Reinaert ontdekt de IJsebroeken

Reinaert heeft vandaag mijn favoriete biotoop in Overijse ontdekt: De IJsebroeken.

Samen met zijn papa genoot hij van het zonnetje in ons mooi natuurgebied waar nu alles weer stilaan tot leven komt.

Een plek (De IJsebroeken)

Ieder mens
heeft een plek nodig
waar je alleen kan zijn
in voor- en tegenspoed.

Een plek,
waar het water
zuiver is
en de rust
intenser.

Een plek,
waaruit de natuur
nieuw leven put
en waar schoonheid
magisch wordt.

Een plek,
waar het gras
hoger is
en de wortels
sterker en dieper.

Een plek,
waar dag en nacht,
fauna en flora
veilig is,
voor nu en later.

Een plek,
waar dat ongrijpbare gevoel
dat men ziel noemt,
naar antwoorden zoekt
en telkens opnieuw
een andere waarheid vindt.

Micheline Baetens – 12.10.2019

LOCKDOWN

Via email heb ik een mooie tekst gekregen over onze huidige lockdown.
(Bedankt Trudo)

Binnenkort is het Pasen en dat is toch het feest van een nieuw begin waarin alles herleeft. Dit jaar meer dan ooit!

Een beetje symbolisch vind je onder deze tekst en foto van SLEUTELbloemen…

Lockdown

Ja, er is angst.
Ja, er is isolatie.
Ja, er wordt gehamsterd.
Ja, er is ziekte.
Ja, er is zelfs dood.

Maar,

Ze zeggen dat je in Wuhan na zoveel jaren van lawaai
de vogels weer kan horen zingen.
Ze zeggen dat na slechts een paar weken van rust
de lucht niet langer stijf staat van de smog
maar blauw en grijs en helder is.

Ze zeggen dat in de straten van Assisi
mensen elkaar toezingen
over de lege pleinen
en hun ramen openhouden,
zodat zij die alleen zijn
de geluiden van families
om hen heen kunnen horen.

Ze zeggen dat een hotel
in het westen van Ierland
gratis maaltijden aanbiedt
en bezorgt bij hen die aan huis gebonden zijn.

Vandaag is een jonge vrouw die ik ken
druk bezig om in haar buurt
flyers te verspreiden met haar nummer
zodat ouderen iemand hebben
die ze kunnen bellen.

Vandaag bereiden kerken, synagogen,
moskeeën en tempels zich voor
om dakloze, zieke en vermoeide mensen
te kunnen verwelkomen
en onderdak te bieden.

Over de hele wereld beginnen mensen
te vertragen en te reflecteren.

Over de hele wereld kijken mensen
op een nieuwe manier naar hun buren.

Over de hele wereld worden mensen
ontvankelijk voor een nieuwe werkelijkheid,
voor hoe groot we eigenlijk zijn
en hoe klein onze feitelijke controle,
voor wat er werkelijk toe doet.

Voor liefde.

Dus we bidden en realiseren ons:

Ja, er is angst,
maar er hoeft geen haat te zijn.

Ja, er is isolement,
maar er hoeft geen eenzaamheid te zijn.

Ja, er wordt gehamsterd,
maar er hoeft geen gierigheid te zijn.

Ja, er is ziekte,
maar de ziel hoeft niet te lijden.

Ja, er is zelfs dood,
maar er kan altijd
een wedergeboorte van liefde zijn.

Word je bewust van de keuzes die je maakt
voor je leven nu.

Vandaag: Adem.

Hoor,

achter de fabrieksgeluiden van je paniek,
zijn de vogels weer aan het zingen,
klaart de hemel op,
is de lente in zicht.

En altijd worden we omringd door Liefde.

Open de ramen van je ziel.

En al ben je niet in staat om de ander over het lege plein aan te raken:

Zing.

Richard Hendrick

Het belangrijkste

Door de coronacrisis weten we nu ook wie of wat we het ergste missen, en zo weten we ook meteen wie of wat het belangrijkste is in ons leven.

Voor mij is dat mijn familie, mijn zoon mijn schoondochter en met grote voorsprong mijn kleinzoon, Reinaert.

Pas zes maanden oud, verandert hij nu elke dag en ook elke dag zijn er nieuwe dingen die hij ontdekt en ons daarmee verrast en blij maakt.

Gelukkig zijn de foto’s, de videdo’s en ook het videochatten om dat enigszins nog van zo dichtbij mogelijk te mogen meemaken.

Ik mis dat ventje heel hard, de aanraking, de knuffels, de lichtjes in zijn ogen, zijn eeuwige lach… FOEI CORONA!!!

Laat ons hopen dat we onze geliefden weer vlug een dikke zoen en een warme knuffel mogen geven. Ik kijk er naar uit!

Bioloog Dirk Draulans over COVID-19

Bioloog Dirk Draulans: “Mensen schrikken niet van COVID-19, maar wat als corona en ebola één virus vormen?”

Fluit de natuur de mensheid terug met het nieuwe coronavirus? Met andere woorden: Zorgt de overbevolking ervoor dat we dichter bij of in de natuur gaan leven en meer in contact komen met wilde dieren die broeihaarden vormen voor besmettingen? Bioloog Dirk Draulans wikt en weegt. Hij houdt een pleidooi om in harmonie te leven, maar denkt niet dat de COVID-19-crisis daarvoor zal zorgen. Draulans over vleermuizen en genetische herschikkingen bij virussen.

We zijn op onze planeet met ruim 7 miljard mensen. We gaan op plekken wonen waar mensen nooit geleefd hebben en komen meer en meer in contact met dieren en hun ziekteverwekkers in die gebieden. De wisselwerking tussen mensen en dieren verandert. Vleermuizen lagen ook aan de basis van de verspreiding van COVID-19. Bioloog Dirk Draulans ziet de natuur de mensheid niet echt terugfluiten.

Onderschat vleermuizen niet. Die zijn met miljarden en zitten vol virussen.

“De natuur doet zijn ding, maar wij dringen ons op en ontwrichten een heleboel systemen. Komt daar bovenop de globalisering waardoor jij en ik de wereld rond kunnen (vliegen)”, vertelt Draulans in “De afspraak” op Canvas. Volgens hem moeten we vleermuizen niet onderschatten.

“Er zijn 1.300 soorten vleermuizen, dat is ongeveer 1/5 van het aantal zoogdieren. Dat gaat over miljarden dieren die vol virussen zitten”, legt hij uit. Voor vleermuizen zijn die virussen geen bedreiging. “Die dieren hebben een hoge tolerantie, soms gaan ze in een soort van wapenwedloop met een virus: Een virus wordt krachtig, de vleermuis vindt daar een weerstand tegen, het virus wordt weer krachtiger, de weerstand van de vleermuis wordt weer beter, enz. Als het virus dan een sprong maakt naar een andere gastheer die de weerstand niét heeft, dan zit je ongelooflijk in de problemen. Dat gebeurde met ebola bijvoorbeeld.”

“Vele reacties in een lichaam zijn het gevolg van de weerstand die in overdrive gaat. Vleermuizen leggen in eerste instantie hun weerstand stiller. Ze gaan niet zo in overdrive. Dat is ook de reden waarom vleermuizen relatief oud worden. Als vleermuizen moeten reageren, reageren ze efficiënt. Er zitten honderen coronavirussen in vleermuizen te wachten, eentje is potentieel gevaarlijk. Maar panikeer nu niet als je een vleermuis ziet”, duidt Draulans.

Daarin treedt viroloog Marc Van Ranst hem bij. “Geen enkel virus wil de gastheer doden, dat is dom. Succesvolle virussen zijn oude virussen die geleerd hebben om goed overeen te komen met de gastheer: met niet te veel symptomen, maar wel overdraagbaar.”

Kleine knikjes in de bevolkingsgrafiek

COVID-19 is beperkt dodelijk, in de natuur een geijkte manier om populaties te regelen, ziet Draulans het. “Het virus valt in eerste instantie de ouderen en kwetsbaren aan. Dat is eigenlijk een natuurlijke selectie die we met onze geneeskunde proberen tegen te gaan. Een verdienste van de mensheid”, aldus Draulans. “Ik denk niet dat dit soort virusuitbraken een impact gaat hebben op de wereldbevolking. Zelfs de Spaanse griep, dat zijn kleine knikjes in de bevolkingsgrafiek. Dat herstelt na 10-20 jaar. De overbevolking tegengaan? Dat moeten we zelf doen met minder kinderen.”

Van Ranst schat dat het nieuwe coronavirus 250.000 tot een half miljoen dodelijk slachtoffers zal maken. De gewone griep maakt evenveel doden. Hij noemt COVID-19 “een erge griep”. Door de genomen maatregelen treedt er een vertraging op. Van Ranst: “Dat geeft de geneeskunde een kans. Had China (waar de eerste uitbraak viel, red.) geen maatregelen getroffen dan zouden er méér doden geweest zijn.”

Het ergste virusscenario?

Voorspellingen tonen aan dat de bevolking zal blijven aangroeien, met 11 miljard mensen zouden we zijn in 2100. Draulans hoopt dat de mensheid de natuur op een bepaalde (niet-destructieve) manier in zijn verhaal meeneemt. In harmonie gaan leven. “Het ongebreideld hout kappen in het Amazonewoud moet stoppen en de handel in wilde dieren op markten ook. Dieren zijn de belangrijkste bron van besmetting.”

Wat kan de ergste vrees zijn op vlak van virussen? “Ze hebben de kwalijke gewoonte dat als ze met twee in een gastheer huizen, ze genetisch materiaal gaan herschikken. Als je een cocktail krijgt met de besmettelijkheid van corona en met de dodelijkheid van ebola, dan zitten we met een serieus probleem. Maar dat is evolutionair onvoorspelbaar.”

De huidige crisis zal niet leiden tot gedragsverandering bij mensen of overheden, vreest Draulans. “Het beste middel om Vlaanderen in gang te krijgen tegen de klimaatopwarming? Eens zes weken geen water uit de kraan laten komen in de zomer. Dan zullen de mensen schrikken. Bij COVID-19 schrikken ze niet.” Van Ranst denkt wel dat door dit virus telewerk en afstandsonderwijs ingang zullen vinden. Maar “dramatische grote wijzigingen” verwacht ook hij niet.

Het zijn de mensen zoals wij

Mijn grootmoeder zal nog gelijk hebben: “Het moest terug oorlog zijn, dan zouden de mensen wel weer wat contenter worden.”

En inderdaad tijdens zo’n “oorlog” zoals we die nu beleven heb ik de indruk dat het goede en het lieve in de mens terug naar boven komt. Als ik zie wat er op die paar weken allemaal op poten is gezet, kan ik niet anders dan mijn grootmoeder gelijk geven.

Of is het misschien omdat we wat meer tijd hebben, minder opgejaagd zijn? Of minder afgeleid zijn en enkel met het essentiële  bezig zijn: onze gezondheid en ons welzijn, in plaats met onze welvaart en steeds meer en beter willen hebben.

Genoeg eten en drinken in huis, veilig thuis zitten, minder hard werken en presteren, en oplossingen zoeken voor de nieuwe en hopelijk tijdelijke toestand. In elk geval ik vind dat we het met zijn allen niet slecht doen. Zelfs onze politici lijken creatief en behulpzaam.

We beseffen nu ook welke mensen we eigenlijk het meest nodig hebben in onze maatschappij, en dat het niet enkel de bollebozen en allesweters zijn die deze wereld recht houden, maar dat het vooral zij zijn die de handen uit de kunnen mouwen steken om voor ons te zorgen, zelfs in een crisissituatie.

Het zijn de gewone mensen, waartussen we dag in dag uit leven, “het zijn de mensen zoals wij, zoals hij zoals ik, zoals jij”  zoals het in het liedje van Zjef Vanuytsel gaat.

Wie zijn ze

als ze jong zijn dan dromen ze van liefde in’t goud
van een wereld die mooi is die nooit werd gebouwd
ze hebben nog hopen idealen en illusies
want ze lezen nog geen krant en ze kennen nog geen ruzies
ze voelen nog geen pijn want de dood is nog ver
hun liefde is nog rein als de zon of een ster
de meisjes dromen van een mooie frisse knaap
zonder kromme benen en poëtische praat
de jongen zijn nog braafjes en ze kunnen nog behagen
want z’hebben nog geen haat en geen wapen leren dragen

wie zijn ze, wie zijn ze
je zult ze wel kennen
wie zijn ze, wie zijn ze
het zijn de mensen zoals wij, zoals hij
zoals ik, zoals jij

maar ze worden dan wat ouder en ze staren zich blind
op hun vrouw, hun atuo, hun enig kind
of z’hebben hun grootste idealen laten varen
want ze gaan nu kapitaal en prestige vergaren
ze voelen nog geen pijn want de drank is besteld
hun liefde is wel koud maar ja die koop je met geld
de vrouwen dromen van een ouder exemplaar
met een testamentje en mooie grijze haar
de mannetjes zijn kalmer maar ze kunnen nog behagen
want z’hebben nu hun centjes, hun naam of hun wagen

wie zijn ze, wie zijn ze
je zult ze wel kennen
wie zijn ze, wie zijn ze
het zijn de mensen zoals wij, zoals hij
zoals ik, zoals jij

en dan zijn ze oud en hun huid is versleten
want er waren zoveel dingen die ze toen zijn vergeten
er zijn nu middelen om hun pijn te verjagen
want z’hebben al veel te veel vrienden begraven
ze voelen zich nu rot want de dood is dichtbij
hun liefde is wel koud maar ja de pret is toch voorbij
de vrouwtjes zijn nu stil en bidden elke dag
en denken aan’t pensioentje en de steen op hun graf
de mannetjes zijn kalmer en denken aan die dagen
en aan hun oude liefjes en hun oude heldendaden

wie zijn ze, wie zijn ze
je zult ze wel kennen
wie zijn ze, wie zijn ze
het zijn de mensen zoals wij, zoals hij
zoals ik, zoals jij

 

 

De angst voor het coronavirus

De angst voor het coronavirus is gevaarlijker dan het virus zelf

Professor Mattias Desmet stelt dat onze angst voor het coronavirus niet enkel op feiten is gebaseerd. Het virus is gevaarlijk, maar er schuilt een diepere existentiële crisis achter onze angstgevoelens. De maatschappij was al langer aan het wegglijden in een spiraal van angst en psychisch onbehagen. Dat fenomeen aanpakken is de echte uitdaging van de coronacrisis.

Het hoeft niet meer gezegd: onze maatschappij gaat door een ongeziene crisis – een crisis waarvan we de politieke, economische, sociale en psychologische gevolgen nog niet kunnen inschatten. Ze is in de greep van een verhaal over een virus – een verhaal dat ongetwijfeld op feiten gebaseerd is.

Maar welke? We vingen voor het eerst een glimp op van ‘de feiten’ via een verhaal over een virus in China dat de lokale overheden tot de meest drastische maatregelen noopte. Ganse steden werden in quarantaine geplaatst, in allerijl werden nieuwe ziekenhuizen gebouwd, figuren in witte pakken desinfecteerden de publieke ruimte, enz. Hier en daar klonk het dat de totalitaire Chinese staat over-reageerde en dat het nieuwe virus niet erger was dan een griep. En ook het omgekeerde werd gesuggereerd: dat het veel erger moest zijn dan men liet doorschemeren, want geen enkele overheid zou anders dergelijke verregaande maatregelen treffen. Toen speelde alles zich nog ver van ons bed af en gingen we ervan uit dat het verhaal ons niet toeliet om de precieze feiten te kennen.

Het verhaal wordt vooral geconstrueerd door een angst en psychische ontreddering die al geruime tijd in alle geledingen van de maatschappij aan het groeien was

Het is belangrijk dat we stilstaan bij iets waar we ondertussen in paniek aan voorbij hollen: wat onze reactie op ‘het virus’ bepaalt, zijn niet de feiten op zich, maar wel het verhaal dat omtrent de feiten geconstrueerd wordt. Dat verhaal wordt geconstrueerd door hulpverleners die oprecht hun best doen om te helpen, door mensen die hun medemens niet willen zien lijden, door politici die de juiste beslissingen willen nemen, door academici die zo objectief mogelijke informatie willen verstrekken.

Maar het verhaal wordt ook geconstrueerd door politici die onder druk staan van de publieke opinie en zich genoodzaakt voelen om krachtdadig op te treden, door leiders die de controle kwijt waren over de samenleving en nu door het virus de teugels terug in handen kunnen krijgen, door experts die hun onwetendheid moeten verbergen en de vlucht vooruit kiezen, door academici die een gelegenheid zien om zich te laten gelden, door de in de mens inherent aanwezige neiging tot hysterie en dramatiek, door farmaceutische bedrijven die een gouden kans ruiken, door media die gedijen op sensationele verhalen, door getuigenissen van unieke gevallen bij wie het ziekteverloop uitzonderlijk zwaar was, …Psychologische crisis

En het verhaal wordt vooral geconstrueerd door een angst en psychische ontreddering die al geruime tijd in alle geledingen van de maatschappij aan het groeien was. In de jaren en maanden voorafgaand aan de uitbraak van de coronacrisis vielen de tekenen dat de maatschappij op een psychologische crisis afstevende nauwelijks nog te ontkennen. Ziekteverlof door psychisch lijden en gebruik van psychofarmaca volgden een exponentiële curve; de diagnose ‘burn-out’ nam epidemische vormen aan en bedreigde het functioneren van ganse organisaties, bedrijven en overheidsinstellingen; het toekomstbeeld werd meer en meer getekend door pessimisme en perspectiefloosheid. Als onze samenleving niet weggespoeld zou worden door de wassende zeeën, dan wel door de vluchtelingenstroom; enz.

Het Grote Verhaal van deze maatschappij, het verhaal van de Verlichting, leidde om het zacht uit te drukken niet langer tot het optimisme en positivisme van weleer. Vanuit een hedendaags psychoanalytisch perspectief is dát precies het punt waarop de angst zich situeert: het punt waar men niet langer zekerheid vindt in een verhaal over de eigen identiteit.

Zonder de spiraal van angst en psychisch onbehagen te doorbreken, kunnen ergere virussen wel ravages aanrichten.

Dit is mijn stelling: deze crisis is in de eerste plaats een psychologische crisis – een massieve doorbraak van angst in de maatschappij. Angst wordt in eerste instantie maar in heel beperkte mate veroorzaakt door reële problemen … maar ze rechtvaardigt zichzelf door reële problemen te creëren. Die problemen voelen we nu al aan: op politiek vlak het oprijzen van de dictatoriale staat, op economisch vlak de recessie en het failliet van talloze bedrijven en kleine zelfstandigen, op sociaal vlak een blijvende aantasting van de (fysieke) band tussen mensen, op psychologisch vlak nog meer angst en depressie, en jawel … op lichamelijk vlak, in de nasleep van de psychologische en sociale stresstoestand, een collaps van de immuniteit en de fysieke gezondheid.

Men leze er de literatuur omtrent psychogene dood, placebo’s en hypnotische sedatie op na om zich ervan te vergewissen hoe onvoorstelbaar sterk de impact van psychische factoren op lichamelijke ziekte en gezondheid kunnen zijn. Zonder dat we de spiraal van angst en psychisch onbehagen kunnen doorbreken waarin we als maatschappij al decennia aan het wegglijden zijn, kunnen virussen die nu nog relatief onschadelijk zijn, in de toekomst wel degelijk ravages aanrichten.

Er moet niet in de eerste plaats een materiële barrière tegen een virus opgeworpen worden, maar wel een symbolische barrière tegen de angst.

Angst heerst al langer

We moeten de huidige angst als een probleem op zich beschouwen, een probleem dat zich niet laat herleiden tot ‘de feiten’ van ‘een virus’ maar een oorzaak op een volledig ander niveau heeft, op het psychologische niveau, het niveau van het (falen van het) Grote Verhaal van onze maatschappij.

Het Grote Verhaal van onze maatschappij is het verhaal van de mechanistische wetenschap; een verhaal waarin de mens gereduceerd wordt tot een biologisch ‘organisme’. Een verhaal ook dat de psychologische en symbolische dimensie van het menselijke wezen totaal miskent. Dat mensbeeld is de kern van het probleem. Elke behandeling van welke epidemie ook die vanuit dit mensbeeld vertrekt, zal het probleem uiteindelijk alleen maar erger maken. Of zoals Einstein het stelde: men kan een probleem niet oplossen door hetzelfde soort denken dat het veroorzaakte.

Dit is de échte opgave waar we als individu en als maatschappij voor staan: een nieuw verhaal construeren, een nieuwe grond voor onze identiteit, een nieuwe grond voor onze maatschappij, een nieuwe grond voor het samenleven met anderen. Hannah Arendt had dat al door in 1954, dat het oude verhaal aan het aflopen was en dat we daarom geconfronteerd werden met ‘the elementary problems of human living-together’. Er moet niet in de eerste plaats een materiële barrière tegen een virus opgeworpen worden, maar wel een symbolische barrière tegen de angst. Dat in gedachten houden, kan misschien helpen om op het juiste niveau te handelen in deze crisis.

Mattias Desmet
Mattias Desmet is professor klinische psychologie aan de Universiteit Gent.

Bron: www.vrt.be

25 maart 2020

Vandaag is Reinaert zes maanden oud, en vandaag ook zou zijn opa Jean-Pierre vijfenzeventig jaar geworden zijn.

https://www.facebook.com/canvastv/videos/228030335055092/UzpfSTEwMDA0MTAzMDgyNzUwNjoyMjg4ODQxOTg0ODkyNzM/

Lieve jongen

Lieve jongen,
misschien kan je later
aardedokter worden
en onze planeet genezen
van de opwarming
en vervuiling,
en de prachtige natuur
van de verwoesting.

En als je dan
daarin geslaagd bent,
er hopelijk voor zorgen
dat de mensheid
niet meer in de hemel
moet geloven,
omdat die voortaan
aan hun voeten ligt.

Micheline Baetens – 28.08.2019

Regelmatig

Ik denk nog regelmatig ’s nachts
dat hij naast mij ligt,
en draai mij dan voorzichtig om in bed,
tot ik mij realiseer
dat het enkel de gewoonte is.

En soms gaat overdag de deur open
Zonder dat er iemand binnenkomt…

Micheline Baetens – 8 november 2015

Fruitbomen in de lente – Isidore Verheyden

Mijn schoonmoeder zei altijd dat toen mijn man geboren werd de fruitbomen al bloeiden…

Alice Nahon: miskend omdat ze vrouw was?

Ik hou van Alice Nahon, omdat zij volgens mij niet echt het o zo lieve meisje was, waarvoor men haar hield. Dat blijkt trouwens uit haar gedichten. Volgens mij was ze, in een tijd die daar nog niet rijp voor was, emancipeerder dan sommige vrouwen nu.

En natuurlijk speelt het feit dat zij in Overijse, mijn geboortedorp, destijds school gelopen heeft, ook een rol.

Alice Nahon wordt geboren in Antwerpen in 1896. Haar vader is boekhandelaar, afkomstig uit Nederland, en haar moeder een onderwijzeres uit Putte bij Mechelen.
Ze schrijft haar eerste gedichten tijdens haar schooltijd in Overijse. In 1913 – ze is dan 17 jaar – begint ze een opleiding aan de verpleegsterschool van het Antwerpse Stuivenbergziekenhuis. Ze wordt verliefd op de hoofdverpleegster Anne Voeten, een vrouw van 24. Of dit louter platonisch is, weten we niet…
Alice wordt ziek en moet haar verpleegopleiding stopzetten. Een diagnose bestempelt haar als tbc-patiënt en ze wordt opgenomen in een sanatorium. Ze zal vele jaren verblijven in verschillende sanatoria en rusthuizen. Later zal blijken dat die diagnose foutief was.
In 1917 debuteert ze als dichteres en in 1920-21 publiceert ze enkele poëziebundels die succesvol worden ontvangen. In tegenstelling tot haar brave imago van het godvruchtige, ietwat seutige dichteresje is Alice Nahon een onafhankelijke, zelfs behoorlijk vrijgevochten vrouw, ook op seksueel vlak, zoals blijkt uit het gedicht Verlangen dat eigenlijk gaat over haar ontmaagding. Ze raakt bekend in artistieke middens en knoopt vriendschaps- én liefdesrelaties aan met avant-gardistische en non-conformistische kunstenaars en schrijvers. In 1923 reist ze naar Zwitserland voor een herstellingskuur. Daar ontdekt een arts dat ze helemaal niet lijdt aan tbc, maar gewoon aan een chronische bronchitis.
In 1927 krijgt ze een job als bibliothecaresse aan de Stedelijke Volksboekerij, de stadsbibliotheek van Mechelen. Maar reeds drie jaar later moet ze haar ontslag geven wegens gezondheidsredenen. In de jaren ’30 woont ze in het Antwerpse en knoopt daar opnieuw vriendschapsbanden aan met Anne Voeten, de vrouw op wie ze als 17-jarig verpleegstertje-in-spe verliefd was geworden. Alice Nahon overlijdt op 21 mei 1933. Ze is met ruim 250.000 verkochte poëziebundels één van de meest succesvolle Vlaamse poëten.

Vanavond eert Wim Helsen haar – Winteruur-gewijs – in ‘Meer vrouw op straat’ op Canvas en canvas.be.
#meervrouwopstraat #mechelen

______________________________________________________________________
BOEK

Magda Michielsens
uit: Ria van den Brandt (1996) Alice Nahon:
1896-1933. Kan ons lied geen hooglied zijn.
Antwerpen, Houtekiet, 1996, p. 139-147

In 1996 hebben een aantal Nederlandse en Vlaamse feministische vrouwen en enkele mannen een boek gepubliceerd over het werk van Alice Nahon, populaire Vlaamse dichteres die in 1896 geboren was en in 1933 stierf.
Mijn bijdrage ging over de plaats van Alice Nahon op de markt der symbolische goederen: Ingebonden.
Het boek is uitvoerig besproken in de Vlaamse en Nederlandse pers. De vertegenwoordigers van de Hoge Cultuur, die denken te weten wat Kwaliteit is hebben zich (nogmaals) als gieren op de arme Nahon gestort om te belichten hoe triviaal en conservatief ze was. De verdedigers van de Populaire Cultuur loofden (nogmaals) haar volksgevoel. Wij, auteurs van het boek, leken enkel een bemiddelende rol te spelen in een woordenstrijd over wat Cultuur is en wat Emancipatie is. Drukte op de markt.

De poëzie van Alice Nanon behoort niet tot De Literatuur. Dat heb ik altijd geweten: ik heb het op school geleerd en heb het goed onthouden. Ik was een goede leerlinge. Ik heb in de lessen Nederlands op de humaniora geleerd wat Cultuur is. Ik heb leren zien wat deel uitmaakt van het patrimonium en wat daar buiten valt en hoort te vallen. Ik heb geleerd wat van waarde is.

Dat heb ik op school geleerd – tussen 1956 en 1962. Ik leerde dat poëzie van Van de Woestijne en Elsschot is en hoorde dat een Alice Nahon versjes had gemaakt. Ik leerde dat zij te vrouwelijk, te sentimenteel, te romantisch en te klein was om Cultuur te zijn. Ik leerde haar wereld schuwen. Zij behoorde tot de wereld van overgevoelige moeders en romantische vrouwen. Een te mijden wereld voor wie (m/v) iets wilde weten en iets wilde worden. Erg vaak heb ik haar naam niet gehoord. Enkele duidelijke waarschuwingen werden blijkbaar voldoende geacht. Voor mij was het alsof Nahon alleen van mijn moeder was.

Ik heb het allemaal met gretigheid geleerd, de wiskunde, de Grote Schrijvers, de Romeinse oorlogsverhalen. Ik snapte het toen en snap het nu nog steeds. Een breuk met de dagelijksheid, afstand van bindende gevoelens, weerstand tegen opslokkend medegevoel is nodig om goed te kunnen denken. Sic itur ad astra [1], zei een prof mij op het einde van een examen. Ik had mijn les geleerd, maar bleef mij afvragen waarom men naar de sterren zou willen.

Uit de nalatenschap van mijn moeder heb ik de bundels van Nahon bewaard. Ik heb ze allemaal – in originele uitgave hoewel niet allemaal in de originele staat. Ze zijn vergeeld en stukgelezen. De meeste hebben eenvoudige crème kaftjes; twee echter hebben een harde grijs-gevlekte kaft. Ze zijn heringebonden. Het gevolg is dat ik niet meer kan zien wat de originele titel was van deze ‘Keurgedichten’ die verzameld werden uit de bundeltjes Vondelingskens 9º uitgave en Op zachte Vooizekens, 7º uitgave. Ook het jaar van uitgave is door de boekbinder weggewerkt. Zelfs een genummerd exemplaar van Schaduw, in groot formaat uitgegeven door de Nederlandse Boekhandel in 1928, zit in een verstevigd harnas. Mijn moeder kreeg de bundels cadeau van haar verloofde. Een duidelijk gewaardeerd geschenk. De harde kaften kwamen twintig jaar later. Ze waren een ongewenste ingreep van dezelfde man, mijn ordelijke vader. Zij beschouwde de inbinding als een ontvreemding.

De eerste pagina van de keurgedichten draagt een handgeschreven datum en naam: het was van haar en de datum is deze van haar zestiende verjaardag. Het is er vast later opgeschreven, als één van de vele rituelen om zich de poëzie toe te eigenen, te verbinden met het eigen leven, eigen herinneringen en emoties. 12 mei 1928 staat er in de linker bovenhoek, haar meisjesnaam in de rechter. Het meest verbaast mij dat formuleringen, versregels en uitdrukkingen een leven lang zijn meegedragen, terwijl ze gelezen werden in wat nu een jeugdboek zou heten. Zij was ook maar een meiske toen men haar verloofde. De inleiding van Dr. Tazelaar over het leven van Alice Nahon eindigt met de volgende woorden ‘Onze letterkunde is met dit arme meiske rijk.’ Alice Nahon was toen de dertig voorbij, maar het Vlaamsche dichteresje was zo ziek, zo eenvoudig en ontroerend dat zij steeds het arme kind bleef.

Ik heb steeds geweten dat mijn moeder de bundels van Nahon koesterde en dat zij van haar (poëzie) hield. Toen ik geleerd had dat Nahon geen kunst was, schaamde ik mij wel een beetje voor mijn moeders grote bewondering. Ik schaamde mij er niet voor dat zij enkel lager onderwijs had gedaan; dat was zo in die jaren, in die generatie. Pseudo-cultuur leek mij echter veel gevaarlijker dan geen cultuur. Verkeerde smaken leken te leiden naar verkeerde paden. Geen cultuur echter gold voor de meeste kinderen om mij heen. Dat was veranderbaar, daarvoor bestond de school. Daarvoor leefden we in de jaren vijftig: de mannen bouwden de puinen weer op en alle kinderen konden leren. De moeders moederden. De oorlog was gewonnen.

Ondertussen wist ik hoe mijn moeder met Nahons verzen omging. Intensief. Tijdrovend, maar aan tijd had zij geen gebrek. In schriftjes, agenda’s en op kleine papiertjes vond ik later de gekopiëerde regels. Soms kan ik de auteur moeilijk achterhalen. Soms is het beslist Nahon, overgeschreven om redenen die nog moeilijk na te voelen zijn. Misschien enkel om het te doen, het schrijven, het smaken, van buiten leren. Een enkele keer is het Hélène Swarth, soms denk ik dat het een eigen probeersel moet zijn geweest. Vaag, bescheiden, bedroefd. Niet de inhoud van de verzen, maar de oude woorden en het oude verlangen ontroeren mij.

Wat mijn leraars er ook van vonden, mijn moeder was niet de enige die zeer aan Nahon gehecht was. Ik vind een achttiende druk – 40º tot 44º duizendtal uit 1942 van Op zachte Vooizekens. De cijfers zijn bekend. Een oplage van 70.000 voor Vondelingskens, 60.000 voor ‘Op zachte Vooizekens’, 40.000 voor Schaduw en ook voor Maart-April zegt Erik Verstraete (1983: 8)[2]. En nog steeds kent iedereen ”t is goed in eigen hert te kijken’.

Uit de staat waarin de bundels zich bevinden lees ik af wat eenvoudige poëzie heeft betekend voor eenvoudige vrouwen. De versleten bundels vormen een klein pakketje C/cultuur dat echt van haar was. Het is het enige. De dichtbundels wijzen mij de weg in gevoelens die ik gedeeltelijk wel aanwezig wist. Een folder, een gedroogde bloem, een bidprentje en een enkele doodsbrief geven de plaatsen aan waar Nahons gedichten wellicht geholpen hebben.

De pagina van Armoe (VG, 118) heeft vieze plekken gekregen, omdat er al zovele jaren gedroogde meiklokjes op vastzitten.

‘k Heb zo’n honger naar een lied
In dit huis van eenzaam wezen,
Waar ‘k nog in geen blik mocht lezen,
Dat een mens me geren ziet.

Voor Nahon sloeg het gedicht op haar beleving in het sanatorium. De eerste strofe ligt gemakkelijk in de mond en kon herhaald worden telkens de vervreemding haar naar de keel grijpt. Ik verbind de zinnen ook met wat we nu weten over hoe vrouwen zich voelden als huisvrouwen. Het is niet haar particuliere eenzaamheid, noch van Nahon, noch van mijn moeder. Het is de institutionalisering van vrouwelijkheid. Het is ‘dit huis van eenzaam wezen’. ‘Mother’s little helpers’ moesten nog uitgevonden worden, maar de vervreemding was er al.

Vervreemding is vaak anders voor mannen dan voor vrouwen. Er is de vervreemding door routines in de wereld van arbeid en discipline. Men weet niet waarom en waartoe, maar de machine draait door. Er is ook de vervreemding door de afhankelijkheid van mensen om zich heen, door de kilte van de nabijheid. Mensenogen (VG, 169) is in het interbellum geschreven, maar ook na de oorlog ondersteunde het gedicht vrouwen die zich onwennig voelden bij het algemeen onvermogen om te rouwen, te bewegen, te handelen.

Ik hou van ogen, door weemoed gewijd;
Ik hou van ogen, die hebben geschreid,
Die hunkrend uitzien van groot gemis
Of starlings staren van droefenis.

Nahon beschrijft romantisch liefdesverdriet, maar ook de domheid om alleen een liefdesideaal te hebben om zich aan vast te houden.

Ik heb de liefde liefgehad;
daarom wellicht heeft zij mij niet bemind.
(VG, 191)

Dacht mijn moeder hieraan, toen ik haar in de jaren zestig probeerde uit te leggen dat het huwelijk gevaarlijk was voor vrouwen en monogamie een vorm van ontrouw aan zichzelf ? Zij wist zelf al jarenlang wat er gevaarlijk was voor vrouwen.

Ik droom mijn liefde blijer,
(…)
Ik droom mijn liefde sterker,
(…)
Ik droom mijn liefde wijder,
(…)
(VG, 209)

Wie niet? Bij dit gedicht is in mijn bundel het doodsprentje van Nahon bewaard. Voor haar bleef het bij dromen. Voor haar ging alles teloor omdat gezegd was dat zij aan een dodelijke ziekte leed. Zo schreef ze, tot het een verkeerde diagnose bleek te zijn. Een betere diagnose bracht haar echter geen betere gezondheid. Ik zie niet in dat haar tbc-doodsangst andere gevoelens induceert dan wat existentiëel toch al zo is. Ook AIDS-kunstenaars vandaag leven niet in een andere wereld dan de (voorlopig) niet zieken. Ze zien de wereld duidelijker, afgelijnder, scherper en versneld. Artsen en biografen hebben Nahon onrecht aangedaan door haar toestand aan tuberculose toe te schrijven.
De doodsbrief van mijn vader zit bij het volgende vers. Ik zal hem er nooit weghalen.

Toe mijn ogen, weest nu stil,
vertelt niet wat ik zwijgen wil
want lachen door mijn triestigheid
is wonderschone logen.
Och, doet maar juist als waart ge blij
en lacht maar, lacht maar allebei
de schone lach van kinderogen.
Toe, mijn harte, zing nu weer,
ge deedt het al zo lang niet meer,
en zingen is de vlucht naar God
voor wereldmoede mensen;
zing hoger dan dat oud verdriet,
zing warmer dan dat lauwe lied
van ijdele hoop
en ijdele wensen
(…) (VG, 210)

Verdriet en bevrijding gaan hand in hand. Het raakt mij. Vanwege de persoonlijke band, uiteraard. Evenzeer vanwege de gedachte aan al die vrouwen, één à twee generaties ouder dan ik, die troost hebben geput uit de gedachte ‘God moet mij geren zien’ en lang moesten wachten voor zij als weduwe aan zichzelf konden beginnen denken.

Ik hoorde de Nahon-verhalen pas in de jaren vijftig. Uit de diepste lagen van mijn herinnering zou ik een Antwerpse stadswandeling kunnen samenstellen vol lieux de mémoires die met Nahon te maken hebben. Maar ook toen ik als jong kind door Antwerpen liep was Nahon al enkel heimwee. Haar echte populariteit was voorbij.

Op de humaniora (godzijdank: vrijzinnig, gemengd, progressief, latijn-wiskunde, druk en streng) bond niets mij nog aan Nahon. Tenzij dat ene beeld in mij dat zij gelaten had: op eigen benen wandelend in Antwerpen. Ook thuis hoorde ik nog weinig over haar poëzie. Ik herinner mij enkel nog dingen over haar flinkheid en haar zelfstandigheid. Mijn moeder was mij kwijt: ik ‘studeerde’. Van de vele betekenissen die Nahon voor haar had werd het feit dat Nahon niet gestrikt was in een huwelijk en dat zij dichteres was het belangrijkste. Een schrijfster, een intellectuele. Verfijnd, slim, moedig, autonoom. Dat was het enige wat aan mij nog een legitieme boodschap was. Het enige wat zij mij nog luidop durfde zeggen. Er werd haar uiteraard niet verboden om iets anders te zeggen, maar wat zeg je nog over wat je zelf doet en voelt als ‘emancipatie’ en ‘leren’ de nieuwe waarden zijn. Je selecteert en het verhaal van Alice Nahon had genoeg wat wél bij een nieuwe wereld voor meisjes paste: kunnen schrijven en niet afhankelijk zijn, geen kostwinner om aan te gehoorzamen, niemand die je inbindt, verwoorden en begrepen worden, een beroep hebben, ook al vraagt het moed en brengt het eenzaamheid. De foto’s, gemaakt door de professionele ambulante fotograaf op de grote Antwerpse stadsaders, lenen zich perfect tot identificatie. Zo gaat het goed: alleen op stap. Natuurlijk en zwierig, spontaan geposeerd. De flinkheid van alledag.

Zelf heb ik het werk van Nahon lange tijd niet gelezen. Uiteraard niet. Ik werd te rationalistisch om iets met poëzie te hebben. Ik ben te geëmancipeerd om met verkleinwoorden te spelen en bloempjes rond te strooien. Ik heb niets met godsdienst, niets met katholieke scholen of priesters, ik heb helemaal niets met de Vlaamse beweging. Ik ben echt van een andere tijd en ideologisch is de kloof onoverbrugbaar. Maar toch. Ik heb iets met vrouwen en ik heb iets met populaire cultuur. Uiteindelijk moest ik haar wel lezen, om vrouwen uit het interbellum en de eerste jaren na de oorlog beter te begrijpen. Het is mijn vak en mijn passie.

Terwijl ik mij nu in Nahon verdiep, interview ik vrouwen die van Nahon hebben gehouden. Zij noemen mij de namen van Vlaamse schrijfsters die ik niet ken en nooit eerder heb gehoord. Niet gecanoniseerd, gemarginaliseerd. Als ik de namen opzoek en het werk bekijk, prijs ik de heren die mij hebben gevormd dat dit mij bespaard is gebleven. Ambivalentie aan alle kanten. Ik ervaar verstikking met terugwerkende kracht bij de gedachte dat ik ze vroeger wel gelezen zou hebben. Vrouwen hebben geen (opgeschreven en maatschappelijk gewaardeerde) geschiedenis, zodat voorbeelden ons onthouden zijn. De speurtochten naar teksten van vrouwen, die sinds de jaren zeventig begonnen zijn, leveren nochtans veel materiaal op.[3] Een zuivere beoordeling van deze teksten is onbegonnen werk: het is historisch niet gebeurd, en daardoor is het `cultureel kapitaal’ [4] geworden dat buiten elke maatschappelijke context staat. Er heeft nooit een koers voor bestaan.

Françoise Collin [5] heeft de afwezigheid van een vrouwelijke intellectuele geschiedenis geanalyseerd als zijnde ‘een erfenis zonder testament’. Wat vrouwen van vrouwen hebben geleerd is nooit opgeschreven, nooit tot theorie gemaakt. Vrouwen hebben zelf niet voor een theoretische en symbolische transmissie gezorgd en mannen hebben het helemaal niet ofwel vertekenend gedaan. Pas bij het begin van de tweede feministische golf zijn vrouwen bewust begonnen aan het neerschrijven van inzichten als een gemeenschappelijk cultureel en symbolisch erfgoed.

De kwestie is echter nog ingewikkelder dan Collin verwoordt. Er is de afwezigheid: het weggedacht zijn, het niet gewaardeerd zijn, geen deel uitmaken van de canon en het patrimonium. Wat vrouwen wel deden heeft nauwelijks een neerslag gevonden in teksten. Dat is echter slechts één aspect. Wat vrouwen – ondanks alles – wél schreven kan vervolgens niet met gangbare criteria beoordeeld worden. Het is tot het Andere gemaakt, en dus extra gehaat en/of extra geliefd.

’t is goed in ’t eigen hert te kijken
Nog even vóór het slapen gaan
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hert heb zeer gedaan;
Of ik geen ogen heb doen schreien,
Geen weemoed op een wezen lei;
Of ik aan liefdeloze mensen
Een woordeke van liefde zei.
(…) (VG,173)

Wat kan er tegen zijn? Wie kan hier argumenten tegen hebben? Symbool van kitsch of een korrel zuivere waarheid? Waarom zou poëzie geen checklist voor goedheid mogen zijn? Het is vandaag de basisfilosofie van de populaire televisiedame OprahWinfrey. Zij haalt er gigantische kijkcijfers mee, mondiale roem en een keizerlijk fortuin. Oprah gebruikt het systematisch voor de empowerment van vrouwen. Ik vermoed dat Alice Nahom ook zo werkte. De vrouwen die ik erover sprak ervoeren het zo. Bidden is niet enkel knielen: met Nahon bogen zij onderwerping om tot `in stilte weten van elkander’. Ook vandaag blijkt het nog door te leven. In een huisblad van een zorgcentrum voor ouderen – de Orangerie in Nijmegen – werd in juni 1995 `Avondliedeke’ ingestuurd door een bewoonster. Het werd afgedrukt met haar begeleidende woorden: `Als kind bad ik vroeger voor het slapengaan het avondgebed. In die vorm doe ik dat al jaren niet meer.

In plaats daarvan zeg ik heel vaak het mooie gedicht “avondliedeke” op, geschreven door Alice Nahon, eenVlaamse dichteres die in 1933 op 37 jarige leeftijd is overleden:
Troost, steun en empowerment – waarom niet gewoon power? De zelfreflectie wordt gebruikt als middel om zichzelf te versterken, te ondersteunen, te trainen. Het roept respect op, het is mooi. Het heeft echter niets vanzelfsprekends, het straalt geen `né(e) dans le jeu” uit. En daarom kan ons lied geen hooglied zijn.

Kan ons lied geen hooglied wezen,
Laat ons na de oogst van ’t graan,
Lijk de povere vrouwen lezen
De aren, die verloren gaan.
(VG, 156)

Er het beste van maken. Zich schikken. Het is te constructief om er tegen te zijn. En toch: I hate it. Het heeft vrouwen vastgehouden. Net zoals in de lofzang van Tazelaar over Nahon mij elk woord revolteert, houd ik niet van de `vrouwelijke’ eigenschappen die dit soort waardering steeds opnieuw blijken uit te lokken. Mijn leermeesters en (enkele) leraressen hebben mij beschermd tegen vrouwenwijsheden.

Hoe dieper ik mij buig over wat vrouwen in Nahon hebben gevonden hoe beter ik de dubbelzinnigheid van moderne intellectuele vrouwen begrijp. Vrijzinnig, geëmancipeerd, goed opgeleid – en daar zeer tevreden en dankbaar over – weet ik via Nahon nog beter wat Rina Van der Haegen [7] bedoelde met `mondige hysterie’ en `moederlijke maatschappelijke productiviteit’. Van der Haegen zag de hysterische positie (niet de hysterie dus) als kenmerkend voor vrouwen. Het is een positie waarin willen en niet willen, verwerping en aanhaling, insluiting en uitsluiting in extreme vormen voortdurend en inherent samen voorkomen. In die positie hebben vele vrouwen `gekozen’ voor zwijgen, sporadisch onderbroken door gillen.

Ook de traditioneel moederlijke eigenschappen en activiteiten kunnen omgebogen worden, zodat ze niet meer tegen, maar vóór vrouwen zouden werken. Ze zijn onmisbaar en dierbaar. Alleen, ze hollen vrouwen uit. Het moet toch mogelijk zijn om ze in te zetten voor andere doelen dan enkel de opvoeding van eigen kinderen, binnen de opgeslotenheid van huis en haard. Moederen kan ook een denk-houding zijn. Dezelfde zorg en beschermende aandacht waarmee moeders (hun) kinderen omringen zou ook aanwezig kunnen zijn buiten de huiselijke kring, bij mannen en vrouwen in de buitenwereld. `Moederlijke maatschappelijke productiviteit’ vorm geven, in de strijd om een vrouwelijk bestaan.

Als dat zou kunnen, vervallen vele argumenten die over en weer voor en tegen Nahon worden gebruikt. Als dat zou kunnen hoeft zorgen geen dienen te zijn en hoeft niet elke wandeling naar de sterren te leiden. Als dat zou kunnen zou liefde minder verstikkend zijn, zowel voor de gever als voor de ontvanger.

Het arme Vlaamsche meisje, het lieve kind, de lijdende ziel kon als schrijfster blijkbaar heel goed omgaan met de mondigheid van haar hysterie en met de maatschappelijke productiviteit van haar moederlijkheid. Mijn moeder heeft wat zijzelf daarbij voelde gefilterd en vertekend om het aan mij door te geven als een beeld van stille kracht, waarbij de strijd tegen de verbittering en het verzet tegen de disciplinering belangrijker waren dan het liefdesverdriet.

Bij het gedicht `Mist’, in mijn bundel Op zachte hooizekens uit 1942 probeer ik de droge gele vlinder tussen pagina zes en zeven niet te kwetsen door mijn speurwerk.

‘k Ben bang dat ik eens zelve word
Gelijk deez overtrokken dag;
Een kind dat nimmer tegenmort
Maar nooit meer zingen mag.
(VG, 144)

———————-
1. Zo bereikt men de sterren; Vergilius, Aeneas 9, 641.
2. Erik Verstraete, Alice Nahon. Verzamelde gedichten, Antwerpen 1983, 8.
3. Dale Spender, Women of Ideas, London 1982, 2-42.
4. Pierre Bourdieu, La Distinction. Critique sociale du jugement, Paris 1979.
5. Francoise Collin, `Un héritage sans testament’, Les Cahiers du Grif, 1986, 81-82.
6. Pierre Bourdieu, Le sens pratique Paris 1980.
7. Rina Van der Haegen, In het Spoor van Seksuele Differentie, Nijmegen 1988.

http://www.moh.be/NahonIngebonden.htm?fbclid=IwAR15aVgRdDtsPE_nONl6K0l5LHLuVgtaDg9wppsrjSQLiVHMTK6cCgTy3gY

 

Praten helpt, ook nu!

Ik heb het gevoel dat er heel weinig nagedacht en gedacht wordt over en aan onze psychische gezondheid tijdens deze coronacrisis. Bijzaak?

Ik vind van niet, en dat zal zich ook wel na verloop van tijd uitwijzen. Deze toestand mag echt niet te lang duren, want niet iedereen kan even goed met zichzelf leven.

Deze toestand brengt immers naast isolement veel onzekerheid en confrontaties met zich mee.

Ook al is men niet lichamelijk ziek, het algemeen welzijn, en wat zich in het hoofdje afspeelt kan ook serieus verstoord zijn. Misschien moet daar toch ook wat meer bezorgdheid rond komen en zelfs opvang.

Ja, ik weet het, er zijn nu dringender prioriteiten, maar toch mag ook onze geestelijke gezondheid niet uit het oog verloren worden.

Misschien ook daarover eens met elkaar praten, of professionele hulp zoeken als de onzekerheid en de angst te groot wordt en je dagelijkse bezigheden dreigen te boycotten.

We zijn allemaal kwetsbaar zowel lichamelijk als geestelijk, en dat mag gerust getoond worden, want is eerder een teken van moed dan iets waarvoor we ons zouden moeten schamen.

https://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=30215&utm_source=gezondheid&utm_medium=email&utm_campaign=newsletter&utm_content=email_nieuwsbrief_NB20200323&par=96940&utm_term=title

Praten helpt, ook nu!