Meer politici moeten eens gaan zweten op de trein

Meer politici moeten eens gaan zweten op de trein

De Standaard – Roderik Six – 20.08.2019

In de kwarteeuw dat ik spoor, ben ik welgeteld twee keer een politicus tegengekomen op de trein. De eerste keer deelde ik een coupé met Hendrik Bogaert die, in overeenstemming met zijn politiek gewicht, in tweede klasse zat. Later mocht ik me nog eens verheugen op het gezelschap van Marc Descheemaecker. Dat was in de Thalys naar Amsterdam, ten tijde van de crisis rond het Fyra-debacle. Hij zag er alvast niet gelukkig uit maar welke spoorbaas zou dat, ondanks hun potsierlijk royale lonen, wel zijn? Elk jaar vette bonussen binnenrijven terwijl je bedrijf maar blijft falen in zijn kerntaken, het moet veel migraines opleveren. Goederentreinen vol schaamte die elke avond door je geest denderen, dat krijg je met geen sloten champagne weggespoeld.

Vroeger koos ik radicaal voor het openbaar vervoer – het blijft het beste vervoersmiddel op voorwaarde dat je nergens op tijd moet zijn en je bereid bent om een nachtje hotel te betalen in een naburige stad. Als het niet sneeuwt, of hagelt, of stortregent, als de koperprijs op de internationale markt laag staat, als het niet vriest of niet te warm is, als er überhaupt een trein komt opdagen en die niet volgepakt zit met menselijk vee, dán is het echt prettig reizen met de trein.

En je bestemming moet binnen de stadskern liggen. Want eens in de buitenwijken kom je evenveel bussen tegen als politici op treinen.

Dus overweeg ik tegenwoordig met gepaste ecologische tegenzin alternatieven. Wie de reismogelijkheden afspeurt, komt vaak tot absurde conclusies. Waarom niet naar Amsterdam vliegen? Of een auto huren om naar Parijs te rijden? Dat je die opties ernstig overweegt, ligt volledig aan de onbetrouwbaarheid van het openbaar vervoer, en aan het wraakroepend feit dat luchtvaartmaatschappijen fiscaal bevoordeeld worden. Vliegtuigtickets zijn vrijgesteld van btw en kerosine wordt nog steeds niet belast.

De trein zou een no-brainer moeten zijn, maar zolang je voor de prijs van een pizza naar Barcelona kunt vliegen, krijg je niemand zo gek om internationaal te sporen.

Vakanties nog terzijde. Het zou al fijn zijn mocht het binnenlands openbaar vervoer enigszins vlot en regelmatig verlopen. Om tijdig op je werk te raken. Om eens een pittoresk dorp te bezoeken. Om na een concert in Brussel nog even na te praten op café. Trein, tram en bus zouden altijd de beste optie moeten zijn.

Dus als we ooit regeringen krijgen – in die zin lijkt de politiek met de traagheid van het spoor vergroeid – dan stel ik voor dat de bevoegde ministers meteen een verbod op dienstwagens instellen. Dan zullen pendelende politici aan den lijve ondervinden hoe nijpend en zweterig en stresserend het probleem is.

Roderik Six – Schrijver

Bart Stouten beantwoordt Marcel Proust

Klara-presentator Bart Stouten heeft kanker: ‘Er zijn vrienden die mij gewoon genegeerd hebben’

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: dichter en Klara-presentator Bart Stouten (63).

De Morgen – Ann Jooris en Fernand Van Damme – 18 augustus 2019

1. Hoe oud voelt u zich?
“25. Ik vind dat een heerlijke leeftijd omdat ik toen al min of meer wist wat ik verwachtte van het leven. Omdat bepaalde auteurs al naar me waren toegekomen. Proust en Beckett. Van wie ik intuïtief wist dat ze me nooit zouden verlaten. Ik voorvoelde ook al dat radio mijn toekomst zou worden, ook al had ik nog geen aanzoek gekregen. Ondanks de lichamelijke ongemakken en ziektes die me overkomen, voel ik mij nog altijd iemand die op de drempel van het leven staat.”

2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Als ik iets bereikt heb in het leven, is het toch dankzij mijn flexibiliteit. Ik heb altijd opengestaan voor kritiek. Ik heb me altijd aangepast en opengesteld voor nieuwe uitdagingen. Die flexibiliteit helpt mij ook om met de moeilijkste omstandigheden, zelfs met mijn darmkanker nu, redelijk creatief om te gaan.”

BIO * geboren in Sint-Truiden in 1956 * radioproducent/presentator bij Klara * studeert af als vertaler aan het RUCA * eerste publicatie Het engram in 1988 * gaat in 1990 werken bij Radio 1 op de Dienst Hoorspelen. Brengt werken van o.a. Pinter, Beckett, Handke en Stoppard * eerste dichtbundel Elegie van de Transkaroo in 1992 * prozadebuut in 2009 met Het ware Eden * Kersen eten om middernacht wordt bekroond met de Grote Inktslaaf Literatuurprijs 2013 * radioprogramma’s: Stouten op zondag, De tuin van Eden, Bellevue, Klassiek leeft * verliest in 1971 zijn ouders en tweelingzus bij een auto-ongeval * in 2018 wordt darmkanker bij hem geconstateerd.

3. Hoe was de band met uw ouders?
“Mijn mama, mijn biologische moeder, was een wiskundelerares en zij heeft mij de attitude bijgebracht om open te staan voor de verrassingen in het leven. Mijn vader was wat stugger, stoerder, had liefde voor muziek, speelde trombone. Maar had toch ook wel die flexibiliteit in zich. Op mijn vijftiende heb ik mijn biologische ouders verloren in een ongeval op reis en ben ik bij mijn pleegouders terechtgekomen. Mijn leraar Latijn heeft aangeboden mij op te nemen, maar dat was een enorme stap voor mij. Vanuit een socialistisch nest kwam ik in een katholiek gezin terecht. Die flexibele houding die ik van mijn ouders had meegekregen, heeft mij geholpen om zonder al te veel moeilijkheden aan al die turbulentie van het bestaan het hoofd te bieden.

“Ik heb altijd het grootste ontzag gehad voor mijn pleegouders, voor die mooie daad die ze stelden. Zeker omdat zij in die tijd geen advies kregen, zij moesten dat helemaal zelf invullen.”

“Mijn pleegmama leeft nog, ze is nu 99 jaar. Als ik haar bezoek in het rusthuis van Zoutleeuw en haar help, bezorgt mij dat altijd een heel intens plezier.”

4. Welk kunstwerk heeft u gevormd?
“Ik lag in de kliniek in Duitsland en was net uit een coma ontwaakt. Stel je dat voor: mijn ouders waren verongelukt, mijn tweelingzusje ook en een vriendin van mijn moeder zaliger bracht een boek mee: Du côté de chez Swann van Marcel Proust, in het Frans. Een verpleegster, een nonnetje, hielp mij om die zinnen te begrijpen. En onmiddellijk greep die muziek van Proust mij naar de keel. Het feit dat Proust homoseksueel was en dat ook hij zijn ouders verloren had, was wellicht de reden waarom die vriendin dat boek bezorgd had.”

“Bij Proust heb ik geleerd om heel goed voeling te houden met het verleden. De mogelijkheid die hij aanreikte om via smaakherkenningen, via zintuiglijke indrukken het verleden weer op te roepen was een echte troost voor mij. Het was ook de enige troost die er was. Iets anders was er niet. Proust is voor mij echt een toevluchtsoord geweest. Ook zijn visie dat het leven een conglomeraat is van verschillende ikken, dat je vandaag niet meer bent wie je gisteren was, heeft me enorm geholpen om mijn leven weer op te bouwen.”

5. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Toen de dokter zei dat ik darmkanker had, heb ik twintig seconden heel erg gehuild, maar daarna kwam er onmiddellijk een rust over mij. Het huilen had vooral te maken met het feit dat ik mijn vriend moest vertellen dat ik kanker had. Maar meteen dacht ik: geen zelfmedelijden. En ik voelde een enorme mentale kracht in me opkomen, de kracht van tientallen jaren zenmeditatie. En geloof me, ik heb me op geen enkel moment gedeprimeerd gevoeld. Ik heb op geen enkel moment gerevolteerd.”

“Sinds mijn coma heb ik vaak de noodzaak ervaren om mezelf leeg te maken, om mezelf te ontdoen van alle zorgen en problemen, die vaak op een artificiële manier je geest binnendringen. Daarom voel ik mij ook zo sterk aangetrokken tot Japan, tot de schoonheid en zuiverheid van de zenkloosters, bijvoorbeeld.”

6. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Wel, zo’n twintig jaar geleden zat ik met een heel groot probleem en toen is er iets heel raars gebeurd. Op een bepaald moment heb ik een heel sterke, mystieke aanwezigheid gevoeld. Ik kan het niet goed in woorden vatten, want zo’n ervaring overstijgt de taal. Ik werd aangeraakt en zag een lichtende beeltenis en hoorde een mooie stem die zei: alles komt goed. Het kan best dat het een hallucinatie van de hersenen was. Ik wil het niet optillen tot iets religieus, maar ik merk wel dat het zintuiglijke belangrijker wordt naarmate ik ouder word.”

7. Hoe kijkt u naar uw lichaam?
“Ik heb een probleem met mijn lichaam, altijd al gehad. Ik heb mezelf altijd lelijk gevonden. Ik heb ook een beetje de neiging tot psoriasis. Als ik een probleem heb, slaat het onmiddellijk op mijn huid. Ik voelde me in het verleden ook veel te mager. Ik had echt een minderwaardigheidscomplex. Er was ook altijd een probleem in de liefde. Ik dacht: ik ga niet kunnen bevredigen, ik ga de verwachtingen van de ander niet kunnen inlossen, want mijn lichaam laat dat niet toe. Misschien verklaart dat ook waarom ik bij wijze van ersatz zoals sommigen zeggen een brein op poten ben.”

“De afgelopen tien jaar heb ik wel leren ervaren dat mensen mijn lichaam soms toch leuk vinden, waardoor het nu ook een plaats heeft gekregen in mijn leven.”

8. Wat is uw passie?
“Mijn grote passie is literatuur en poëzie. Door de thematiek die hij uitwerkt heeft Proust mij ook de liefde voor de taal bijgebracht. Ik was zo gefascineerd door Proust dat ik een essay ben gaan lezen van Samuel Beckett over Proust en dat vond ik dan weer zo geniaal dat ik Beckett ben gaan exploreren. En toen zijn de dominosteentjes overstag beginnen te gaan. Ik ben van de ene auteur in de andere beland. Op een heel organische manier. Literatuur is voor mij nooit een vrijblijvende materie waar je lukraak dingen uit plukt. Ik vind het leuk om te werken met aanknopingspunten, om het ene boek een anker te laten uitgooien naar het andere.”

9. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“Ah! Wel, daar heb ik een mooi antwoord op. Gisteren maakte ik een wandeling van mijn huis naar de supermarkt. En ik telde het aantal mensen dat ik tegenkwam: zeventien. Zestien van die mensen sloegen hun blik neer. En één iemand, een moslimjongen, keek even naar mij en dat maakte mij blij. Een kleine gebeurtenis die heel veel vertelt over de onverschilligheid van deze tijd, waar ik echt een groot probleem mee heb. Het feit dat iemand op straat je aankijkt en even glimlacht, of je even aanspreekt, dat vind ik altijd mooi.”

“Ik heb een enorme drang naar contact. Echt diep doordringen in de complexe wereld van de ander vind ik een waar geschenk, maar dat gebeurt natuurlijk maar een aantal keer in je leven.”

10. Beschouwt u het leven als een cadeau?
“Neen, het leven is geen cadeau. Het leven is aartsmoeilijk en daar is geen weg naast. Het is ook dwaas om te denken dat het leven alleen maar een bron van genot is en dat je je geluk moet zien te bereiken. Ik denk dat Dirk De Wachter gelijk heeft wanneer hij zegt dat je niet al te gelukkig moet willen zijn. Je moet ook leren omgaan met het ongeluk dat gedoemd is om op je pad te komen.”

11. Wat is uw zwakte?
“Ik ben heel paranoïde. Ik ben voortdurend alert, op een hypersensitieve manier. Ik heb al heel vaak foute conclusies getrokken uit allerlei bodytalk en situaties omdat ik verschrikkelijk paranoïde ben.”

12. Waar hebt u spijt van?
“Ik voel geen spijt. Integendeel, ik vind dat het leven mij gezegend heeft met de juiste kansen. Over het ongeval met mijn ouders had niemand controle.”

13. Wat is uw grootste angst?
“Dat het fout gaat met de wereld. Dat er te veel Kim Jong-uns aan de macht komen. Dat het met het klimaat helemaal niet goed gaat. Dat mensen van elkaar vervreemden. Dat het kapitalisme nog onmenselijker wordt, dat de belastingparadijzen nog meer gaan floreren. Dat de overbevolking maakt dat we binnenkort met een onleefbare planeet zitten.”

“Ik denk dat we echt moeten uitkijken. Ik vrees dat we een van de laatste generaties zijn. Ik zou niet graag kinderen op de wereld zetten. Ik denk dat we toch echt wel in een heel gevaarlijke tijd zijn beland. Die angst houdt me soms wakker. Maar we hebben technologie. Ik denk dat het in onze macht ligt om dat armageddon te vermijden, maar er zal nog heel veel water naar de zee moeten vloeien.”

14. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?
“Euhm. Ik ben niet iemand die vlug boos wordt. Of liever, ik ben bang voor het moment dat ik boos word. Dus door het lint gaan doe ik niet zo gauw, ik herinner me ook niet wanneer ik de laatste keer door het lint ben gegaan, het moet heel lang geleden zijn.”

15. Wat vindt u erotisch?
“Samen met iemand die je heel graag mag, die interessante onderwerpen meebrengt en samen met jou de juiste wijn weet te kiezen, een avond op restaurant doorbrengen. Samen eten vind ik een zeer erotische ervaring.”

16. Wat is uw goorste fantasie?
“Goor, dat woord resoneert niet in mijn leven. Er is ook heel weinig seksualiteit in mijn leven. Dus goor, ik vind het heel moeilijk om me daar iets bij voor te stellen.”

“Ik ben heel lang niet in het reine geweest met mijn homoseksualiteit. Ik heb heel lang in de kast gezeten. Ik was de weesjongen die terechtkwam in Zoutleeuw. Ik speelde orgel in de kerk en was graag gezien. Het was leuk om geaccepteerd te worden onder de kerktoren en ik wilde dat niet in gevaar brengen. Tot ik daarvan de absurditeit ontdekte. Ik dacht: ik heb een mooie naam, ‘Stouten’, ik moet een beetje rebels zijn, ik moet durven te zijn wie ik ben. Een psychiater heeft mij geholpen om mijn homoseksualiteit te aanvaarden, maar ik praat er eigenlijk niet graag over omdat het in wezen maar één aspect is van wie ik ben. Wat ik doe op de radio, wat ik in mijn boeken en poëzie probeer, dat vind ik wezenlijk, maar of hier nu een homo of hetero zit, is voor mij verder niet zo betekenisvol.”

17. Bent u een goede vriend?
“Dat denk ik wel. Maar als je zegt ‘vriend’, dan denk ik aan een aantal verantwoordelijkheden die daarbij horen. En waar ik denk ik, hoop ik, rekening mee houd, want een goede vriend is niet enkel iemand met wie je een leuke avond kunt bouwen, dat is ook iemand die het voor je opneemt, als je ziek bent bijvoorbeeld. Kijk, ik heb kanker. Een aantal van mijn zeer goede vrienden hebben daar prachtig op gereageerd. Ze zijn komen praten, ze hebben mij uitgenodigd, ze hebben dingen voor mij gedaan. Maar er zijn ook vrienden die mij gewoon genegeerd hebben, die deden alsof ze het niet wisten, daar heb ik het heel moeilijk mee, dat is een bron van groot verdriet. Een vriend ben je ook in kwade dagen. Ik vind het fijn om juist dan een veel intensere rol te kunnen spelen.

“Ik sta open voor de kwetsbaarheid van het leven, maar dat neemt niet weg dat ik alle krachten verzamel die ik nodig heb. Als je ziek bent, is elk woord waardevol. Dat klinkt misschien een beetje Bond Zonder Naam. Onlangs noemde Johan Sanctorum mij op Doorbraak trouwens een Bond Zonder Naam-naïeveling, maar ik vind dat eerder een compliment dan een verwijt. Er is te weinig Bond Zonder Naam in deze tijd. Mensen zijn zo hard en zo wreed en zo ruw.”

18. Hoe definieert u liefde?
“Kijk, er staat een gelijkheidsteken tussen geloven en liefhebben. Liefhebben heeft alles met vertrouwen te maken, met het je verlaten op de goedheid van de ander, de schoonheid van de ander, uiterlijk en ook innerlijk. Liefde hangt samen met een verlangen, uiteraard, want zonder verlangen is er geen liefde, om dat onontgonnen gebied in de ander te exploreren. Om door te dringen tot dat mooie oerwoud van gedachten en gevoelens dat in de ander bestaat.”

“De liefde voor mijn vriend is zo diepgegrond dat daar weinig of niets kan tussenkomen, wat niet wegneemt dat er in mijn hart ook plaats is voor andere mensen. Dat is ook een van de argumenten waarom ik tegen het homohuwelijk ben. Ik vind het zo benauwend dat er geen ruimte zou kunnen zijn voor andere genegenheden. Maar natuurlijk moet je wel met respect voor je partner blijven omgaan.”

19. Welk dier zou u willen zijn?
“O, ik zou wel een koala willen zijn. Ik heb een paar reizen gemaakt naar Australië en heb een aantal keer een koala gestreeld, wat in feite heel kinderlijk is. En ecologisch niet zo verantwoord, want die beesten moet je in feite met rust laten. Maar een koala slaapt het grootste gedeelte van de dag en lijkt me een heel makkelijk leven te hebben. Ik vind het ook een heel mooi dier.”

20. Hoe zou u willen sterven?
“O, ik zou willen sterven terwijl ik luister naar het tweede deel van het tweede pianoconcerto van Dmitri Sjostakovitsj, dat vind ik zo mooi lyrisch uitgewerkt, met zo’n mooie frictie tussen harmonie en disharmonie, of tonaliteit en atonaliteit. Misschien met een paar goeie vrienden rond mijn sterfbed.”

“Wat ik zou willen als laatste avondmaal? Griekse dakos, een specialiteit van Kreta, met een lekkere ouzo daarbij.”

21. Wat is voor u de hel op aarde?
“De hel op aarde is toch echt wel wanneer je de beste intenties hebt en fout begrepen wordt. Het heeft altijd te maken met wat taal vermag, maar ook met wat taal helaas niet vermag.”

“Zoals Alain de Botton vaak argumenteert, hebben we allemaal een te grote schaduwzijde van onverwerkte ervaringen uit het vroege verleden, de babytijd zeg maar, waardoor we heel complex in elkaar zitten en waardoor het heel moeilijk is om een vlotte communicatie met anderen te ontwikkelen. We stuiten altijd op onzichtbare pijnpunten waarvan je geen hoogte kunt krijgen. Mensen zijn zo anders en zo geconditioneerd door hun verleden dat communicatie sowieso altijd heel problematisch is. Dat is ook een van de redenen waarom ik probeer om met de nodige meanders in mijn zinnen, met de nodige nuanceringen tot uitdrukking te brengen wat ik wil vertellen. Je moet erg oppassen, want mensen begrijpen vaak het omgekeerde van wat je zegt.”

22. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?
“Wel kijk, ik heb daarstraks nog een man aangesproken uit Ethiopië, een heel grote, mooie man. Ik ben geen racist. En als ik me ooit op een racistisch neuron betrap, zal ik het onmiddellijk uitschakelen. Iemand op basis van zijn kleur onaangenaam vinden of verwerpen, neen, dat komt gewoon niet in me op. Integendeel zelfs. Ik ben gefascineerd door het andere. Ibn al-Arabi (1165-1240, de grootste Arabische denker, filosoof, theoloog en soefi-mysticus in Spanje en het hele Midden-Oosten ten tijde van Franciscus, red.) heeft prachtige dingen geschreven over multiculturaliteit. Ik denk dat we daar nog veel van te leren hebben.”

23. Wat betekent geld voor u?
“Geld? Eigenlijk niets. Toen ik jong was, dacht ik dat het met het kapitalisme wel de goede kant zou opgaan, dat er een soort zachte vorm van zou komen die voor iedereen goed was. En die de kloof tussen arm en rijk die toen al zo groot was nauwer zou maken of zelfs helemaal dempen. Maar het is alleen maar erger geworden en dat is de reden waarom ik een beetje vies ben van geld en waarom ik ook heel sober leef.”

“Ik ben verslingerd aan literatuur, maar net zoals Hugo Claus vind ik dat je een goede bibliotheek moet onderhouden en niet willen volstouwen. Er is maar ruimte voor een aantal goede boeken. Net als je vriendenkring kun je je bibliotheek niet eindeloos uitbreiden want dat gaat ten koste van de kwaliteit.”

24. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?
“Ow. Toen ik in Tokio in een heel hoog gebouw, een hotel, een zware storm meemaakte. Ik was aan het vrijen (lacht) en dat was heel naar want ik had het gevoel dat heel het gebouw heen en weer zwiepte. Dat was een heel akelige ervaring.”

25. Wie zou u hier eens uw gedacht willen zeggen?
“Mevrouw Almaci. Ik vind haar zeer bekwaam. Ze heeft een verbaliteit waar ik bijna jaloers op ben, maar haar uitdrukkingswijze is veel te arrogant. Ze praat veel te snel. Ze roept. Ze onderbreekt de ander. Ze luistert niet. Ze is niet empathisch. Ze heeft vaak heel goede argumenten, maar gaat er slecht mee om. Ze heeft een stijlprobleem. Goed luisteren is een kunst in de politiek en ik vind dat mevrouw Almaci daar echt faalt. En dat is jammer, want ze zou veel beter kunnen scoren. Maar ja, nu heb ik iets politieks gezegd, ik weet niet of ze dat bij de VRT leuk zullen vinden. Heeft Pat (Donnez, in ‘De Vragen van Proust’, De Morgen, 5 mei 2019, red.) dat ook gedaan? Ja? Als Pat het mag, dan mag ik het ook. (lacht)”

“Maar los van mijn gedacht zou ik ook eens mijn bewondering willen uitdrukken. Eén: voor de rector van de Universiteit Antwerpen, Herman Van Goethem, die een échte vriend is die ik mateloos apprecieer om zijn prachtig engagement en opzienbarend boek over de Joden in Antwerpen in 1942. En twee: voor Kathleen Cools, voor wie ik een heel sterke genegenheid en waardering koester. Hoe zij erin slaagt haar mannetje te staan in al die penibele interviews… Djeezus! Love her!”

Een Vlaamse canon

Het lijkt alsof alles wat slecht en lelijk is in België, alleen door Vlamingen werd voortgebracht

De Morgen -Tinneke Beeckman – 19.08.2019

In zijn startnota voor de vorming van een Vlaamse regering vermeldt Bart De Wever het idee van een Vlaamse canon. Nederland stelde er al jaren geleden één op voor het geschiedenisonderwijs. Het regende meteen negatieve reacties. Ironisch genoeg illustreerden die vooral dat zo’n canon best nuttig kan zijn.

Zo noteerde Bernard Dewulf geërgerd dat we geen schoonheid uit het verleden moeten bezingen, maar huilen over de tien procent armoede in Vlaanderen vandaag de dag. Dewulf speelt met de door De Wever geciteerde liedregel “’t Zijn weiden als wiegende zeeën”. De argeloze lezer zou in het zinnetje een argument voor een betonstop kunnen lezen, die helaas niet in de nota staat, maar dat is bijzaak. Zolang de armoede niet helemaal is weggewerkt, wil Dewulf niet meezingen.

Van Kulderzipken tot het broodje martino: een alternatieve Vlaamse canon
Hij heeft gelijk dat elke procent armoede er een te veel is. Maar hij vergeet dat de geschiedenis de gestage inkrimping van de armoede vertelt. De Vlaamse ellende in de negentiende eeuw is vandaag de dag nauwelijks voorstelbaar. Met armoede werd in grote mate komaf gemaakt door politieke en sociale bewegingen; door priester Daens of door de Vlaamse Socialistische Partij rond de Gentse coöperatieve de Vooruit (ook in samenwerking met de Belgische Werkliedenpartij).

Schaduwkanten

Deze verhalen tonen wat mogelijk is als mensen zich verenigen en solidariteit vooropstellen. Geschiedenis gaat ook over de kwetsbaarheid, de inspanning, de moed van vorige generaties. Jonge mensen zouden er de kracht uit kunnen putten om die laatste resten armoede weg te werken.

Een ander voorbeeld: commentator Mohamed Ouaamari vraagt zich terecht af of minder fraaie momenten uit de geschiedenis aan bod mogen komen. Natuurlijk gaat geschiedenis ook over schaduwkanten. Maar Ouaamari wil weten “of jongeren en nieuwkomers evengoed de naam van Léon Degrelle uit het hoofd moeten leren”.

Daarmee lijkt hij er zo op gebrand Vlaanderen in verband te brengen met collaboratie en verraad, dat hij iemand vermeldt die geen Vlaming is. De Franstalige Degrelle richtte de fascistische partij Rex op, en leidde tijdens de Tweede Wereldoorlog een ‘Waals legioen’ onder bevel van de Waffen SS.

Zo diep zit de beschuldigende reflex tegen Vlaanderen, dat het lijkt alsof alles wat slecht en lelijk is in België, alleen door Vlamingen werd voortgebracht. Dus ja, een degelijke kennis van de Vlaamse en Belgische geschiedenis is nodig.

Heel wat commentatoren schieten het idee van een canon meteen af. Misschien is uitgerekend dat wel erg Vlaams: er zo moeizaam in slagen iets constructiefs te formuleren over de regio en de gemeenschap waarvan ze – zelfs tegen wil en dank – deel uitmaken, uit vrees in de foute hoek te belanden. Erg jammer.

Tinneke Beeckman
Filosofe en auteur

Schoonheid is een mensenrecht

“Schoonheid zou een mensenrecht moeten zijn”, zei Maxim Februari gisteren in Zomergasten. Geef mensen meer schoonheid om zich heen en je krijgt betere mensen, en meteen dus ook een mooiere en betere wereld.

Ik geloof daarin! Ik kan onnoemelijk depressief worden van lelijkheid, tot huilens toe. En er is veel lelijkheid om ons heen, en het wordt steeds maar erger. Veel lelijkheid door de mens zelf in het leven geroepen en daardoor veel schoonheid vernield. Omdat we egoïsten zijn en gemakzuchtig en alles nu en meteen willen, en enkel onszelf belangrijk vinden. En wat mooi is maken we daardoor kapot!

https://www.standaard.be/cnt/dmf20190819_04566614

Zelfs kunst is verworden tot handelswaar, hoe hoger de prijs van een schilderij, hoe belangrijker blijkbaar, terwijl het enkel in een kluis kan gestopt worden waar niemand het kan bewonderen.

Ieder mens die iets maakt dat ons een wauw gevoel kan geven is een kunstenaar, die  het mensenrecht op schoonheid toepast, en al wie de oorzaak is van zoveel lelijkheid in de wereld, schendt dat recht, en ik denk dat het tegenwoordig het meest geschonden mensenrecht is.

Neem nu de spoorweg. Ja, daar ben ik er weer mee! Niets straalt zoveel lelijkheid uit dan een spoorweg, met een slecht onderhouden infrastructuur en onafgewerkte projecten die jaren aanslepen en geen enkele bijdrage leveren aan het recht op schoonheid. Bovendien wordt al die lelijkheid bekostigd met onze centen. Dan zouden we zeker toch wel wat kwaliteit mogen krijgen! Maar neen, het toont alleen maar het gebrek aan respect aan voor de reiziger en voor de omgeving.

De zomer is bijna voorbij, en ik ben er niet kwaad om, want het is het seizoen dat het milieu en de natuur het meest afziet en vertrappeld wordt door onze niet aflatende drang om geëntertaind te worden.

Ik krijg dikwijls te horen dat ik niet genoeg buiten en onder de mensen kom, alsof dat noodzakelijk is voor een goed leven. Wel, lees dan bovenstaand artikel en wees blij dat er hier en daar nog mensen zijn die kunnen genieten van het welzijn en de rust zich niet te moeten verplaatsen. Bovendien zo’n prettig gezelschap ben ik niet hoor!

https://nl.wikipedia.org/wiki/Schoonheid

Wat als uiteindelijk de waarheid niet meer telt?

Journalist Tom Kleijn: de feiten schuiven steeds verder naar achteren

Brainwash – Tom Kleijn – 18.08.2019

In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer journalist Tom Kleijn over verslaggeving, fake news en de waarheid.

“In het najaar van 2012 stond ik in een gymzaaltje van een middelbare school in New Hampshire, in Amerika. We stonden te wachten op presidentskandidaat Mitt Romney. Hij stond aan kop in de peilingen, en zou uiteindelijk de genomineerde worden. Dus was er veel volk op afgekomen. Veel te veel. Dus was besloten om die avond twee optredens te doen. Eerst één in de kantine, en daarna in de gymzaal. In de gymzaal stond ik te wachten tot Romney klaar was in de kantine.

Maar er ging iets mis: alles wat in de kantine werd gezegd, was via de luidsprekers ook te horen in de gymzaal. Dus kon iedereen alles horen: de grapjes, de ingestudeerde zinnen, de verbazing: ‘Goh! Ik wist niet dat er zoveel mensen woonden hier!’ Een half uur later kwam kandidaat Romney voor ons in de gymzaal het podium op. Om vervolgens exact hetzelfde verhaal te vertellen, inclusief de ingestudeerde grapjes en de gespeelde verbazing over hoeveel mensen er woonden. De mensen in het publiek keken elkaar aan, maar applaudisseerden, lachten om de grapjes en dachten allemaal: ‘Leugentje om bestwil. Moet kunnen. Hoort erbij.’ Alsof je naar het circus was geweest, en precies hebt gezien wat je had verwacht. Iedereen ging tevreden terug naar huis.

Een half jaar later stond ik achter Newt Gingrich, een andere presidentskandidaat, op een podium. Hij had de voorverkiezing in zijn staat gewonnen en hield een overwinningsspeech, waarin hij allerlei dingen zei die sterk overdreven waren of gewoon feitelijk niet klopten. De mensen juichten hem toe, terwijl ze wisten dat veel van wij hij zei niet waar was. Maar het maakte ze niet uit. Zij hoorden wat ze wilden horen. Toen Gingrich daar later door een journalist over bevraagd werd, zei hij: ‘Ik ben politicus. Het maakt mij niet uit wat de feiten zijn of wat de waarheid is, maar wat de kiezer als waarheid voelt.’ Dat was al een stapje verder dan bij Mitt Romney in het gymzaaltje. Van een leugentje om bestwil, naar ‘wat de mensen als waarheid voelen’. Sinds die tijd ging het steeds meer schuiven.

Nog maar een paar jaar geleden, als er iets gebeurde in het nieuws, dan waren er feiten: wat is er gebeurd, hoeveel slachtoffers, wat is de oorzaak, is er wetenschappelijk bewijs? Er was één waarheid, maar er waren wel verschillende interpretaties van die waarheid: rechts ging er de ene kant mee op, zag andere oplossingen of achterliggende problemen dan links, dat er zijn eigen spin aan gaf. In die periode deden de nieuwszenders hetzelfde: verslag doen van wat er gebeurde in de wereld. Een klein deel van de inhoud die zij leverden werd ingevuld door experts, commentatoren of deskundigen, die duiding, kleur en een mening gaven aan wat er net gebeurd was.

Nu, een paar jaar later, is die verhouding totaal omgedraaid: sommige zenders doen nog maar 15 procent van hun tijd verslag van wat er gebeurt, en maar liefst 85 procent wordt opgevuld met panels van deskundigen, gesprekken over interpretatie en het ‘inkleuren’ van het nieuws. Als neutrale toeschouwer die graag wil weten wat er gebeurd is, en daar graag zijn eigen mening over vormt, word je er gek van. De feiten verdwijnen terwijl je zit te kijken. Maar de kijker loves it: in Amerika zijn de kijkcijfers van het rechtse FOX News en het linkse MSNBC gestegen. CNN probeerde het eerst op de ouderwetse manier: verslag doen, en dan beide partijen in de analyse aan het woord laten. Gevolg: de kijkcijfers zakten in en de koers werd snel gewijzigd.

In januari 2017 stond ik op de Mall, het uitgestrekte veld in Washington DC voor de gebouwen van het Congres. Om tien uur in de ochtend zou daar de nieuwe president, Donald Trump, zijn inauguratiespeech geven. Mijn cameraman en ik waren verbaasd: vier jaar geleden en acht jaar geleden bij de inauguratie van president Obama, moest je al om zes uur op het veld staan om niet helemaal achteraan, op bijna een kilometer aan te moeten sluiten. Nu reden we in de taxi rond half negen door de stad en vroegen we ons af waarom het zo rustig was. Op het veld zelf waren de vakken halfvol. Te verwachten, bij een Republikeinse president in een Democratische stad als Washington, maar toch.

De luchtfoto’s een paar uur later lieten de witte vlekken in de menigte zien, en bewezen wat ik zelf had gezien. Je weet het misschien nog wel: een dag later zei Sean Spicer, de kersverse woordvoerder van het Witte Huis dat dit ‘de grootste menigte was die ooit bij een inauguratie was geweest.’ Om er heel hard ‘punt uit!’ aan toe te voegen. Ik keek naar de persconferentie en dacht: ‘Ben ik nou gek, of wordt de wereld hier nu keihard voorgelogen?’ De president zelf zei zelfs dat het prachtig weer was toen hij naar buiten kwam, terwijl ik toch echt de hele ochtend in de regen naar hem had staan kijken.
Feiten, zoals het aantal mensen dat het openbaar vervoer gebruikte die dag, of die luchtfoto’s van de inauguratie, werden genegeerd of zelfs als fake terzijde geschoven. ‘Er zijn feiten, en alternatieve feiten’, zo was de uitleg uit Het Witte Huis. Journalisten kwamen in het geweer, er werden factcheck-redacties opgericht en keer op keer werd gewezen op feitelijke onjuistheden. Maar het hielp nauwelijks. De correcties hadden geen effect meer. Van dat leugentje om bestwil in die gymzaal, via ‘hoe voelt de waarheid’ naar ‘alternatieve feiten.’ We waren met z’n allen weer een stap opgeschoven.

Vanaf toen ging het snel: het gaat inmiddels niet meer alleen om feiten en waarheden in de journalistiek, maar ook bij overheidsdiensten en de wetenschap. Zo mogen instituten als de NASA en ministeries als die van landbouw en milieu het woord climate change niet meer gebruiken. Omdat de Amerikaanse president de opwarming van de aarde in zijn verkiezingscampagne een hoax had genoemd. Het is misschien niet allemaal nieuw: in het verleden werden feiten ook vaak aangepast aan een politieke situatie. Maar nu is het overal, en gaat het verder: als politicus hoef je tegenwoordig geen politieke prijs te betalen als je liegt.

En we schuiven nog even verder door: in Amerika wordt een groot deel van de pers inmiddels als ‘vijand van het volk’ getypeerd. Worden wetenschappers als ‘gek of hysterisch’ weggezet. Maar dat is niet alleen in Amerika. Ook in ons land zijn er politici van grote partijen die ongecorrigeerd een hele rij feitelijke onwaarheden mogen opnoemen, of kunnen roepen om het ontslag van een weerman bij de publieke omroep omdat die het te veel over de opwarming van de aarde heeft. Zaken waarvan die politici weten dat ze er niet over gaan, dat ze er geen invloed op uitoefenen. Maar ze zeggen het toch, omdat ze weten dat het bij hun achterban goed scoort. Dus van een leugentje om bestwil, naar hoe de waarheid voelt, naar alternatieve feiten, tot ‘de boodschapper is gek, of een vijand.’ En wat als uiteindelijk de waarheid niet meer telt? Wat is dan het risico?

Een ijskunstwerk met op de achtergrond het Capitool (foto: ANP/Olivia Hampton).
Ik spreek Amerikanen die zeggen dat ‘de president krijgt ondanks alles toch maar mooi zijn plannen er doorheen.’ Terwijl dat niet het geval is. Ze hebben alleen gezien dat de president heeft gezégd dat hij zijn plannen er doorheen krijgt. Niemand die het nog checkt, of die de verslagen leest van diegenen die het wel hebben gecheckt. Deze Amerikanen hebben het opgegeven. Ze zijn het gewoon gaan vinden. En de voortekenen voor de komende verkiezingen in Amerika – maar ook in Europa en in ons land – zijn somber: er worden fake filmpjes gemaakt, gebeurtenissen verzonnen en waarheden ontkent. De loopgraven worden nog sterker betrokken, de benadering door de media wordt nog harder, en de onafhankelijke verslaggeving – het feitelijke nieuws – wordt steeds minder.

En dat is waar ik me nou vooral zo’n zorgen over maak. Niet eens zozeer over dat iedereen zijn eigen waarheid heeft, en mensen steeds minder naar elkaar luisteren, naar de wetenschap, of naar journalistiek die met nieuws komt dat voor jou misschien wat minder prettig is. Dat zijn allemaal ernstige dingen, waarvan je niet wilt dat ze gebeuren. Maar ik maak me er vooral zorgen over de mensen die het opgeven. Die denken ‘het zal wel.’ Die moe worden van die journalisten die maar blijven zeuren over feiten en gebeurtenissen. De mensen voor wie het uiteindelijk niet meer uitmaakt wat de waarheid is. Want als dat gebeurt, dan wint uiteindelijk diegene die niet het best is voor het land of voor het volk, maar dan wint degene die het beste heeft weten te bepalen, en heeft weten te verkopen ‘wat de waarheid is’.

Dus: blijf kritisch, naar de media, naar de journalistiek, en vooral naar de macht. Laten wij er hier met zijn allen voor zorgen dat wij het niet opgeven. Want: er staat simpelweg te veel op het spel.

Tom Kleijn
Amerika-correspondent

 

Traagheid is altijd nuttig

Traagheid is altijd nuttig

De Standaard – Johan Braeckman – 17.08.2019

‘Lui zijn betekent dat ik de traagheid bewust toelaat waar het kan. Wanneer ik een maaltijd klaarmaak, kan ik een diepgevroren hap in de magnetron stoppen, of naar verschillende winkels wandelen om de juiste groenten te vinden. Ik kan de planten snoeien met een snoeimes in plaats van met een elektrische schaar. Iemand een handgeschreven brief opsturen in plaats van hem of haar te bellen.’

‘Het onderscheid tussen luiheid, lummelen en traagheid is niet makkelijk te maken. Lui zijn wil zeggen dat je op een bank in het park gaat zitten en de tijd voorbij laat kruipen, zonder een doel voor ogen, zonder dat je efficiënt of nuttig bezig hoeft te zijn.
Lummelen kan tot creativiteit leiden, misschien vooral in de kunst en de wetenschap.’

‘Luiheid krijgt een lummelend karakter wanneer ik cognitief bezig ben. Zo lees ik graag dikke boeken die thematisch ver af staan van de onderwerpen waarmee ik me professioneel bezighoud. Dat betekent dat ik niet elke mogelijke studie lees die ik strikt genomen zou moeten kennen, maar door meer afstand te nemen en kennis op te doen over uiteenlopende onderwerpen, ga ik creatiever, minder vakspecialistisch nadenken.’

‘Dat lijkt allemaal simpel, maar het is lastig om het in het dagelijkse leven in te bouwen. Stel, ik bereid een lezing voor. Dat kan heel direct en efficiënt gebeuren, als ik me aan duidelijke vragen houd. Maar ik kan ook lummelend tewerkgaan: een tekst brengt me bij een ander boek, wat dan weer tot een urenlange zoektocht op het internet leidt. Tussendoor bel ik enkele mensen op om hen iets te vragen over het onderwerp van mijn lezing, maar de gesprekken gaan al snel over van alles en nog wat. Dat kost allemaal tijd en het lijkt niet erg efficiënt, maar het levert waarschijnlijk een betere lezing op.’

‘Zou ik luier willen zijn? Jazeker, maar er zijn voortdurend tegenwerkende krachten, in het bijzonder mensen die me aan het werk willen krijgen. We zijn de voorbije decennia steeds sneller gaan leven, ook letterlijk. We stappen bijvoorbeeld sneller doorheen winkelstraten dan vroeger, de kunst van het flaneren dreigt teloor te gaan. We slapen met zijn allen ook minder, en slechter.’

‘Traagheid inbouwen in dagelijkse bezigheden – slapen, lezen, koken, eten, praten – zorgt voor meer kwaliteit en duurzaamheid, en voor minder stress en alles wat daaraan is gerelateerd.’

‘Meer luiheid inbouwen, betekent fundamenteel op een grondige wijze nadenken over wat meer of minder belangrijk is in het leven. Het is, kortom, een vorm van levenskunst. Ik kan vanavond aan een publicatie werken, want daarvan zijn er in mijn beroepswereld blijkbaar nooit genoeg. Of ik kan bij mijn moeder op bezoek gaan of bij een vriendin die ernstig ziek is. Wat telt het meest op lange termijn?’

‘Het is natuurlijk geen kwestie van het een of het ander, maar het inbouwen van luiheid verbetert je relativeringsvermogen en doet je beter nadenken over prioriteiten. Luiheid kan dus utilitair zijn. Je kunt je zelfs afvragen of ze ooit niet-utilitair kan zijn. Afstand nemen, vertragen en tijd nemen voor reflectie is automatisch nuttig.’

‘Lui zijn, puur om het lui zijn zelf, is moeilijk, net omdat er nu eenmaal veel positieve neveneffecten uit voortkomen. Lui durven te zijn, betekent uiteindelijk dit: het opnemen van meer autonomie.’

Johan Braeckman