Psychische problemen mogen geen taboe zijn

Psycholoog Filip Raes na het interview met Bart Schols: ‘Psychische problemen mogen geen taboe zijn’

De Morgen – Joël De Ceulaer – 25.08.2019

Zaterdag vertelde Bart Schols, presentator van De afspraak, in onze weekendbijlage ‘Zeno’ over zijn depressie en hoe hij hulp zocht om daaruit te geraken. Zelden waren de reacties op een interview zo talrijk en zo positief.

“Beeld u in dat kanker nog altijd een enorm taboe zou zijn”, zegt Filip Raes, hoogleraar psychologie aan de KU Leuven. “En dat twee op de drie kankerpatiënten geen hulp zouden zoeken, omdat ze er niet over durven praten, niet weten dat er een behandeling bestaat, of omdat de behandeling te veel kost. Dat zouden we onaanvaardbaar vinden. Welnu, zo is de situatie nog altijd voor mensen met psychische problemen. Daarom vond ik dat interview met Bart Schols ook erg mooi en belangrijk.”

Er werd massaal op gereageerd, dit weekend: het gesprek met Schols waarin de Canvas-presentator vertelt over zijn laatste depressie en hoe hij daaruit is geraakt met de hulp van medicatie en psychotherapie. Voor wie met vergelijkbare problemen kampt, voegde hij eraan toe: “Als je zit waar ik gezeten heb, zoek dan hulp.”

“Lieven Scheire heeft ook eens zo’n getuigenis afgelegd”, herinnert Raes zich. “Hij heeft lang geworsteld met een angststoornis en heeft zich ook door een psychotherapeut laten helpen. Zulke getuigenissen van bekende personen kunnen voor anderen de drempel naar psychotherapie verlagen. Te veel mensen weten nog altijd niet dat je behandeld kunt worden als je een depressie of een angststoornis hebt.”

Hoe komt dat?

Filip Raes: “Lichamelijke en geestelijke gezondheid worden niet op een gelijkwaardige manier bekeken. Wie zijn been breekt, gaat naar het ziekenhuis. Wie met psychische problemen te maken krijgt, loopt vaak verloren. De overheid geeft ook het verkeerde signaal: de behandeling van uw lijf wordt goed en vlot terugbetaald, de behandeling van uw geest nog altijd niet. Er is een begin gemaakt met terugbetaling van psychotherapie, maar voor veel mensen ligt ook de financiële drempel nog veel te hoog.”

Zowel Lieven Scheire als Bart Schols verwijst naar de zogeheten cognitieve gedragstherapie, die hen geholpen heeft. Dat is uw specialisatie. Wat doet zo’n therapie precies?

“Soms zijn het niet de dingen die gebeuren die ons in de problemen brengen, maar wat we daarbij denken. Een cognitieve gedragstherapeut probeert die overtuigingen op een nieuwsgierige manier te onderzoeken, en de patiënt dan te helpen bij het verkennen en uittesten van andere denkpatronen. Je helpt mensen om af te komen van hun negatieve gedachten. Bij een depressie kunnen ook andere vormen van therapie helpen. Maar bij een angststoornis is cognitieve gedragstherapie duidelijk de beste optie.”

Hoe kom je van zulke angsten af?

“Het probleem bij een angststoornis is het vermijdingsgedrag, wat heel normaal is: wie bang is voor iets, gaat dat uit de weg. Maar te veel vermijdingsgedrag maakt de angst alleen maar groter. Een therapeut kan de patiënt leren dat het toch kan meevallen, door hem aan het voorwerp van zijn angst bloot te stellen. Soms is dat relatief eenvoudig.”

Zijn elke patiënt en elke stoornis niet uniek?

“Dat is een vaak gehoorde opmerking. Mensen zijn uniek, maar heus niet zo uniek dat we elke keer het warm water moeten uitvinden. Soms is een eenvoudige behandeling echt wel beschikbaar. Vergelijk het opnieuw met kanker: het is niet omdat sommige kankers zeer complex en moeilijk te behandelen zijn, dat een paar specifieke vormen van kanker niet relatief eenvoudig te behandelen kunnen zijn.”

Politicoloog Cas Mudde, ervaringsdeskundige inzake depressie, reageerde ook op het interview met Schols. Volgens Mudde moet je aanvaarden dat zo’n depressie een ‘permanente conditie’ is, een ‘deel van jezelf’. Klopt dat?

“Dat vind ik te sterk uitgedrukt. Dan lijkt het alsof het echt iets is dat in je aard, in je karakter zit. Terwijl je een depressie beter kunt bekijken als een ziekte. Je kunt er een grotere gevoeligheid voor hebben, maar je kunt de ziekte wel degelijk aanpakken. Het is niet wie je bent, dus ik zou nooit zeggen dat het ‘een deel van jezelf’ is.”

Er was vorige week ook veel te doen over een interview met psychiater Damiaan Denys in Knack. Dat volgens hem Van Gogh zijn meesterwerken nooit geschilderd zou hebben als hij niet zoveel had geleden, vonden collega Katrin Swartenbroux en gastcolumniste Tinneke Beeckman een onverstandige uitspraak.

“Er zijn aanwijzingen dat zaken zoals depressie meer aanwezig zijn bij creatieve mensen dan bij minder creatieve mensen. Maar zo’n verband is nog geen oorzakelijk verband, laat staan dat we zouden weten wat dan de oorzaak zou zijn van wat. Uw collega Katrin Swartenbroux schreef dat zulke uitspraken mensen weghouden bij hulpverlening, en ze heeft gelijk: een recente review uit de Verenigde Staten toont dat aan.”

Omdat mensen denken dat ze niet meer zo creatief zullen zijn als ze iets aan hun psychische problemen doen?

“Precies. Dat is de romantisering van psychisch leed, en dat mogen we niet doen.”

Van Gogh zou misschien een veel machtiger oeuvre hebben geschilderd als hij goed in zijn vel had gezeten.

“Wie weet. Dat is evengoed mogelijk. Denys zegt trouwens wel meer rare dingen. Dat therapeuten zich moeten bezighouden met het extreme lijden, bijvoorbeeld, en dat de andere mensen maar moeten leren omgaan met stress.”

Hij lijkt een beetje op psychiater Dirk De Wachter, die ook zegt dat we moeten leren een beetje ongelukkig te zijn.

“En ik ga dat niet tegenspreken. Maar een aantal mensen moet daarbij geholpen worden, bij de aanvaarding dat tegenslagen en ongeluk bij het leven horen. Nog te veel mensen zitten met serieuze problemen en worden niet geholpen. Daar zou ik wat meer de aandacht op vestigen.”

Hoe maak je het onderscheid? Wanneer ben je als het ware gewoon een beetje ‘aanvaardbaar ongelukkig’ en wanneer moet je toch echt hulp zoeken?

“Als je niet meer goed kunt functioneren, moet je hulp zoeken. Als je niet meer voor de kinderen kunt zorgen, of als je job of je relatie eronder lijden. Iedereen heeft weleens te maken met stress en tegenslag, maar sommigen komen daardoor echt in de problemen. Dat lijkt mij toch nog altijd de belangrijkste boodschap: dat psychische problemen geen taboe mogen zijn. Je kunt geholpen worden.”

Wat kunnen we doen als een vriend in de problemen zit?

“Niet te snel gewoon ‘Kop op!’ zeggen. Gewoon eens luisteren is een begin. We moeten niet alleen leren praten over zulke problemen, we moeten er ook naar leren luisteren.”

Filip Raes
Geboren in 1977
Hoogleraar psychologie (KU Leuven)
Cognitieve gedragstherapeut

Extreme aanpassing

Charlie, een Aboriginal van de Yolngu-stam, leeft in het noorden van Australië. De culturele tradities van zijn gemeenschap worden echter alsmaar meer aan banden geegd door de regering.

Extreme aanpassing kan tot zelfvernietiging leiden. Net zoals dat met bepaalde bevolkingsgroepen gebeurd is, denk maar aan de Indianen in Amerika en de Aboriginals in Australië…

Vervang gemeenschap door kind, cultuur door persoonlijkheid en regering door je ouders, en hetzelfde kan gebeuren met jou.

Ik ben beginnen lezen in het boek “Leven in je leven. Leer de valkuilen in je leven herkennen”, en ik denk dat ik mijn grootste en voornaamste valkuil ontdekt heb, die zoals de meeste valkuilen gevormd werd in mijn jeugd en waar ik, ondanks mijn leeftijd, nog regelmatig intrap: extreme aanpassing.

Ik had niet verwacht dat extreme aanpassing mijn voornaamste valkuil zou zijn, omdat ik mij zo vaak als een rebel en dwarsligger gedraag. Maar juist dat is het teken aan de wand!

“Ik zal me nooit gewonnen geven”: de rebel

Extreme aanpassers voelen zich over het algemeen goed thuis in hun passieve rol. Sommige mensen met deze valkuil gaan echter in de tegenaanval. In plaats van zich te onderwerpen nemen ze de tegenovergestelde rol. Ze worden agressief en dominant. Door te rebelleren compenseren ze hun extreme aanpassing.

Op hen is eigenlijk dat grapje van toepassing: “Waarom hebben die pubers de weg overgestoken?” “Omdat iemand ze het had verboden.”

De eeuwige puber dus! Maar dat betekent meteen ook dat ik nu weet, dat ik mij niet al te zeer moet aanpassen aan de verlangens van anderen, en zelf wat meer aan mijn trekken moet trachten te komen, want dan word ik meteen ook een aangenamer mens, zowel voor mezelf als voor de rest van de wereld.

Bronnen van de valkuil van de extreme aanpassing

Je ouders probeerden je op ieder gebied onder de duim te houden.
Je ouders bestraften, dreigden je of ze werden kwaad als je dingen niet op hun manier deed.
Je ouders trokken zich emotioneel terug of keerden zich van je af als je het niet met ze eens was.
Je ouders stonden je als kind niet toe je eigen keuzen te maken.
Omdat je moeder/vader er niet genoeg was of daar niet toe in staat was, heb jij voor het gezin moeten zorgen.
Je ouders praatten met je over hun persoonlijke problemen, zodat je altijd in de rol  zat van degene die luistert.
Je ouders waren net martelaren of heiligen, ze zorgden onbaatzuchtig voor anderen en ze ontkenden hun eigen behoeften.
Je had niet het gevoel dat je rechten, behoeften of meningen als kind werden gerespecteerd.
Je moest voorzichtig zijn in wat je wel en niet zei als kind, omdat je bang was dat je moeder of vader anders depressief of bezorgd zou worden.
Je voelde je vaak kwaad op je ouders, omdat je niet die vrijheid kreeg die anderen kregen.

Ik denk dat veel kinderen van mijn generatie zich hierin zullen herkennen. Sommige valkuilen in je leven zijn maar kleine putjes, andere echte kraters. Dat hangt voornamelijk af van de jeugd die je gehad hebt, en met welke mensen je in aanraking bent gekomen.

Gelukkig heeft iedereen ook heel wat positieve ontmoetingen gehad, wat er voor gezorgd heeft dat we niet alleen valkuilen hebben, maar ook hefbomen om ons er terug uit te trekken. Voor mezelf denk ik hierbij aan mijn grootouders en aan de leerkrachten op school. Ik ben hen eeuwig dankbaar!

O ja, en nog dit: iedere ouder zal zijn kind wel valkuilen bezorgen, ook ik dus. Ik hoop alleen dat ze niet te diep zijn…

We shall not cease from exploration
And the end of all our exploring
Will be to arrive where we started
And know the place for the first time.

Een citaat van T.S. Eliot, Little Gidding

1813

Parket Limburg slaat alarm na live zelfdoding op Facebook
‘Stel gerichte vragen, grijp in, bel desnoods de politie’

De Standaard – Pieter Huybrechts – 24.08.2019

Het Limburgse gerecht reageert erg bezorgd na een zelfdoding in Genk, live te volgen via Facebook. Ook specialisten pleiten voor assertiever optreden.

In Vlaanderen stappen jaarlijks meer dan duizend mensen uit het leven. Dat zijn er gemiddeld drie per dag. ‘Het cijfer daalt lichtjes, maar eigenlijk is het woord “stagnatie” beter op zijn plaats’, zegt Kirsten Pauwels van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. ‘We zijn blij dat het cijfer niet stijgt, maar elke zelf­doding is er een te veel.’

De roep om meer preventie klinkt luider dan ooit na een voorval, donderdagavond, in Waterschei (Genk). Een man van 36 streamde zijn wanhoopsdaad live op sociale media. De man, een ­vader, was verwikkeld in een vechtscheiding, zijn zelfdoding was minutenlang live te volgen. Tal van vrienden waren getuige. Volgens het gerecht werd het filmpje snel offline gehaald om copycatgedrag te vermijden. Meer dan honderd mensen repten zich naar de woning van de man, maar hulp kon niet meer baten.

Niet langer taboe

Zowel Bruno Coppin, pers­magistraat van het parket Limburg, als experte Kirsten Pauwels spreekt van een bijzonder trau­matiserende ervaring voor alle ­betrokkenen. Ongezien in ons land ook. Enkele jaren geleden dook, toevallig ook in Limburg, een schokkend filmpje op van twee jongeren die besloten hadden om hun dodenrit tegen een boom live uit te zenden. Beiden overleefden de crash. Meer nog: de bestuurder staat binnenkort terecht wegens poging tot moord op zijn vriend. Ook gisteren, ook in Limburg: de urenlange zoektocht van de politie in Kuringen naar een vrouw die signalen had uit­gestuurd dat ze uit het leven wilde stappen. Over haar lot raakte vrijdag niets meer bekend.

 ‘‘Er bestaat
professionele hulp,
er kan tijdig ingegrepen worden. Iedereen moet
dat weten’
Kirsten Pauwels
Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie

Je zwarte gedachten delen op sociale media lijkt niet langer ­taboe. Wie eraan denkt uit het ­leven te stappen, kan dat kwijt op Facebook of Instagram en doet dat ook steeds vaker. Tot die verontrustende vaststelling komen experts suïcidepreventie.

‘Vroeger bestond de mogelijkheid niet, of toch minder, om die donkere gevoelens publiekelijk te uiten’, zegt Kirsten Pauwels. ­‘Kanalen als Facebook zijn relatief laagdrempelig, wat ze gevaarlijk maakt. Maar als je het positief ­bekijkt, bieden ze ook heel wat mogelijkheden voor preventie.’

‘Grijp altijd in’

‘We moeten ons de vraag durven te stellen of we als maatschappij genoeg doen om zulke drama’s te voorkomen’, zegt parketmagistraat Bruno Coppin. ‘Als gerecht streven we toch nog altijd naar een veilige, rechtvaardige en zorgzame samenleving. We willen ­benadrukken dat mensen met donkere gedachten altijd naar de Zelfmoordlijn 1813 kunnen bellen. ’, zegt Coppin. ‘Er bestaat professionele hulp, er kan tijdig ingegrepen worden. ­Iedereen moet dat weten.’

Suïcidepreventie-expert Pauwels beaamt dat. Ze pleit voor meer assertiviteit in zulke delicate gevallen. ‘Wees alert op sociale media. Wie depressieve wolken opmerkt: grijp in, spreek die persoon aan, stel directe vragen, desnoods via een privébericht. Reik concrete opties aan, hoe moeilijk ook. En komt er geen geruststellend antwoord, aarzel niet, sla alarm en bel de hulpdiensten. Facebook is voor ons een medium om heel hard in de gaten te houden. Maar het kan vaak ook een eerste opstap richting gerichte hulp zijn.’

Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website www.zelfmoord1813.be.

De laatste maanden

De laatste maanden kreeg ik elke week een huisbezoek van de dokter, omdat ik angstig was en depressief, en omdat bij het nemen van antidepressiva in het begin bijwerkingen optreden die die gevoelens nog versterken.

Ondertussen is die periode voorbij en doen de medicijnen nog enkel wat ze moeten doen: mij beter maken.

De dokter komt nu elke maand en de laatste keer sprak hij, omdat ik zo een “zwaar” verleden heb, van in therapie gaan om dat gemakkelijker te kunnen verwerken, maar dat heb ik (voorlopig) afgewezen.

Ik ben al jaren bij een psychiater in therapie geweest en weet ondertussen wel hoe ik in elkaar zit en op welke signalen ik moet letten wanneer het dreigt verkeerd te gaan.

Bovendien heb ik de huisdokter gevraagd of het niet logischer zou zijn dat de mensen die ons al die ziekmakende dingen aandoen niet beter in therapie zouden gaan. “Ook waar,” antwoordde hij, “maar zo werkt het helaas niet”.

Dus voorlopig enkel medicijnen voor mij, een luisterend oor van de huisarts, eventueel een goed boek lezen waarvan ik wijzer word, in de tuin werken waar ik rustiger van word, en verder aan mezelf blijven werken zodat ik verleden en toekomst kan blijven aankunnen.

BOEK: Leven in je leven

Inhoud

Voortbouwend op de principes van de cognitieve therapie zijn de psychologen Jeffrey Young en Janet Klosko erin geslaagd om een uiterst bruikbare gids te schrijven voor een breed publiek. Het boek leert mensen hun negatieve gedachtepatronen, door de auteurs ‘valkuilen’ genoemd, te herkennen. Helder en aansprekend beschrijven Young en Klosko elf van de meest voorkomende valkuilen, waaronder problematische relaties, een irrationeel gebrek aan zelfvertrouwen, faalangst, eenzaamheid. Problemen waar veel mensen mee kampen. Tegelijkertijd bieden zij uitgebreide diagnostische tests en vragenlijsten om elke valkuil te herkennen, en stapsgewijze suggesties om ze in de toekomst te omzeilen. In Amerika hebben al duizenden mensen geprofiteerd van deze directe methode. Het boek Leven in je leven laat niet alleen zien hoe mensen kunnen ontsnappen aan de vicieuze cirkel van negatieve gedachten, het werkt ook inspirerend voor eenieder die over zijn leven wil nadenken.
Een must have op het gebied van cognitieve gedragstherapie.

‘Young en Klosko hebben baanbrekend werk verricht door technieken te ontwikkelen die je kunnen helpen je leven, werk en relatie te veranderen zoals jij dat wilt. Het boek weerspiegelt de enorme betrokkenheid, de deskundigheid en het klinische inzicht van de auteurs.’
– Uit het voorwoord van Aaron Beck

Recensie

Als mensen steeds met dezelfde persoonlijke problemen te maken krijgen in hun leven, is er sprake van een chronisch patroon. Vanuit de cognitieve therapie bezien gaat het daarbij om ‘schema’s’ die in dit boek valkuilen worden genoemd. Elf van deze valkuilen worden door de auteurs behandeld door middel van inzichten en technieken uit verschillende psychotherapeutische disciplines. Na liefst vier voorwoorden opent het boek met een overzicht van de elf valkuilen (onder andere verlatingsangst, extreme aanpassing en emotionele verwaarlozing). Er zijn drie inleidende hoofdstukken over het ontstaan, de stijlen en de veranderbaarheid van valkuilen. Dan volgen elf hoofdstukken over even zovele valkuilen. Per hoofdstuk wordt beschreven hoe je uit een valkuil kunt komen en wat de obstakels kunnen zijn. Het boek sluit af met een korte beschouwing over hoe lastig het kan zijn voor mensen om te veranderen en hoe je een en ander kunt aanpakken. Een frisse, niet-dogmatische kijk op therapie.

Bart Schols – De morgen – 23.08.2018

“Schematherapie komt voort uit de cognitieve gedragstherapie en is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Jeffrey E. Young. Ze legt de link tussen je gedrags- en relationele patronen vandaag, en wat er tussen je tweede en veertiende levensjaar met je gebeurd is: welke belangrijke gebeurtenissen hebben toen plaatsgevonden, hoe hebben je ouders zich toen tegenover jou verhouden, hoe hebben ze voldaan aan je basisbehoeften? Het gaat met andere woorden om diepgewortelde patronen die in je lijf zitten waardoor je altijd in dezelfde valkuilen trapt.”

https://www.demorgen.be/tv-cultuur/bart-schols-verdween-even-uit-de-afspraak-als-je-zit-waar-ik-gezeten-heb-zoek-dan-hulp~ba6c4afbb/?utm_source=demorgen&utm_medium=email&utm_campaign=newsletter&utm_content=ochtend&utm_userid=&ctm_ctid=a57e40ae9feefc6f3d4cf29b9a49158e

“Als ik vroeger over mijn jeugd sprak, ging het meestal over mijn moeder (die zelfmoord pleegde toen Schols dertien jaar was), maar het gaat veel verder dan dat. Ik ben opgegroeid in een gezin waar de grootste onvoorspelbaarheid heerste. Zou er die dag gedronken worden? Zouden er klappen worden uitgedeeld? En aan wie deze keer? (zwijgt even) Waar zou ik dus geleerd hebben dat ik van betekenis ben voor iemand anders? Want dat is net wat ik altijd gedaan heb: betekenis gezocht. In mijn werk, in het sporten, in relaties.”

https://media.standaardboekhandel.be/-/media/mdm/dante/product/5a812d75677e62.49960719.pdf

Leven in je leven 4e druk is een boek van J. Young uitgegeven bij Pearson Benelux B.V.. ISBN 9789026515699

Nonchalance

Nonchalance kan een vorm van egoïsme zijn, niet altijd bewust, en ook niet altijd met het volle verstand, maar het kan wel zorgen voor problemen waar een ander en zelfs jijzelf slachtoffer van worden.

Het zorgt er ook voor dat anderen veel meer rekening moeten houden met jou, waardoor de lasten en zorgen slecht verdeeld worden, omdat jij onvoldoende aandacht geeft aan zaken, en die zelfs verwaarloost.

Synoniemen van nonchalance zijn: onverschilligheid, ongedwongenheid, nalatigheid, achteloosheid, onoplettendheid, zorgeloosheid, onachtzaamheid, slordigheid, verzuim, onzorgvuldigheid.

Natuurlijk is een zekere vorm van nonchalance ook gezond. Een lichte dosis is zeker welkom! Het zorgt voor evenwicht en relativering, en zolang je er niets of niemand mee schaadt kan het deugddoend zijn.

Maar voor alles is er een plaats en een tijd, en sommige dingen zijn nu eenmaal te belangrijk om er nonchalant mee om te springen: de mensen die van je houden, de natuur die ons zoveel schoonheid schenkt, het milieu dat ons gezond moet houden, de maatschappij waarin we leven en waarin voor ons gezorgd wordt, die ons kennis bijbrengt en welvaart en welzijn.

“Geef om elkaar”, klinkt wat melig, maar het zorgt er wel voor dat iedereen krijgt waar hij of zij recht op heeft. En wees gerust af en toe nonchalant, maar wel nooit met het begrip geven en nemen, want zolang dat in evenwicht is doen we noch onszelf, noch de andere tekort, en blijft het leven voor elk van ons de moeite waard.

Geluid is een stille doder

De kerk van Nieuwerkerken, bij Aalst. Na een klacht van een buurtbewoner luiden de klokken niet meer voor acht uur ’s ochtends.

Waarom zure buren kanaries in de koolmijn zijn

De Standaard – Sarah Vankersschaever – 20.08.2019

In Nieuwerkerken luiden de kerkklokken niet langer om zes uur ’s ochtends. Geluidsoverlast, vond een buurtbewoner. Gevoelig of overgevoelig? ‘Als geluid een groepsprobleem wordt, is dat een teken dat de samenleving te luid wordt.’

‘Ik ken de man niet, maar hij zou net voorbij de kerk wonen. Hoe dan ook, ’t is belachelijk.’ Sofie Wynant (36), uitbaatster van het dorpscafé ‘Bij Sofie’, heeft weinig begrip voor de nieuwkomer in Nieuwerkerken die de klokken deed zwijgen. De kerk gaf tot drie maanden geleden vanaf zes uur ’s ochtends het uur aan. ‘Zo wist de zoon van mijn nicht wanneer hij moest opstaan’, zegt Denise D’Hondt (83), die in een appartement recht tegenover de kerk woont. ‘Ik heb nergens last van. Schrijf dat maar op. De kerk is mijn klok: zo hoor ik wanneer ik ’s middags mijn kleinkind van school moet halen. Of wanneer er iemand gestorven is.’

Voortaan luidt de klok dus pas vanaf acht uur ’s ochtends en in het weekend vanaf negen uur. Francine Van Styvendael (80) woont al haar hele leven in het centrum en vindt het erg dat ene mensch een hele gemeenschap de wet kan dicteren. ‘Als je geen kerkklok kunt verdragen, wat verdraag je dan wél nog?’

De voorbije jaren werden meermaals klachten ingediend tegen kinderdagverblijven, scholen, zwembaden en speelpleinen. Tjeerd Andringa, universitair hoofddocent Auditory Cognition aan de Rijksuniversiteit Groningen, ziet het zo: ‘Los van waar die klachten precies over gaan, hebben ze als rode draad dat de mensen in kwestie geluidsoverlast ervaren. En die klachten nemen toe. Dat wil iets zeggen – aan ons om uit te zoeken wat.’

‘Mensen die vanuit hun living bomen zien, ervaren hun buurt als stiller dan mensen die bij eenzelfde geluids­niveau op beton of huizen kijken’
Dick Botteldooren
Professor omgevingsgeluid Universiteit Gent

Andringa doet dat met behulp van zijn app MoSART, waarmee mensen een geluidsdagboek kunnen bijhouden. ‘De meeste enquêtes over geluidsoverlast worden na de feiten afgenomen, maar we willen weten wat mensen tíjdens de overlast ervaren.’
Die informatie is belangrijk omdat ze Andringa en zijn team helpt te begrijpen waarom een kerkklok door de ene als storend wordt ervaren en door de andere als neutraal of zelfs geruststellend. ‘Overlast zit vooral tussen je oren’, zegt hij. ‘Zelfs als we denken geen aandacht te schenken aan omgevingsgeluid, luistert een deel van onze hersenen actief. Je kunt alleen maar iets negeren als je er geen aandacht aan besteedt. En je weet pas dat je er geen aandacht aan moet besteden omdat in de hersenstam is beslist dat je er niet naar hoeft te luisteren, bijvoorbeeld omdat het in de categorie ongevaarlijk of onbelangrijk valt.’

Precies daar kan het mislopen. Door een negatieve ervaring of door een medische oorzaak kan onze hersenstam het luiden van een klok markeren als een geluid waar je naar moet luisteren. Dat is het moment waarop een geluid zoals een herhaalde tik op je schouder wordt en je uit je concentratie haalt. Het wordt storend en je koppelt het aan een negatieve emotie.

Vicieuze cirkel

‘Overlast zit vooral tussen de oren. Zelfs als we denken geen aandacht te schenken, luistert een deel van ons brein actief’
Tjeerd Andringa
Universitair hoofddocent Auditory Cognition aan de Rijksuniversiteit Groningen

De tijd om gehoorproblemen louter als een medisch probleem te behandelen is daarmee voorbij’, zegt Nicolas Verhaert, oorchirurg in het UZ Leuven en professor aan de KU Leuven. ‘Tot zo’n vier jaar geleden lag de nadruk op medisch advies, maar we merkten dat patiënten daar niet altijd vrede mee namen. Na hun behandeling zochten ze verder naar een oplossing voor hun gehoorprobleem. Ze deden dat soms weinig kritisch en besteedden daar veel geld aan. We beseften dat we in psychologische begeleiding moesten voorzien. Daarom hebben we sinds een paar jaar onder anderen een klinisch psycholoog in ons team.’

Geen overbodige luxe, zegt Verhaert. ‘Alleen al de wanhopige zoektocht naar hulp is problematisch omdat mensen hun gehoorproblemen als een catastrofe zien. Ze worden bang dat ze geen goed leven meer zullen hebben. Precies die angst kan gehoorproblemen zoals tinnitus (oorsuizen, red.) versterken. Een psycholoog helpt de vicieuze cirkel te doorbreken.’

Gehoorproblemen zijn dus vaak een complexe combinatie van medische en psychologische oorzaken. Vooral de psychologie staat op dit domein nog in haar kinderschoenen. Zo bestaat er nog geen oplossing voor het proces dat Tjeerd Andringa zonet beschreef: het is nog niet mogelijk om een geluid te ‘ontstoren’ in de hersenstam. ‘Net zoals bij tinnitus moet je de negatieve emoties bij overlast proberen te doorbreken, anders versterken emotie en geluid elkaar’, zegt Andringa. ‘We geloven dat er een therapie voor ontwikkeld kan worden, want het proces heeft veel weg van hoe trauma’s ontstaan en doorwerken. Maar er is nog veel onderzoek nodig. Ook naar hoe je zoiets praktisch organiseert, want veel mensen zullen het als onrechtvaardig ervaren dat zij therapie moeten volgen, terwijl iemand of iets anders geluidsoverlast veroorzaakt.’

Perceptie

Het zit niet allemaal tussen de oren. ‘Algemeen is geluid de voorbije decennia constanter en langduriger geworden’, vertelt Dick Botteldooren, professor omgevingsgeluid aan UGent. ‘Auto’s, treinen en vliegtuigen bijvoorbeeld, zijn elk apart stiller, maar het zijn er wel meer dan vroeger. Mensen verplaatsen zich bovendien vroeger op de dag en later ’s avonds om file te vermijden.’

‘Als een zone verkeersvrij wordt, zullen individuele geluiden zoals stemmen op een café­terras meer opvallen. In decibels zal het dan stiller zijn, maar niet noodzakelijk in de perceptie van de buurtbewoners.’

Daarmee is een groot woord gevallen: perceptie. Botteldooren wees eerder in deze krant op het effect van imago op onze beleving (DS 29 januari). Onderzoek toonde aan dat mensen zich meer storen aan het lawaai van vliegtuigen dan van treinen, zelfs bij eenzelfde geluidsniveau. Het verschil: de perceptie van milieuvriendelijkheid. Diezelfde logica kan een deel van de verklaring zijn van het resultaat van het vijfde Leefom­gevingsonderzoek: de auto kwam daar als grote verliezer uit de bus, zowel op het vlak van geluids- als geurhinder. De wagen heeft dan ook een milieuonvriendelijker imago gekregen de jongste jaren.

Algemene perceptie, context en individuele psychologie: samen bepalen ze wanneer geluid lawaai wordt. Personen die geluidsoverlast melden in een vingerknip wegzetten als ‘zure buren’ of ‘onverdraagzame klagers’, is daarom te gemakkelijk. Samen zijn die mensen kanaries in de koolmijn, vindt Andringa. ‘Als geluid een groepsprobleem wordt, is dat een teken dat de samenleving te luid wordt. Of op z’n minst niet langer stil genoeg. Dat is een pervers effect van onze geluidsnormen: door alles in normen vast te leggen, geef je als overheid het signaal dat tot een bepaald niveau alles kan. Dus de “lage kwaliteit” juich je toe. Maar de “hoge kwaliteit”, de stilte, krijgt niet diezelfde wettelijke slagkracht. Met als gevolg dat die afneemt.’

En dat is zonde volgens Andringa, want hij gelooft dat als elk huis een stille kant zou hebben, we er allemaal wel mee zouden kunnen leven dat het huis ook een ‘herriekant’ heeft.

Al is dat in de praktijk niet zo eenvoudig, blijkt uit het verhaal van B. J.* (67) uit Oudenburg. Zij woont tussen twee horecazaken. In de ene zaak is het rustig, maar in het andere café wordt vaak tot in de vroege uren gezongen, geroepen en gedanst. ‘Het lawaai is allesoverheersend, het heeft zelfs geen zin om de radio aan te zetten’, zegt B. ‘Mensen vragen me waarom ik niet verhuis Maar dit huis is al generaties in de familie en ik woon hier met mijn chronisch zieke zus. We hebben de middelen niet om in het centrum iets nieuws te zoeken.’

Dempend groendak

Ze wil bovendien helemaal niet klagen. Want ze drinkt zelf ook graag een glas op een terras en ze weet dat als je in het centrum woont, je wel wat moet kunnen verdagen. ‘Maar die muziek … We liggen ’s nachts wakker tot het ­café opgeruimd en dicht is. Het vreet aan je dat iemand zo veel macht heeft over hoe je je thuis voelt en of je kunt slapen. Ik voel me vaak radeloos.’

De oplossing voor geluidsoverlast loert niet om de hoek. Omdat er volgens Botteldooren onvoldoende preventief over wordt nagedacht. ‘Akoestiek is nog altijd geen verplicht vak binnen stedenbouw’, zegt Botteldooren. ‘We hebben jaarlijks twee inschrijvingen, wat aantoont dat studenten er niet in geïnteresseerd zijn. Zonde, want zodra je iets moet doen om de ervaring van mensen met geluid te beïnvloeden, wordt het technisch: je moet weten hoe je moet meten, hoe je een wegdek stiller maakt, hoe je een dempend groendak aanlegt. Maar evengoed moet je weten dat geluid ook psychologie is, want mensen die vanuit hun living struiken of bomen zien, ervaren hun buurt als stiller dan mensen die bij eenzelfde geluids­niveau op beton of huizen kijken.’ Voor Botteldooren is het duidelijk: het wordt tijd dat geluid gezien wordt als een integraal deel van stadsontwikkeling.

Volgens Andringa hoeven we niet te wachten tot het beleid wakker wordt. Een deel van de oplossing ligt in menselijk gedrag. ‘Wederzijds begrip en bereidheid om te zoeken naar een oplossing. Het is niet altijd haalbaar, uiteraard. Maar ik denk aan een dame die moeite had met de luide scooters van een pizzarestaurant in haar buurt. Het restaurant is overgeschakeld op elektrische scooters en het probleem was opgelost. Of ik denk aan de buren van een kroeg die ’s nachts luide feesten organiseerde. De kroeg werd verplicht om te sluiten om middernacht en aanvankelijk hebben ze inderdaad minder feesten verkocht. Maar nadien werden mensen dat gewoon en begonnen ze gewoon vroeger. De overgang was een paar maanden moeilijk, maar uiteindelijk werkte de oplossing voor iedereen. Het gaat erom hoe je een samenleving vorm geeft. En dat moet in de eerste plaats op mensenmaat zijn.’

B.J. wenst anoniem te getuigen. Naam en contactgegevens zijn bekend bij de redactie.

Becky Wijnen en haar man in hun tuin in de Borgerhoutse Weerstandlaan (foto onder). Al ‘honderdduizend keer’ overwogen ze om te verhuizen. Iets verderop (foto boven) werden in de jaren 80 geluidsschermen geplaatst tegen het lawaai van de snelweg, maar die volstaan niet meer. 

Lawaai kan ook een stílle doder zijn

De Standaard – Jef Poppelmonde – 21.08.2019

Ook wie het niet (meer) hoort, wordt langzaam maar zeker ziek van luid omgevingslawaai. ‘Het is een zwaar onderschat probleem.’

Voor wie oordoppen draagt, is de Weerstandlaan in Borgerhout een idyllisch plaatje. Een rustige woonwijk, met keurige voortuintjes, een straat waar kinderen nog spelen en waar de groene boomkruinen vol fluitende vogels zitten. Jammer alleen dat die laatste niet boven het gedonder uitkomen van vracht- en andere wagens over de E313, de snelweg die deze woonwijk dag en nacht in de ban houdt.

Patrick Vermeren (60) en Brun Moonen (58) wonen al 35 jaar in deze straat. ‘Wij zijn zo aan het lawaai gewend dat we het bijna niet meer horen’, zeggen ze met verheven stem, bijna roepend, om boven het geraas uit te komen. We staan in hun achtertuin en onze decibelmeter wijst een gemiddeld niveau van 67 decibel aan. En dat op een rustige maandagnamiddag buiten de spits. Door de boomkruinen zie je de geluidsbron over de snelweg schuiven.

Met open ramen slapen durven Patrick en Brun niet, ‘want al om vier uur ’s ochtends beginnen de file en het getoeter’. Maar ze zitten tijdens de zomer wel hele dagen buiten in de tuin. ‘Dat laten we er niet voor. Dat lawaai went, echt waar’, antwoorden ze op onze verbaasde blik. ‘Het is pas als bezoekers er ons op wijzen, of als we in een rustige buurt met vakantie zijn, dat we er nog eens stil bij staan.’

Als een wekker

‘Ieder jaar zijn er op festivals mensen die klaplongen krijgen. Dat zijn vooral lange, smalle mannen, op wier organen de impact van de vibraties het grootst is’
Bart Vinck
Professor UGent, wereldautoriteit in audiologie

Stil, dat is het hier nooit. Bij de laatste metingen, gedurende twee weken in 2012, werd hier in de Tuinwijk een gemiddeld geluidsniveau van 68 decibel vastgesteld – overdag en ’s nachts gecombineerd. Pieken waren er tot wel 80 decibel, een niveau dat vergelijkbaar is met een rinkelende telefoon, een wekker of een deurbel, maar dan zonder dat iemand hem opneemt, afklopt of de deur openmaakt.

Daarmee zijn de bewoners van de Tuinwijk niet alleen. In de Antwerpse agglomeratie zijn, volgens de meest recente metingen van de stad uit 2016, ruim 142.000 inwoners blootgesteld aan gemiddelde geluidsniveaus van meer dan 55 decibel. Ruim 45.000 mensen moeten zelfs meer dan 70 decibel verduren. Dat lawaai is bijna uitsluitend van het wegverkeer afkomstig, en in heel beperkte mate van het spoor. In Gent en Brussel is de situatie niet beter, tonen geluidsrapporten die door de steden zelf werden opgesteld (zie grafiek).

Maar ook buiten de grote agglomeraties, in de Vlaamse lint­bebouwing en langs snel- en gewestwegen, zijn vergelijkbare geluidsniveaus verre van uitzonderlijk. Honderdduizenden Vlamingen zijn aan schadelijk lawaai onderhevig.

Hartinfarct

Want schadelijk is het. Geluid is volgens de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie ‘te’ luid vanaf een gemiddelde van 53 decibel per 24 uur. Daar ligt de ‘gezonde’ grens.

Vanaf dat niveau van blootstelling ervaart het menselijke lichaam dat geluid als een oncomfortabele situatie, waartegen het zich moet verdedigen. Een vluchtreflex zet zich in gang: de bloeddruk stijgt, het lichaam gaat meer adrenaline oppompen, de hartslag neemt toe. Er komen stresshormonen vrij. Wie zich vaak in zo’n luide omgeving bevindt – laat staan wie erin woont en slaapt – ziet het risico op hart- en vaatziekten stijgen. En zo ook de kans op een hartinfarct.

Bij die honderdduizenden Vlamingen en Brusselaars die gemiddeld aan meer dan 53 decibel per dag zijn blootgesteld, zijn er velen zoals Patrick en Brun uit de Weerstandlaan – die zeggen dat zij daar ‘tegen kunnen’. Lawaai went, het leven gaat door. Maar waar beleving van geluid iets subjectiefs is, is de impact ervan op het lichaam dat niet.

Ook wie het al niet meer merkt, zal langzaam maar zeker ziek worden door (te) luid verkeerslawaai. ‘Ons lichaam is een sensor die alles oppikt, ook al zien of horen we dat niet’, zegt Bart Vinck, professor aan de Universiteit van Gent, wereldautoriteit in de audiologie en tot voor kort hoofdarts in het UZ van Gent. Daar behandelde hij vooral patiënten met tinnitus, of oorsuizingen. Maar die kunnen pas optreden bij blootstelling aan meer dan 75 decibel. Ze maken ook slechts een kleine fractie uit van de medische impact van geluid.

Varkenslongen scheuren

‘De meest schadelijke gevolgen worden zelfs veroorzaakt door tonen die we niet horen’, zegt Vinck. Hij doelt op geluiden met een frequentie van minder dan 20 hertz, die ook door verkeer uitgestoten worden. Ze zijn met het menselijke gehoor niet waarneembaar, maar bevatten de zwaarste trillingen. En het zijn die trillingen, die iedereen kent die weleens voor een zware luidspreker staat, die ziek maken. Ze hebben directe impact op het hart, de bloedvaten en zelfs de longen.

‘Ieder jaar zijn er op festivals mensen die klaplongen krijgen. Dat zijn vooral lange, smalle mannen, op wier organen de impact van de vibraties het grootst is. Geluid kan de longen van een varken doormidden scheuren’, illustreert Vinck de kracht van (onhoorbaar) geluid.

Of we het lawaai nu waar­nemen of niet, de verborgen effecten ervan zijn even groot. Gevolg: ’s nachts zijn ze even groot als overdag. ‘En dan komen daar nog de gevolgen bij van verstoorde nachtrust, zoals vermoeidheid, stress, afname van de weerstand tegen ziekte, of – op langere termijn – diabetes.’ Dat is waarom de normen die de WHO maar ook Vlaanderen voor geluid opleggen, ’s nachts strenger zijn dan overdag. Maar nog voldoen ze volgens Vinck niet.

De ‘extra-auditieve’ effecten van geluid zijn een zwaar onderschat probleem, zegt hij. ‘De criteria die we gebruiken om geluid te meten, die waar onze wetgeving op is afgestemd, worden altijd in decibels uitgedrukt. Die maatstaf zegt veel, maar niet alles. Hij houdt geen rekening met de frequentie van geluid, met de hoeveelheid trillingen erin aanwezig. Soms zie je mensen ziek worden van geluid. Als ze klagen, komen er metingen, en die tonen dan dat de decibelnorm niet overschreden is, waarna er niets verandert.’

‘Daar moet dringend iets aan gedaan worden. Het is goed dat er overal oordoppen uitgedeeld worden en dat er wordt ingezet op isolatie van huizen, maar die houden de trillingen niet of onvoldoende tegen. Ze voorkomen gehoorschade, maar ze doen niets af aan alle andere gevaarlijke effecten van geluid. Daartegen helpt het lawaai verminderen bij de bron – meestal dus bij het verkeer.’

Slapen met oordoppen

Becky Wijnen (49) uit de Weerstandlaan is ervan overtuigd dat zij en haar familie ‘rustiger’ zouden zijn, als ze zonder snelweg in hun achtertuin zouden wonen. ‘Elke dag opnieuw sta ik daarbij stil’, vertelt ze. Al ‘honderdduizend keer’ overwoog ze om te verhuizen, zucht ze op de stoep voor haar woning. ‘Wij wonen hier graag. Kinderen kunnen op de straat spelen. Maar dat lawaai is een enorme bron van stress.’ In tegenstelling tot hun buren ‘kunnen wij niet in de achtertuin zitten’.

Maar zo vervelend ze dat geluid overdag vindt, zo weinig trekt Wijnen er zich ’s nachts dan weer van aan. ‘Wij slapen altijd met onze ramen open, ik word er niet wakker van’, zegt ze. ‘Niet veel buren kunnen dat. Wij in het begin ook niet, maar het went.’ Al geldt dat niet voor het hele gezin: ‘Eén van mijn dochters slaapt altijd met oordoppen in.’

Ze maakt zich weleens zorgen, zegt Wijnen. Zeker sinds een van haar buren, verderop in de straat, verhuisde nadat hij door een hartaanval getroffen was. ‘Zijn dokter zei dat hij onmiddellijk moest ophouden met roken en stress moest vermijden. Maar die man had nog nooit gerookt en had ook geen stress. Toen hij vertelde waar hij woonde en over de snelweg in zijn tuin, zei die dokter: “Als u graag ouder wil worden, zou ik snel verhuizen.” En dat deed hij.’

Voor Ceelke Van Nuffelen (links), Nora Larosse (midden) en Mustafa Körükçü (rechts) is ‘normaal’ mét muziek in de oren.

‘Met muziek in mijn oren, zit ik in mijn eigen wereld’

De Standaard – Maxie Eckert – 22.08.2019

De tieners en twintigers zijn opgegroeid met mp3’s en iPods. Kunnen ze niet meer zonder? Mag het nooit meer stil zijn? Drie jongeren vertellen waarom ze zo gehecht zijn aan hun koptelefoon of oortjes.

Annick Gilles, professor audiologie (UZA/UAntwerpen)
‘Het oor kan recupereren, maar de schade bouwt wel op’

Als ze door het bos aan het joggen is, ze even stopt en haar koptelefoon afzet, denkt Nora Larosse wel eens: ‘wow, wat je hier allemaal kan horen.’ De wind, de bomen, de bladeren. ‘En ik mis het allemaal.’

De 22-jarige studente is een van die vele jongeren die je op straat ziet met hun koptelefoon of hun oortjes. In de tram, op de fiets, wachtend aan het kruispunt. Veel tieners en twintigers van vandaag kunnen zich niet meer herinneren hoe het ooit geweest is zonder mp3-spelers en iPods.

Met muziek op gaat het allemaal sneller vooruit, vertelt Nora, zoals bij het sporten. Het is een van de redenen dat ze vaak haar koptelefoon draagt. Ook al mist ze dan soms iets dat ze niet had verwacht, maar dat wel mooi is. Zoals de geluiden in het bos of een grappig gesprek dat andere reizigers op de trein voeren.

‘Soms wil ik met de koptelefoon ook het signaal geven dat ik rust wil. Dat klinkt misschien asociaal. Maar we sluiten ons toch allemaal af van onze omgeving? Iedereen zit toch de hele tijd naar zijn smartphone te kijken?’
Nora Larosse
Studente

Net als Nora heeft Mustafa Körükçü (24), die als schoonmaker in een jongerencentrum in Antwerpen werkt, altijd muziek in de oren als hij onderweg is. ‘Per dag kom ik gemiddeld wel aan 3,5 uur met oortjes. Met de muziek zit ik in mijn eigen wereld, ik kan in gedachten verdwalen en heb geen last van toeterende auto’s, mensen die luid praten of ander stadslawaai. De muziek moet daarvoor natuurlijk wel voldoende luid staan.’
Ook voor Ceelke Van Nuffelen (25) is muziek via de koptelefoon een manier om te ontsnappen. Naar haar job bij het jongeren­persagentschap StampMedia in Antwerpen-Noord neemt ze de fiets – altijd met muziek. ‘De weg naar het werk is routine, maar als ik mijn koptelefoon opzet en naar Beyoncé luister, begin ik te dromen. Hoe het zou zijn om met haar op het podium te staan, bijvoorbeeld. Of ik denk er bij een nummer aan hoe het later op mijn trouwfeest gespeeld zou worden.’ (lacht) ‘Je duikt weg in een andere wereld.’

Zoals een hoed afzetten

Bij haar ouders thuis kan Ceelke de vogels horen fluiten. Daar heeft ze minder behoefte om altijd muziek op te zetten. Ook Mustafa heeft regelmatig zo’n moment dat het voor hem loont om zijn oortjes weg te steken: als hij de waterbus over de Schelde neemt. ‘Het geluid van de motor, het water en de meeuwen, daar kan ik echt van genieten. Het geeft rust. Maar in de stad gaan de oortjes weer in en de muziek weer aan.’

‘Normaal’, dat is voor alle drie mét muziek in de oren. Ja, ze sluiten zich bewust af van de omgeving en van andere mensen als ze onderweg zijn, zeggen ze. ‘Als ik in de trein iets laat vallen, moeten mensen me echt aantikken om me erop te wijzen’, vertelt Nora.
‘Als je geen koptelefoon op hebt, knopen anderen gemakkelijker een gesprek met je aan. Maar soms is het gewoon fijn om in je eigen wereld te zitten en wil ik met de koptelefoon ook het signaal geven dat ik rust wil. Dat klinkt misschien asociaal. Maar we sluiten ons toch allemaal af van onze omgeving? Iedereen zit toch de hele tijd naar zijn smartphone te kijken?’

Je hoofdtelefoon af- en de muziek uitzetten als toch iemand tegen je begint te praten, vinden ze alle drie normaal. Mustafa noemt het een nieuwe vorm van hoffelijkheid. ‘Zoals mannen vroeger hun hoed afzetten voor anderen.’

Beyoncé op 82 decibel

Hun muziek staat eigenlijk altijd luid, zeggen de drie twintigers. ‘Ik probeer er wel op te letten dat ik het volume niet altijd op het maximum zet. Om mijn oren te beschermen’, aldus Nora.

Ook Ceelke probeert daarop te letten. Tijdens ons gesprek meten we hoeveel decibel uit haar koptelefoon komt. Als ze haar iPod op z’n luidst zet, haalt Beyoncé tussen 78 tot 82 decibel, vergelijkbaar met de geluidsintensiteit van een drukke verkeersweg of een voorbijrazende trein. Behoorlijk luid, beseft de jonge vrouw. ‘Maar alleen als ik luid naar muziek luister, pik ik er iets van op. Ook al heb ik al zo vaak naar hetzelfde nummer geluisterd. Ik hoor telkens weer iets nieuws, bijvoorbeeld in de baslijn. Of ik merk een harmonie op. Het is ook gewoon fijn om muziek luid te beluisteren. Je voelt de bassen en de trillingen. Dat doet iets met je.’

Dat luide muziek zo’n aantrekkingskracht heeft op mensen, legde muziekpsycholoog Mark Reybrouck (KU Leuven) eerder deze zomer uit (DS 16 juli). Vanaf 96 decibel – een geluidsniveau dat al schadelijk is voor je gehoor – worden de oren en het evenwichtszintuig zodanig geprikkeld dat luide muziek dezelfde sensatie geeft als in een schommelstoel zitten of gewiegd worden. ‘Dat vinden mensen aangenaam’, aldus de Leuvense onderzoeker.

Tinnitus

Ceelke maakt zich wel zorgen dat haar oren blijvend schade zouden kunnen oplopen door luide muziek. ‘Want muziek is belangrijk voor me. Ik zing in een ensemble – we spelen nummers van David Bowie en Marvin Gaye – het zou vreselijk zijn als ik minder goed zou kunnen horen of een tinnitus zou hebben.’

Net als Nora kent Ceelke een aantal mensen dat door luide muziek een tinnitus heeft opgelopen. Ceelke heeft ook al eens zelf oorsuizingen gehad na een concert. ‘Bij optredens is de muziek soms niet goed afgesteld of de optredende bands zijn niet ideaal voor de zalen waar ze optreden. Ik herinner me een concert van Queens of the Stone Age waar de muziek zo luid stond dat je zelfs de details ervan niet meer kon horen. Het was een muur van geluid die op ons afkwam. Ik had wel oordoppen bij, maar ik heb die niet gedragen. Dat doe ik eigenlijk nooit.’

Na dat concert heeft Ceelke haar oren een paar dagen rust gegund om het niet erger te maken.

Nora vertelt dat ze altijd oordoppen bij heeft als ze op een festival is. Ze draagt die ook ‘wanneer het echt te luid wordt’.

De muziek op Werchter haalde deze zomer volgens de decibelmeter op de gsm van Nora tot 98,6 decibel. ‘Dat was aan de main stage. Ik had eigenlijk niet het gevoel dat de muziek echt luid was. Hoewel, ik moest roepen tegen mijn vrienden. Maar het voelde niet te luid. Misschien omdat het concert buiten was?’

Muziek in het verkeer

Los van hun oren: hebben de jongeren geen schrik dat hen iets overkomt als ze hun koptelefoon dragen, bijvoorbeeld doordat ze een auto niet zouden horen?

Mustafa zegt dat hij om die reden nooit op de fiets naar muziek luistert. Ceelke en Nora doen dat wel. Ceelke zet op de fiets de muziek niet op de luidste stand om niet te veel te missen van wat er om haar heen gebeurt, al komt er ook dan nog wel 64 tot 69 decibel uit haar hoofdtelefoon. ‘Ik hoor de auto’s er wel doorheen. Maar toegegeven, af en toe luister ik op de fiets té geconcentreerd naar muziek. Dan let ik minder goed op.’
Nora zegt dat ze wel weet dat het veiliger is om helemaal niet naar muziek te luisteren bij het fietsen. ‘Maar ik denk dat ik eerst iets serieus moet meemaken voor ik het echt besef.’

Annick Gilles, professor audiologie (UZA/UAntwerpen)
‘Het oor kan recupereren, maar de schade bouwt wel op’

Is het schadelijk om de hele dag een koptelefoon te dragen en naar muziek te luisteren?

‘Nee, in principe is dat geen probleem voor je oren. Het wordt wel een risico als je naar luide muziek luistert. Daarmee bedoel ik: in het hoogste kwart van de volumecapaciteit van je smartphone of mp3-speler. Per dag mag je maximaal een halfuur tot een uur naar zo’n luide muziek luisteren. Helaas doet een groot deel van de jongeren dat langer.’

Hoeveel jongeren hebben gehoorschade, uitgelokt door luide muziek?

‘Uit ons onderzoek bij 5.000 Vlaamse jongeren blijkt dat ongeveer 15 tot 20 procent van de jongeren gehoorschade heeft, en de belangrijkste oorzaak is luide muziek op concerten, via de koptelefoon of een combinatie ervan. De meeste klachten gaan over tinnitus of oorsuizen. De jongeren horen dan geluiden zoals geruis, een constante piep, gebonk of gekrekel.’

‘Er bestaat geen middel tegen tinnitus, want de haarcellen in het binnenoor zijn permanent beschadigd. De therapie richt zich er veeleer op dat je ermee leert leven. De psychologische gevolgen zijn niet min: wie tinnitus heeft, kan zich vaak moeilijk concentreren door het oorsuizen, krijgt slaapproblemen en is geïrriteerd door het geluid.’

‘Als je na een concert of feestje gepiep hoort, is dat een alarmsignaal. De haarcellen in het binnenoor kunnen dan wel recupereren en het oorsuizen stopt. Maar er blijft wel een schade achter en die bouwt op naarmate je vaker bent blootgesteld aan lawaai.’

Is de regelgeving rond het volume op concerten en festivals streng genoeg?

‘De wetgeving is een evenwicht tussen de bescherming en de beleving van bezoekers. Op een festivalweide produceren duizenden mensen zelf al veel lawaai en de muziek moet voldoende power hebben om erbovenuit te komen. De wetgeving is er om extremen tegen te gaan. Organisatoren zijn verplicht om gehoorbescherming aan te bieden. Er ligt dus ook een bepaalde verantwoordelijkheid bij de concertgangers om deze dan ook te dragen.’

Sommige mensen dragen niet graag oordoppen.

‘De universele oordoppen zitten niet bij iedereen goed en je hebt een risico op lekkage als ze niet goed zitten. De oordoppen die je op maat kan laten maken, sluiten wel heel goed af. En ze dempen het geluid zonder de muziek te vervormen. Maar oordoppen op maat laten maken, is niet goedkoop. Een paar kost tussen 100 en 150 euro.’

Helpt het om jongeren ervoor te waarschuwen dat luide muziek schadelijk is?

‘Ja. Uit ons onderzoek blijkt dat de jongeren die in aanraking zijn gekomen met campagnes rond gehoorschade, veel vaker de intentie hebben om hun oren te beschermen. Het effectief gebruik van gehoorbescherming stijgt wel maar van 3 à 5 procent naar 15 procent bij degenen die de campagne kennen. Dat zou nog meer mogen zijn.’

Ook in Grimminge, in het stiltegebied Dender-Marke, valt niet te ontkomen aan geluid, van de natuur en landbouw bijvoorbeeld.

Een soort van stilte

De Standaard – Sarah Vankersschaever – 23.08.2018

Het zijn harde tijden voor stiltezoekers. Wie zich stoort aan geluid of lijdt onder lawaai, moet goed zoeken om een rustige plek te vinden. Toch is stilte meer dan de afwezigheid van geluid.

‘Stilte is een toestand dat er weinig of geen geluid wordt gehoord of gemaakt en dat er weinig of niet gesproken wordt.’ Zo eenvoudig als het in Van Dale staat, zo moeilijk is het daarbuiten. Want de offerte voor een geluidsdichte eenpersoonsbunker met een heel stille koffiezet viel toch wat tegen.

Stilte is meer dan de afwezigheid van geluid. Het is in de eerste plaats een toestand die ruimte laat om na te denken, voor reflectie zonder afleiding. Dat is geen luxe maar noodzaak, vindt filosoof Johan Braeckman (UGent). ‘Stilte heeft veel betekenissen. Ze kan laf zijn, zoals wanneer niemand luidkeels protesteert wanneer het nodig is. Ze kan bedreigend zijn, zoals een zwijgzaam horrorpersonage in een roman van Stephen King. Maar op haar best is ze van levensbelang. Ze geeft betekenis aan wat waardevol is, zoals interpunctie een reeks woorden zinvol maakt.’

We hebben momenten van stilte nodig. Alleen beleeft iedereen die anders. Dus zoeken we niet allemaal naar hetzelfde als we zeggen dat we zoeken naar stilte.

Temperatuur

‘Stilte dreigt stilaan een luxeproduct te worden en daar moeten we van af. Stilte is van niemand en van iedereen’
Dirk Sturtewagen
Burgerbeweging ‘Waerbeke’

Vlaanderen telt tien stilte­gebieden. Als nonchalante kruimels liggen ze over het land verspreid, akoestisch waardevolle bubbels te midden van het woelen en ruisen van alledag. Toch haast de website van het Departement Omgeving zich om te zeggen dat het in een stiltegebied niet muisstil is. Het zijn gebieden met een ‘aangenaam geheel van geluiden. In een landelijke omgeving overheersen natuurlijke geluiden, afkomstig van zowel fauna als flora. Ook geluiden afkomstig van bewoners, bezoekers, landbouw en natuur- of bosbeheer maken deel uit van het geluidsklimaat in een landelijk stiltegebied.’ En evengoed: ‘In een stedelijke omgeving zal een mengeling van menselijke en natuurlijke geluiden de aantrekkelijkheid bepalen.’

Stilte is een klimaat, een sfeer. Een toestand dus. Dat we die toestand allemaal anders waarderen, kun je nog het best vergelijken met temperatuur: zoals 21 graden Celsius aangenaam is voor de een en te warm voor de ander, zal een plek voor de een stil genoeg zijn en voor de ander te luid.

Dick Botteldooren (professor omgevingsgeluid aan UGent) en zijn team onderzochten welke betekenis mensen aan rust geven. In acht Antwerpse stadsparken bevroegen ze in totaal 660 bezoekers. ‘Voor de overgrote meerderheid van mensen heeft rust een sociaal kantje’, zegt Botteldooren. ‘Geluiden van andere mensen storen met andere woorden niet. Maar voor 18 procent van de bevraagden vereist een rustige omgeving absolute stilte. De overige 8 procent associeert rust met het horen van natuurlijke geluiden. Die laatste groep was in onze studie kleiner dan wat je in de literatuur vindt.’

Associeer je rust met natuurlijke geluiden, dan zal een haagschaar je sneller storen, omdat het een geluid is dat je niet verwacht

Tot welke groep je behoort en wat je dus als rustig ervaart, heeft bovendien invloed op welke geluiden je hoort en onthoudt. Associeer je rust bijvoorbeeld met natuurlijke geluiden, dan zal een occasionele haagschaar je sneller storen, omdat het een geluid is dat je niet verwacht. En we weten allemaal: hoe meer je verwacht, hoe minder je doorgaans krijgt waarop je hoopt.

Doodstil

In het dorpje Grimminge, pal in het stiltegebied Dender-Marke in de regio rond Aalst, zeurt een haagschaar. Verderop blaft een hond en iemand herstelt een dak en heeft daar duidelijk een hamer voor nodig. Het paar Marc Tresignie (64) en Danny Mertens (65) wandelt er onverstoord overheen. Zelf wonen ze verderop in Galmaarden en al van kinds af aan zijn ze ondergedompeld in een wereld zonder ruis. ‘Vroeger voelde de stilte normaal omdat iedereen een huisje met een tuintje had en dus rust vond’, herinnert Danny Mertens zich. ‘Maar omdat onze samenleving zich veel bewuster is geworden van de waarde van stilte, zijn we die zelf ook als minder evident gaan zien. Onze kleinkinderen wijzen ons er vaak op dat we op een plek wonen die we moeten koesteren.’

‘Het is stil, maar eigenlijk ben ik altijd aan het luisteren’, zegt Marc Tresignie. Om zijn hals hangt een verrekijker: als vogelaar wil hij elke snavel gezien en gehoord hebben. ‘Ooit was ik in een bos in Frankrijk mijn boterhammen aan het opeten toen het écht stil werd. Er waren zelfs geen zingende vogels. Ik ben snel doorgewandeld. Sindsdien weet ik dat absolute stilte bedreigend kan voelen en ben ik blij dat ik af en toe een tractor hoor.’

Dreigend stil wordt het voorlopig niet in Vlaanderen. We wonen in een van de meest drukke zones van Europa. ‘We kleuren rood op de akoestische kaart’, zegt Dirk Sturtewagen. ‘Geen wonder dus dat de roep om stilte hier luid klinkt.’ Zelf ligt hij aan de basis van de sociaal-culturele burger­beweging ‘Waerbeke’, die ijvert voor stilte, rust en ruimte in Vlaanderen en Brussel.

‘Het is belangrijk dat er voldoende stiltegebieden zijn, anders worden die paar plekken misschien overspoeld door stiltezoekers’, zegt Sturtewagen. ‘Waardoor zo’n gebied natuurlijk zijn doel voorbij zou schieten.’

Maar ook: stilte is niet louter een kwestie van akoestiek. ‘We werken zowel rond buitenruimte als rond innerlijke ruimte’, zegt Dirk Sturtewagen. ‘Iemand die op zoek gaat naar stilte, is op zoek naar een bron van welbevinden. Door in te zetten op een cultuur van verstilling, willen we maken dat mensen die balans van rust en stilte met zich kunnen meenemen, waar ze zich ook bevinden.’

Want stilte mag geen luxe­product van de elite worden. ‘Dat dreigt het stilaan wel te worden, maar daar moeten we van af. Stilte is van niemand en van iedereen.’

Buren

Over het pad langs de Dender wandelt een grote hond met een dertiger aan de leiband. Omdat het dorp klein is en sommige mensen kleinzerig, wil hij zijn naam niet in de krant. Want dat een groep inwoners de rij honderd­jarige knotwilgen verderop wil vellen omdat hun wortels een stuk fietspad hobbelig maken, daar kan zijn verstand niet bij. Grimminge is dan wel stil en rustig, maar daarom niet per se vredig.

‘Sinds ik hier jaren geleden ben komen wonen, ben ik veel rustiger geworden en ervaar ik minder stress’, vertelt hij. ‘Ik ben opgegroeid naast een drukke ringweg en heb nadien vijftien jaar in het centrum van Gent gewoond. Maar ik had ’t gehad. Ik wilde rust en die vind ik hier. Als ik nu een namiddag in de stad doorbreng, moet ik er na een paar uur weg. Te druk, te veel lawaai.’

Natuurlijk ergert hij zich ook wel eens aan zijn buurman die de muziek te luid zet, maar die verdraagt dan weer zijn hond. ‘Soms ligt de rusteloosheid gewoon aan mezelf. Andere stoorzenders heb je niet in de hand. Zoals de vliegtuigen naar Zaventem die hier soms om het halfuur overvliegen. Die trekken er zich niets van aan dat dit een stiltegebied is. Integendeel, hoe minder inwoners, hoe minder kans op klagers.’
Of hij in dit stiltegebied oud wil worden? ‘We denken erover na om te verhuizen’, geeft hij toe. ‘Het raakt hier almaar meer verkaveld. De zoektocht naar stilte zal waarschijnlijk nooit helemaal stoppen.’

U vindt de stiltegebieden op
www.stiltegebieden.be
www.waerbeke.be

reactie

‘Stilte is een bewuste keuze’

Als radiopresentatrice bij Studio Brussel leeft Linde Merckpoel van geluid. Vorig jaar ging ze tijdens De Warmste Week de uitdaging aan om een week lang te zwijgen.
‘Ik apprecieer de stilte hoe langer hoe meer’, zegt Merckpoel. ‘Als kind en als tiener vond ik die momenten raar en zelfs ongemakkelijk, maar gaandeweg groeit het verlangen ernaar. Misschien gaat dat wel samen met volwassen worden. En met de nood om je drukke job en de luide samenleving te compenseren. Als kind ben je je daar niet zo bewust van, dan ben je zelf druk.’

‘Mijn ouders wonen in Zuid-Frankrijk en als ze nog eens in Vlaanderen zijn, zegt mijn moeder vaak hoe luid ze het hier vindt. Ze moet daar echt opnieuw aan wennen. Ik begrijp dat, want omgekeerd moet ik bij hen in Zuid-Frankrijk wennen aan de stilte. Het doet me denken aan de Inuit die verschillende types wit kunnen onderscheiden: ongetwijfeld bestaat zoiets ook voor stilte. Je hebt er gradaties in.’

‘Ik vind stilte en rust een bewuste keuze. Impulsen komen ongevraagd op je af en wil je die tegenhouden, dan moet je zelf een scherm optrekken. Ik ga bijvoorbeeld vaak dj’en en op weg naar huis, ’s nachts, verdraag ik geen muziek meer. Zelfs Klara is dan de prikkel te veel. Dus rij ik in stilte en voel ik hoe zoiets fysiek deugd kan doen. Het is een zintuiglijk genieten van stilte.’

Linde Merckpoel, radiopresentatrice

Stilte

Stil
Stiller
Stilst.

Micheline Baetens, 23.06.2012