A en C, verschillende flavanoïden. Maar ook looistoffen, slijmstoffen, fenolzuren enz terug. Ook etherische olie, steroïden, vetzuren, kalium en bitterstoffen. De bessen hebben dan weer een andere samenstelling. Maar dat is voor later op het jaar.

Door de proteïnen speelt de vlier nogal een belangrijke rol in het voorkomen van bacteriële infecties en het verhogen van de weerstand. Het heeft niet enkel een antiseptische werking, maar het weert ook virussen. Verder heeft de bloesem door de looistoffen en ursolzuren een samentrekkende en ontstekingsremmende werking. Juist daarom wordt deze ingezet bij grippale aandoeningen, koorts, verkoudheid, hoest. Mond-, neus-, en keelaandoeningen.

De vlierbloesemsiroop is zeker de meest gekende, net als de limonade. Maar op vraag en na een beetje zoeken wat dacht je mss van vlierbloesemchampagne. Hier wordt geen suiker toegevoegd maar gedroogd fruit. Die de micro organismen zo de voeding biedt waarop zij kunnen feesten.

– 10-15 schermen
– 1/2 citroen in schijfjes
– 6 dadels
– 1 liter water.
– inmaakpot van 1,5-2 liter en een theedoek.

Laat de bloesems even rusten om alles eruit te laten kruipen, zo verlies je ook het stuifmeel niet. Verwijder de dikste stelen. Doe de bloesems met citroen dadels en water in de pot en sluit hem af. ( zorg ervoor dat alles onder staat ). Laat dit een dag of 3 op een warme plaats staan, je kan reeds op de tweede dag proeven of hij zuur begint te worden. Als de smaak je bevalt kan je het geheel door een neteldoek doen. En in de koelkast max 1 maand bewaren. Wil je echt bubbels kan je na het zeven honing of suiker toevoegen. Tot een zoetheid vergelijkbaar met een fruitsap. In de koelkast zetten en dagelijks even de dop opendoen, om er de druk af te laten. Eenmaal op smaak kan je hem leegdrinken, blijven wachten heeft geen nut. Daar ook in de koelkast het fermentatieproces gewoon doorgaat. ( met dank aan de voedzame keuken ).

De Boskruidenier

Vlaamse Ouderenraad klaagt leeftijdsdiscriminatie grootouders aan

Vlaamse Ouderenraad klaagt leeftijdsdiscriminatie grootouders aan

Afgelopen weekend maakte de Nationale Veiligheidsraad bekend dat grootouders onder strikte voorwaarden opnieuw op hun kleinkinderen mogen passen. Echter, een grote groep grootouders werd na de hoerastemming meteen weer met de voeten op de grond geplaatst. Alle oma’s en opa’s die ouder zijn dan 65 jaar worden uitgesloten van deze versoepeling, ongeacht hun reële gezondheidstoestand. De Vlaamse Ouderenraad klaagt het discriminerende karakter van de maatregel aan, en waarschuwt voor het mogelijke precedent.

Hoewel de Vlaamse Ouderenraad zich verheugt voor alle jonge grootouders die weldra terug de zorg voor hun kleinkinderen kunnen opnemen, is de ingevoerde leeftijdsgrens onacceptabel voor de organisatie.

In strijd met de antidiscriminatiewet

Wie kwetsbaar is, moeten we beschermen. Ook de Vlaamse Ouderenraad is daarvan overtuigd. Alleen moeten de maatregelen daartoe voldoende onderbouwd zijn, en de toets van de discriminatiewetgeving kunnen doorstaan. Volgens die wetgeving moet zo’n maatregel niet alleen een legitiem doel hebben, maar ook ‘passend’ en ‘noodzakelijk’ zijn. En daarin gaat de maatregel te ver.

Er is immers onvoldoende aangetoond dat een grootouder van 65 jaar significant meer risico loopt dan een grootouder van 64 jaar. Een grote groep grootouders van 65 jaar en ouder wordt daardoor disproportioneel benadeeld. Dit terwijl hetzelfde doel ook bereikt kan worden met richtlijnen die meer toegespitst zijn op ouderen met onderliggende gezondheidsproblemen. Voor de Vlaamse Ouderenraad komt de richtlijn dan ook duidelijk neer op leeftijdsdiscriminatie.

De raad staat niet alleen in deze overtuiging. De organisatie beroept zich onder meer op een recent advies van Unia, het interfederaal gelijkekansencentrum. Daarin onderschrijft Unia het belang van veiligheidsmaatregelen tegen de gezondheidsrisico’s, maar ziet het een leeftijdsgrens niet als een passende maatregel.

“Een grens op 65+ zetten, streeft zijn doel voorbij en is bijgevolg strijdig met het Decreet houdende een kader voor het Vlaams gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid van 10 juli 2008.”
Unia, interfederaal gelijkekansencentrum

Leeftijdsdiscriminatie als algemene norm

De Vlaamse Ouderenraad vreest dat deze stigmatiserende richtlijn aanleiding kan geven tot een ruimere versoepelingsstrategie waarbij 65-plussers systematisch uitgesloten worden. In andere landen gingen al stemmen op die daarvoor pleiten. “Als men dit verder doorvoert, zou dit betekenen dat tal van mensen de komende maanden op verschillende vlakken in hun leven worden uitgesloten, louter op basis van hun geboortejaar” stelt Nils Vandenweghe, directeur van de Vlaamse Ouderenraad.
Bovendien riskeren we hiermee leeftijdsdiscriminatie te normaliseren in onze samenleving. Welk signaal geeft dit bijvoorbeeld aan werkgevers die 60-plussers in dienst hebben? Waarom zou je nog iemand laten doorwerken na zijn 65e, als die schijnbaar zo kwetsbaar is?

“Jaren aan sensibilisering rond leeftijdsdiscriminatie en werk rond genuanceerde beeldvorming over ouder worden, worden daarmee ongedaan gemaakt”, concludeert Vandenweghe, “nota bene door onze eigen beleidsmakers.”

Vertrouw op gezond verstand

De situatie is ook absurd voor alle jonge grootouders die de komende weken 65 jaar worden en in goede gezondheid verkeren.

“Moeten zij zich nu halsoverkop naar hun kleinkinderen haasten, omdat ze na hun verjaardag plots in levensgevaar zijn en niet meer voor de kleinkinderen mogen zorgen?”, vraagt de organisatie zich af. “Dat is toch te gek voor woorden?”
Doorheen de richtlijnen die de Nationale Veiligheidsraad de afgelopen weken communiceerde, wordt beroep gedaan op het gezond verstand van mensen. De Vlaamse Ouderenraad merkt dat ouderen meer dan ooit voorzichtig zijn en maant beleidsmakers aan om ook te vertrouwen op het gezond verstand van 65-plussers. En hen dus niet bij voorbaat al uit te sluiten van enig perspectief.

Mogelijkheid om leeftijdsdiscriminatie te melden
De Vlaamse Ouderenraad wijst er op dat grootouders van 65 jaar en ouder deze leeftijdsdiscriminatie kunnen melden bij Unia. Dat kan via het gratis nummer 0800 12 800 of online via de website van Unia.